Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 06/12/2012
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid op school
- 265 (2012-2013)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, collegas, naar aanleiding van het ongeluk dat onlangs gebeurde in het schoolpark van het instituut Horteco te Vilvoorde, dringen zich vragen op over de aansprakelijkheid van scholen, leerkrachten en leerlingen bij bepaalde werkzaamheden.
Iemand technische en praktische vaardigheden aanleren, kan enkel als men werkt met de toestellen en materialen die daarvoor nodig zijn. Leerlingen moeten er op een efficiënte en vooral veilige manier mee leren omgaan, en de leraar moet die vorming sturen. Verzekeringsmaatschappijen stellen dat de leraar moet handelen als een goede huisvader maar wat daaronder verstaan moet worden, is niet steeds even duidelijk. Enkel verwijzen naar artikel 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek is niet altijd even duidelijk.
Minister, hoe moet een school de verantwoordelijkheid van de leerkracht in het handelen als goede huisvader opvatten? De gewenste handelwijze uitschrijven in een protocol per praktijkhandeling is onmogelijk. Er is een verschil tussen initiatielessen en lessen waarin de leerling zijn kunnen perfectioneert of traint, en er is een verschil naargelang de leeftijd van de leerlingen. Het is evident dat er een groot verschil is tussen wat 14-jarigen en leerlingen in een zevende beroepsjaar moeten kennen en kunnen. Het lijkt vanzelfsprekend dat een leerkracht aanwezig is op de plaats van de praktijkoefening, maar zelfs daar kan betwisting over rijzen. Enkele voorbeelden: als in een atelier gewerkt wordt met verschillende machines, kan de leerkracht niet elke handeling op elke machine even nauwkeurig volgen. In een labo kan de leerkracht niet bij alle proefnemende leerlingen even dichtbij zijn om de werkzaamheden te volgen. Als verschillende leerlingen met de tractor werken, kan de leerkracht niet met elke tractor meerijden.
Zijn leerlingen, leerkrachten en school hoe dan ook verzekerd voor mogelijke ongevallen tijdens praktijklessen?
Moet een school bijkomende maatregelen nemen voor praktijkoefeningen op stageplaatsen buiten de school? Ik denk aan werkplekleerlingen en aan stages. Wat moet men op stages verstaan onder toezicht? Hoe ziet men hier het handelen als goede huisvader?
Minister, welke visie wilt u ontwikkelen over verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid en de tendens naar inclusiever onderwijs? In het buitengewoon secundair onderwijs is de omkadering ruimer dan in het beroepsonderwijs, en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid liggen anders bij sommige leerlingen met een karakteriële eigenaardigheid of een beperking.
Worden via de jaarverslagen van de comités voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) gegevens verzameld over het totaal aantal incidenten en ongevallen tijdens praktijklessen op school? Zo ja, is er een evolutie merkbaar? Leiden incidentbesprekingen op de CPBWs tot aanpassing van de veiligheidsreglementen op school?
De heer Boudewijn Bouckaert : Als jurist vind ik dat een interessante problematiek.
Als ik het goed voorheb, zijn scholen en onderwijsinstellingen onderhevig aan de samengestelde aansprakelijkheid. Als een kind iets misdoet, dan is de school verantwoordelijk. Als een leerkracht iets misdoet, is de school ook aansprakelijk omdat de werkgever aansprakelijk is voor de fouten van zijn werknemers. Men laat het daar niet bij en alle scholen nemen een verzekering.
De initiële aansprakelijkheid voor de burgerlijke rechtbank wordt inderdaad beslist op basis van het foutcriterium de goede huisvader. Men moet gemiddelde zorg betonen en men drukt dat uit als goede huisvader. In de polissen van de verzekeringen geldt meestal een andere regeling: als men door de rechtbank schuldig wordt bevonden omdat men niet heeft gehandeld als een goede huisvader, dan neemt de verzekering dat over, tenzij in extreme gevallen en dan hangt een beetje af van de polis waar er sprake is van een opzet of een grove fout. De verzekering stelt dan een regresvordering in. Dan begrijp ik ook niet goed waarom het criterium van handelen als een goed huisvader hier primordiaal naar de leraar wordt toegeschoven. Normaal neemt de verzekering dat op zich, en is er maar sprake van het zelf betalen in zeer uitzonderlijke omstandigheden. Ik zou daar ook graag een antwoord op krijgen van de minister.
Minister Pascal Smet : Het schoolbestuur dient rekening te houden met de risicos in de school. Aan de hand van een risicoanalyse ziet het schoolbestuur erop toe dat de nodige preventiemaatregelen worden genomen. Indien er toch een ernstig incident plaatsvindt, dan is het de rechtbank die oordeelt of de genomen voorzorgsmaatregelen volstonden. Bij betwisting zal de rechter rekening houden met de concrete omstandigheden. Ook de leeftijd van de leerlingen zal door de rechter mee in rekening worden gebracht. Het is daarom moeilijk om hierover in algemene zin een uitspraak te doen.
Omdat ik het echter wel noodzakelijk acht om hierover de nodige informatie te verstrekken heb ik samen met het Provinciaal Comité voor de bevordering van de arbeid Vlaams-Brabant op 8 november 2012 een studiemiddag georganiseerd te Asse. Deze studiedag behandelde het thema: Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in het onderwijs, en werd speciaal voor schoolbesturen georganiseerd. Tijdens deze studiedag werden toelichtingen gegeven door het departement Onderwijs en Vorming, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) en een specialist van de Universiteit Antwerpen in aansprakelijkheidsrecht.
Scholen hebben geen volledige verzekeringsplicht. Toch hebben ze in de praktijk meestal een gecombineerde polis, waarbij burgerlijke aansprakelijkheid, ongevallen en rechtsbijstand van leraren en leerlingen verzekerd zijn. Het is aan het schoolbestuur hier actie te ondernemen. Zij zijn als werkgever verantwoordelijk voor het afsluiten van verzekeringen, zowel voor het personeel als voor de leerlingen. Ook in de Welzijnswet zijn leerlingen die een vorm van arbeid verrichten in het kader van hun opleiding, gelijkgestelde werknemers. Het is voor een school van het grootste belang om op een zorgvuldige manier de stageplaatsen voor hun leerlingen te kiezen. Het schoolbestuur moet ervoor zorgen dat men de risicos kent op de stageplaats door bijvoorbeeld een bezoek te brengen aan het bedrijf waar de stage wordt aangeboden. Ook hier is het van belang de risicos te inventariseren en de nodige maatregelen te nemen.
Ik kan in dat verband verwijzen naar de richtlijnen werkplekleren, die ik uitgaf in samenwerking met mijn federale collega Monica De Coninck, van de FOD WASO. Hier worden handvatten aangereikt voor het goed organiseren van werkplekleren. In deze richtlijnen worden ook de aandachtspunten in verband met uw vraag behandeld, mijnheer De Meyer. De leerlingen zijn, tijdens het werkplekleren, verzekerd via de verzekering van de onderwijsinstelling. De onderwijsinstelling dient daarbij, indien nodig, in een polisuitbreiding te voorzien die ook de risicos dekt die voortvloeien uit onbekwaamheid, gebrek aan ervaring of nalatigheid van haar leerlingen, die zich zouden uiten onder de vorm van lichamelijke of materiële schade. Het schoolbestuur van een school voor buitengewoon onderwijs of voor gewoon onderwijs dient altijd rekening te houden met de risicos in de school. De risicoanalyse is een belangrijk element hierbij om al dan niet de nodige preventiemaatregelen te nemen. Indien er toch een ernstig incident plaatsvindt en dit bevestigt de redenering die de voorzitter heeft gehouden , dan is het de rechtbank die oordeelt of de genomen voorzorgsmaatregelen volstonden. Bij betwisting houdt de rechter uiteraard rekening met de concrete omstandigheden. Ook in het buitengewoon secundair onderwijs is het schoolbestuur verantwoordelijk voor het afsluiten van verzekeringen en moet de school op haar beurt op een zorgvuldige manier de stageplaatsen voor hun leerlingen kiezen.
Het is inderdaad zo, mijnheer De Meyer, dat alle werkgevers en schoolbesturen verplicht zijn een jaarverslag in te dienen bij FOD WASO. In dit verslag moet alle informatie over de veiligheid en gezondheid van de werknemers in de school opgenomen worden. Ik heb echter geen zicht op of dit al of niet gebeurt, omdat dit een federale materie is. De schoolbesturen als werkgever moeten hier actie ondernemen. Maar in het kader van de Commissie voor Preventie en Bescherming in het Vlaams Onderwijs, zal ik de vraag richten aan de FOD WASO om ons deze gegevens te bezorgen. In deze Commissie voor Preventie en Bescherming in het Vlaams Onderwijs kunnen deze gegevens dan verder worden bekeken en kan dan worden beslist of al dan niet verder acties worden ondernomen.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, het initiatief van de studiedag waar u naar verwijst, is ongetwijfeld zeer zinvol. Anderzijds wil ik toch nog wel eens benadrukken dat er bij schoolbesturen en directies en zeker bij leerkrachten beroepspraktijk steeds een zeer grote bezorgdheid bestaat naar aanleiding van dergelijke ongevallen, om niet te zeggen enige ongerustheid naar hun verantwoordelijkheid als ze daar ooit mee geconfronteerd zouden worden.
Daarom wil ik u volgende suggestie meegeven. Misschien is het nuttig, nu het tijdschrift Klasse nog altijd bestaat, om leerkrachten eens uitvoerig te informeren over heel deze problematiek, zodat ze beter dan nu weten waar ze aan toe zijn. Met een studiedag bereik je een wel aantal mensen, maar uiteraard is dat aantal beperkt.
Minister, als u zegt dat men de risicos op stageplaatsen zeer goed moet inschatten is dat natuurlijk juist, maar ik geef u een voorbeeld. Iemand die in een zevende specialisatiejaar bouw zit, blijft natuurlijk niet alleen in het atelier, maar die gaat ook mee naar werkplaatsen waar effectief gewerkt wordt. Voor een leerkracht die de stageplaats opvolgt, is het onmogelijk is om vooraf naar elk van die werven te gaan. Als hij meerdere leerlingen begeleidt wat steeds het geval is kan hij evenmin elk van die stageplaatsen vooraf bezoeken. Ik geef een ander voorbeeld, dat van een leerling uit een zevende specialisatiejaar landbouw. Een leerkracht kan wel een landbouwbedrijf gaan bezoeken, maar kan niet elke stageplaats tot in detail kennen. In theorie klopt het dus misschien maar in praktijk is het iets moeilijker. De zorgen zijn terecht. Vandaar mijn pleidooi om de mensen die stageplaatsen bezoeken, leerlingen begeleiden en dat zo goed mogelijk willen doen, nog meer informatie te bieden.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik heb vernomen dat een verzekering niet verplicht is voor scholen.
Minister Pascal Smet : Neen.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik kan me dat niet goed voorstellen. Scholen riskeren op drie vlakken aansprakelijkheid. Ze riskeren aansprakelijkheid voor een arbeidsongeval van hun werknemers. In het beroepsonderwijs is dat geen minimaal risico, daar kan het gevaarlijk zijn. Ze zijn aansprakelijk voor schade die leerlingen teweegbrengen aan derden. Dat is de samengestelde aansprakelijkheid in artikel 1384: de scholen zijn aansprakelijk voor wat hun leraren doen aan derden. Dat is hier het geval. Dat zit in datzelfde artikel.
Als de school daarvoor verzekerd is en de rechtbank stelt de school in fout, ze heeft dan niet gehandeld als een zorgzame huisvader, dan betaalt de verzekering. Dan is er geen probleem. Zegt de rechter dat de leerkracht niet op alle stageplaatsen tegelijk kan zijn en dat hij beantwoordt aan de gemiddelde zorg, dan is er gewoonweg geen aansprakelijkheid en moet er ook niet betaald worden. Enkel in heel erge gevallen, zou de verzekering kunnen weigeren om kosten te dekken. Alles hangt dan toch af van een goede verzekering zodat de school en de leerkrachten rustig kunnen werken. (Instemming van minister Pascal Smet)
Verzekeringen werken met een bonus-malussysteem. Als er in een bepaalde school heel veel ongevallen gebeuren, zal de verzekeringspremie stijgen. Het is dan aan de directie om aan haar personeel te zeggen dat ze voorzichtiger moeten zijn.
Ons juridisch systeem is vrij goed, mijnheer De Meyer. Alles wordt goed ingedekt.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.