Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 06/12/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het stijgend aantal meldingen van discriminatie bij het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
- 255 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen kreeg in 2011 liefst 47 procent meer klachten dan in 2010. Vrouwen worden nog altijd veruit het meest gediscrimineerd. Volgens het instituut gaan de meeste klachten over werk. Vrouwen zouden tweeënhalf keer meer gediscrimineerd worden dan mannen. Een op drie klachten gaat over zwangerschap en moederschap, net een zeer gevoelige materie. Het fenomeen zou elk jaar toenemen. Soms gaat het over kleine opmerkingen of misplaatste grapjes, maar het gebeurt ook dat vrouwen plots andere taken krijgen of dat belangrijke projecten bij hen worden weggehaald.
Het instituut vermoedt dat de klachten die het instituut bereiken slechts het topje van de ijsberg zijn. Mannen worden dan weer gediscrimineerd als ze solliciteren bij kinderdagverblijven, lingeriezaken of dienstenchequebedrijven.
Minister, hoe reageert u op de cijfers van het instituut? Plant u extra beleidsacties of campagnes naar aanleiding van deze cijfers? Plant u overleg met uw collegas van Werk en Welzijn of uw federale collega bevoegd voor gelijke kansen?
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, ook ik ben bezorgd over die cijfers. We hebben daar in 2010 al een discussie over gehad. Toen bracht het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen een rapport uit over de discriminatie van zwangere vrouwen en jonge mamas. De meldingen waren toen behoorlijk verontrustend. Ik onderschrijf dan ook de vraagstelling van mevrouw Deckx.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Collegas, er is inderdaad een stijgend aantal meldingen. We moeten daar twee opmerkingen bij maken. Ten eerste is het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen momenteel niet bevoegd om klachten te behandelen die betrekking hebben op de Vlaamse bevoegdheden. Dat zal op korte termijn veranderen. We hebben immers een interfederaliseringsakkoord afgesloten, waardoor zij die bevoegdheid wel zullen krijgen. We vinden wel dat het instituut dan een kerntakendebat moet voeren, om te bekijken of een onafhankelijk gelijkheidsorgaan een aantal taken dat het nu opneemt, verder moet blijven opnemen.
Ten tweede moeten we er bij de stijging van het aantal klachten ook rekening mee houden dat ze in het verleden niet echt geïnvesteerd hebben in een sterke klachtenbehandeling. Het is pas doordat wij, Vlaanderen, op interfederale fora geregeld kritiek hebben geuit, dat het sterker in die opdracht is beginnen te investeren. De cijfers moeten dus ook in dat perspectief bekeken worden.
De beleidsbrief somt al heel wat acties op die ongelijke kansen en discriminatie op basis van gender moeten voorkomen. Er is het Genderklikactieplan, er is het Vlaams actieplan Bestrijding van de loopbaankloof mannen-vrouwen, dat we in 2013 verder zullen zetten. In 2013 zullen ook de notariële clausules komen. We werken ook samen met Kind en Gezin voor de verspreiding van de vernieuwde brochure Vaders en ouderschapsverlof.
Er wordt in het Vlaamse gelijkekansenbeleid gewerkt met de opencoördinatiemethode (OCM), om het gelijkekansenperspectief in elk Vlaams beleidsdomein ingang te doen vinden. Het is uiteraard elke individuele minister die dan bevoegd is om de acties uit te werken. Dat hebben we tijdens de bespreking van de beleidsbrief al voldoende aangehaald.
Wat de OCM-werking voor gender betreft, zullen de leden van de ambtelijke commissie in het voorjaar van 2013 verslag uitbrengen over de realisatie van de actieplannen 2011-2012. Naar aanleiding van de evaluatie in 2013 zal ik met de andere ministers bekijken hoe de verdere vooruitgang van de actieplannen kan worden gestimuleerd. Er zijn contacten tussen de verschillende ministers van Gelijke Kansen. Op korte termijn is dat om het instituut te interfederaliseren. We zetten ons beleid ter zake verder. Het is een werk van vrij lange adem en alle betrokken actoren op het federale en het Vlaamse niveau kunnen best samenwerken.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, ik weet uit de beleidsbrief dat u al heel wat op touw hebt gezet en dat er al heel wat gebeurt. Het is heel opvallend, ook al zijn de cijfers niet meteen te vergelijken met het verleden, dat hierover heel veel klachten binnenkomen. Zeker wanneer vrouwen minder kansen krijgen om een beroepsloopbaan uit te bouwen omdat ze vrouw zijn, moeten we heel alert zijn en blijven. Er moet wellicht al een aanzet komen, maar dat zal ongetwijfeld gebeuren.
In het onderwijs moet ook worden gewezen op de gelijkheid. Het is nog niet zo lang geleden dat ik deel uitmaakte van het lerarenkorps. Dan stel je vaak vast dat ook jongeren nog steeds een belangrijk onderscheid maken tussen taken en zaken die ze aan mannen en aan vrouwen toewijzen. De inspanningen om daartegen in te gaan moeten absoluut worden opgevoerd, want dat is toch heel erg belangrijk.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Ik ben het eens met mevrouw Deckx. Er is nog altijd een imagoprobleem. Vorige week heb ik dat kunnen vaststellen toen ik discussieerde over het imago en het gedrag dat jonge vrouwen zouden mogen hebben als ze alleen op stap zijn in Brussel. De reactie van jonge mannen en studenten was soms verbazingwekkend. Ze zijn nog altijd van mening dat vrouwen zich het best zus of zo gedragen, of ze nu uitgaan of werk zoeken of mama worden. Eigenlijk moeten we er niet van uitgaan dat al onze jongeren zeer vooruitstrevend denken.
Minister, ik wil in die zin benadrukken dat u, ondanks de initiatieven die u al hebt aangekondigd in uw beleidsnota bij het begin van de legislatuur en die ik toejuich, nog een tandje moet bijsteken. Als we zien dat de cijfers slechter zijn geworden en dat de klachten zijn toegenomen, denk ik dat het, ondanks de al gevoerde en nog op til staande acties, meer moet zijn. Ik wacht de bespreking af van de evaluatie van de OCM in het voorjaar 2013, maar toch wil ik u uitdrukkelijk vragen om op dat punt wat nadrukkelijker te sensibiliseren. Het kan zo echt niet verder.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.