Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 24/01/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de concurrentiedruk van sociale-economiebedrijven op de reguliere schoonmaakbedrijven
- 211 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister, collegas, mijn vraag dateert al van eind oktober. Er zijn tal van dingen eerst gekomen, zoals de beleidsbrief en dergelijke meer.
Het was markant wat we eind oktober in de pers lazen, namelijk de kritiek van de schoonmaaksector die als het ware een alarmkreet uitte over de stijgende concurrentiedruk van de sociale-economiebedrijven. Enkele van de titels waren Sociale economie knijpt bedrijven dood en De sociale economie als koekoeksjong. Kortom, de schoonmaaksector stelt dat de gesubsidieerde sociale-economiebedrijven de reguliere bedrijven de markt uit prijzen. Daardoor worden reguliere jobs vernietigd en manifesteert zich een omgekeerde doorstroming van reguliere jobs naar sociale-economiebanen, terwijl het net de bedoeling van de sociale economie moet zijn om mensen met een sociale handicap na verloop van tijd te laten doorstromen naar het reguliere circuit.
De reguliere schoonmaaksector zegt dat hij langs twee kanten wordt belaagd. Enerzijds gebeurt dat door het zwarte of grijze circuit, veelal bestaande uit Oost-Europese poetsvrouwen die ofwel hier illegaal werken ofwel zich via een bedenkelijk zelfstandigenstatuut aanbieden op de arbeidsmarkt. Anderzijds zegt de sector dat hij door de gesubsidieerde sociale-economieschoonmaaksters en ‑schoonmakers in concurrentie wordt gebracht. Hierdoor ontstaat er een vicieuze cirkel. De reguliere schoonmaakbedrijven besteden een deel van hun werk uit aan sociale-economiebedrijven of richten zelf een sociale-economiebedrijf op om zodoende de nodige subsidies te kunnen krijgen. Een ander verhaal is dat ze reguliere werknemers ontslaan die dan zelf in de werkloosheid terechtkomen. Na verloop van tijd komen zij dan in aanmerking om via de sociale economie alsnog te werken. Een andere opmerking van de sector is dat de introductie van sociale clausules in de aanbestedingsprocedures dat proces doet versnellen.
De schoonmaaksector klaagt verder ook aan dat de sociale-economiebedrijven onder een ander paritair comité vallen. We weten dat het aanduiden van de paritaire comités niet tot de bevoegdheid van de Vlaamse Regering behoort, maar tot die van de Federale Regering. Ik stel daarom de vraag of daarover verder overleg zal worden gevoerd. Wanneer ze onder hetzelfde paritair comité vallen, zijn er immers ook voordelen voor de sociale-economiebedrijven inzake lonen en dergelijke.
Tot slot is er de bedenking dat hetzelfde geldt voor de horecasector, de afvalophaling en de glazenwasserij. Wat de afvalsector betreft, heb ik in deze commissie al een paar keer de bedenking gemaakt dat wij de huis-aan-huisophaling van glas dankzij de sociale clausules hebben uitbesteed aan een sociale-economiebedrijf omdat dat een pak goedkoper was. Er is dus wel degelijk iets van aan dat de concurrentie moordend werkt voor de gewone sector.
Minister, hoe reageert u op de publieke aanklacht van de reguliere schoonmaaksector dat de sociale-economiebedrijven jobs vernietigen in het reguliere circuit? Bent u van oordeel dat er zich inderdaad een probleem van oneerlijke concurrentie voordoet in meerdere sectoren waarin sociale-economiebedrijven actief zijn? Kunt u aan de hand van cijfergegevens de beweringen van de schoonmaaksector ontkrachten over jobdestructie in de reguliere schoonmaakbedrijven, omgekeerde doorstroom naar de sociale economie, uitbesteding van opdrachten aan sociale-economiebedrijven of de oprichting van sociale-economiefilialen door reguliere schoonmaakbedrijven? Zijn daarvan cijfers voorhanden?
Als er bedenkingen zijn om alle schoonmaakbedrijven onder hetzelfde paritair comité te laten vallen, zult u daartoe dan stappen ondernemen naar uw federale collega van Werk? Dreigt de introductie van sociale clausules in overheidsopdrachten dit proces van oneerlijke concurrentie niet te versnellen? Bent u bereid om overleg te plegen met de reguliere schoonmaaksector en, indien oneerlijke concurrentie door de sociale economie kan worden aangetoond, maatregelen te nemen om de beide sectoren op gelijke voet te laten opereren?
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : De vraag of er oneerlijke concurrentie is tussen een gewoon bedrijf en een sociale-economiebedrijf, is een thema dat al vaak aan bod is gekomen en dat ook vaak in de media komt. Ik ben ervan overtuigd dat het Maatwerkdecreet en het feit dat een regulier bedrijf een maatwerkafdeling kan oprichten, die kritiek zal moeten opvangen. Het is voor een aantal sectoren inderdaad niet langer houdbaar dat men die kritiek blijft uiten. Daarom dringt een oplossing zich op. Ik ben ervan overtuigd dat het Maatwerkdecreet die oplossing kan bieden.
Gewone bedrijven krijgen op dat ogenblik de kans om een gelijke subsidie te krijgen als een sociale-economiebedrijf. Je moet goed beseffen dat een sociale-economiebedrijf ook een bedrijf is. Zoals u het laat voorkomen, mevrouw Peeters, lijkt het alsof een sociale-economiebedrijf geen bedrijf is. Maar in mijn gedachtegang is dat evengoed een bedrijf met een doelstelling. Het doel is niet altijd winst maken, maar tewerkstelling is voor sociale-economiebedrijven een belangrijke doelstelling. Het oplossen van een bepaald probleem, zoals glasophaling, of de kringloopsector zijn ook doelstellingen. Dat telkens tegenover elkaar zetten alsof het ene beter is dan het andere, zal worden opgelost in het Maatwerkdecreet, hoop ik.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Ik wilde net hetzelfde zeggen als antwoord op de thematiek, voor ik antwoord op uw specifieke vragen. Ik ben heel blij dat we over een jaar voorgoed verlost zullen zijn van de kritiek van oneerlijke concurrentie. Of dat nu klopt of niet, wanneer het Maatwerkdecreet er is, zal men geen argument meer hebben om die kritiek naar voren te schuiven. Op dat vlak is dat een stap vooruit.
Naar aanleiding van het krantenartikel in De Tijd, heb ik de schoonmaaksector uitgenodigd om wat meer inzicht te krijgen in de problematiek die ze aankaarten. Ik moet u zeggen dat ik nooit eerder een signaal heb gekregen uit die sector, noch van de federatie, noch van een individueel bedrijf. Dat kwam voor ons een beetje uit het niets, voor mijn hele administratie en voor mijn kabinet. Wij hadden nooit een dergelijk signaal gekregen. Bovendien bleken achteraf een aantal cijfers en gegevens die in het artikel stonden, niet helemaal te kloppen.
Desalniettemin heb ik een overleg gehad met de Algemene Belgische Schoonmaakunie (ABSU), de sectorfederatie, en vertegenwoordigers van de administratie en van mijn kabinet. Uit die gesprekken stel ik vast dat er in de sector een algemene bezorgdheid leeft ten aanzien van initiatieven die met overheidssteun activiteiten opzetten. Die bezorgdheid bevindt zich binnen andere vormen van inschakelingstrajecten dan die van de sociale economie. Het gaat onder andere over opleiding en werkervaring, over artikel 60 en ook twee concrete situaties met beschutte werkplaatsen in Wallonië. Er is geen enkele concrete problematiek met een Vlaamse beschutte werkplaats, voor alle duidelijkheid.
Desalniettemin heb ik aan de federatie gevraagd om de problemen in kaart te brengen. Ook als die niet tot mijn bevoegdheid zouden behoren, kan het relevant zijn om die problemen te kennen. Op een volgende bijeenkomst worden deze problemen dan besproken en kan ik zien of ik zelf stappen kan zetten dan wel of ik eventueel een aantal signalen hoor door te spelen naar mijn bevoegde collegas.
Na een korte analyse van de schoonmaakgerelateerde diensten binnen de maatregelen die wel onder mijn bevoegdheid vallen, kan ik u zeggen dat de invoegbedrijven onder het paritair comité (PC) van de schoonmaak vallen. De invoegmaatregel is bovendien toegankelijk voor elk bedrijf. Dat zou dus alvast geen aanleiding mogen geven tot oneerlijke concurrentie. Schoonmaakgerelateerde activiteiten binnen de andere maatregelen (lokale diensters, sociale en beschutte werkplaatsen) zijn amper aanwezig. Mocht daar al een vorm van marktverstoring zijn, zal het om een zeer particulier geval gaan. Ik heb aan die federatie ook laten weten dat zij een klacht kan formuleren indien zij alsnog in Vlaanderen een bedrijf zou vinden dat marktverstorend werkt. Die klacht zal dan zeer correct worden onderzocht door de Inspectie Werk en Sociale Economie (WSE), en dan maak ik hem onmiddellijk over. Op heden is er nog geen dergelijke klacht geformuleerd. Formeel noch informeel heb ik weet van een dergelijke klacht over een Vlaams sociale-economiebedrijf.
Ik ben blij dat er een PC 327 is, met als specifieke kernactiviteit de inschakeling, ongeacht de exacte activiteit van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Ik ben niet zinnens daar iets aan te veranderen. De essentie van wat die ondernemingen in de sociale economie willen doen, is: mensen inschakelen in de arbeidsmarkt, ervoor zorgen dat die mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt toch een zinvolle dagbezigheid kunnen vervullen en in de mate van het mogelijke zoals u vaak aanhaalt, mevrouw Peeters kunnen doorstromen naar ervaring. Dat is vandaag goed geregeld met dat PC.
Met betrekking tot uw opmerking over sociale criteria en overheidsopdrachten verschil ik van mening met u al is mijn mening niet meer waard dan de uwe. Ik denk niet dat ze tot concurrentievervalsing leiden. Alle bedrijven, ook de bedrijven die zich niet in de sociale economie situeren, kunnen zich vanzelfsprekend conformeren aan die bepalingen door aan die clausules te beantwoorden. Het is natuurlijk zo dat sociale-economiebedrijven daar bijna automatisch onder zullen vallen omdat zij als essentiële opdracht de inschakeling hebben van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Maar er zijn ook andere, reguliere bedrijven die gerust kunnen meedingen naar zon opdracht en die ook beantwoorden aan die sociale clausules. Dat is dus zeker geen vorm van oneerlijke concurrentie. Met het Maatwerkdecreet wordt het ook daar eenvoudiger om dergelijk aanvoelen terecht of onterecht in de kiem te smoren. Elk bedrijf ongeacht of het zich in de reguliere sector bevindt dan wel binnen de sociale economie zal een beroep kunnen doen op dezelfde ondersteuningsmaatregelen als het dezelfde mensen of mensen met een gelijkaardig profiel aanwerft.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, dank u voor uw antwoord. In wat u en mevrouw Claes zeggen, hoor ik dat het Maatwerkdecreet alle soelaas zal brengen. Het Maatwerkdecreet zal inderdaad goed zijn om de concurrentie ietwat te verminderen, maar ik betwijfel dat daarmee alle problemen van de baan zijn. We weten dat door het Maatwerkdecreet al die werknemers straks sowieso ook een subsidie kunnen krijgen. Maar het blijft toch zo dat de bestaande schoonmaak-, afvalophaal- en horecabedrijven op dit ogenblik al als sociale-economiebedrijf erkend zijn.
Mevrouw Claes, ik beschouw een sociale-economiebedrijf wel degelijk als een bedrijf. Wij doen er als lokaal bestuur zelf ook een beroep op. Ik heb nooit gezegd dat zij geen bedrijf zijn. Maar we moeten wel erkennen dat de sociale-economiebedrijven vandaag, in schril contrast met andere bedrijven, nog altijd de zwaar gesubsidieerde bedrijven zijn. Ik lees de kritiek van de sector en stel vast dat er ook bedrijven zijn die subsidies krijgen en daardoor nog altijd veel goedkoper personeel kunnen tewerkstellen. Ik zie verschillen van tot 3 euro per uur minder voor schoonmaak. Dat zijn serieuze verschillen.
Ik betwijfel dus of het Maatwerkdecreet zonder meer alle soelaas zal brengen. Dat lijkt mij kort door de bocht. Opnieuw, ik juich de komst van het Maatwerkdecreet toe, maar bij de bestaande schoonmaakbedrijven voldoet het personeel dat er op dit ogenblik werkt niet automatisch aan de voorwaarden om straks een subsidie te krijgen conform het Maatwerkdecreet tenzij die bestaande schoonmaakbedrijven allemaal zeggen dat ze al hun personeel op straat zetten, om dan nieuw personeel aan te werven dat aan die criteria voldoet. Dan zou het wel kloppen, maar dan gaan we wel degelijk eerst aan jobdestructie doen. Dat kan niemands intentie zijn. Ik twijfel er dus aan of dat zonder meer soelaas kan brengen voor de bestaande sectoren.
Minister, ik vind het wel positief dat u zegt voorheen geen weet te hebben gehad van het aanvoelen door de reguliere bedrijven van die concurrentiedruk, dat dat voor u nu een nieuw gegeven is en dat er grondig overleg wordt gepleegd. Ik heb het hier al gezegd in het verleden: toen wij de glasophaling uitbesteedden aan een sociale-economiebedrijf, kregen wij zelf klachten van de reguliere sector omdat men vond dat de sociale-economiebedrijven dat voor veel lagere prijzen konden doen. Wij hebben daarin ook een maatschappelijke rol te vervullen. We hebben daarmee voortgedaan, maar er kan geen sprake zijn van concurrentie. Ik betwijfel dat er geen problemen meer zullen zijn als dat Maatwerkdecreet er straks is, tenzij men eerst alle jobs vernietigt om daarna bij die bedrijven gesubsidieerde aanwervingen te kunnen doen.
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord
Mevrouw Sonja Claes : Minister, naar aanleiding van uw antwoord wil ik nog een bijkomende vraag stellen. Als er een maatwerkafdeling wordt opgericht in een gewoon bedrijf, onder welk paritair comité valt dat dan? Is dat al duidelijk? Nu valt een invoegbedrijf onder het paritair comité van het gewone bedrijf. Zal dan het maatwerkbedrijf onder het paritair comité van het gewone bedrijf vallen? Het is mij niet duidelijk hoe dat in de toekomst zal zijn.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Mevrouw Claes, een maatwerkbedrijf valt onder het specifieke PC 327 omdat daar inschakeling de essentie van het bedrijf is. Een maatwerkafdeling valt onder het sectorspecifieke paritair comité omdat daar de sector binnen dewelke men actief is de essentie blijft.
Mevrouw Peeters, het Maatwerkdecreet biedt wel degelijk veel soelaas. U vergist zich. U zegt dat dit zo zou zijn als we eerst iedereen ontslaan en vervolgens doelgroepwerknemers aanwerven. Dat klopt niet. Het enige wat die rugzak zal doen, is het rendementsverlies wegwerken en de arbeidshandicap compenseren. Een schoonmaakbedrijf dat vandaag werkt met mensen zonder afstand tot de arbeidsmarkt heeft geen rendementsverlies en dus ook geen nood aan een compensatie daarvoor. Dat is exact gelijk aan al die mensen ontslaan en vervolgens mensen aanwerven met een afstand tot de arbeidsmarkt en die specifieke afstand compenseren. Op geen enkele manier kunnen, binnen het Maatwerkdecreet, die subsidies ertoe strekken dat je daar meer winst op maakt. De enige doelstelling is: de afstand tot de arbeidsmarkt meten en dat compenseren. Het zal dus voor dat specifieke bedrijf geen verschil uitmaken om iedereen te ontslaan en vervolgens allemaal nieuwe mensen met subsidies aan te werven. Als dat mensen zijn die deze subsidies nodig hebben omdat ze minder hard kunnen werken en minder productief kunnen zijn dan iemand anders zonder subsidies, is het eindresultaat gelijk.
Er zit waarschijnlijk wel een verschil in de toekomst, na het Maatwerkdecreet, namelijk de mate waarin een bedrijf winst wil kunnen maken op een bepaalde activiteit. Het spreekt voor zich dat als een bedrijf het als een essentiële doelstelling ziet niet om winst te maken maar om mensen in te schakelen, dat het vaker tevreden zal zijn met een kleinere marge dan een bedrijf dat, vanzelfsprekend, als essentiële doelstelling nog altijd heeft de winst voldoende hoog te houden. Dat zal wel zo blijven. Daar situeert zich nog een belangrijk verschil. Het Maatwerkdecreet zal er niet toe leiden dat het voordeliger zou zijn om mensen die vandaag tewerkgesteld zijn in de reguliere sector te ontslaan en te vervangen door mensen die steun krijgen. Dat zou normaal gezien helemaal gelijk moeten zijn.
U zegt dat het wel goed is dat we nu ook overleg hebben met de schoonmaaksector. We hebben inderdaad een traditie van sectorspecifiek overleg, met de bouwsector, met de groensector. Zo kunnen we bespreken hoe we de doorstroming organiseren, hoe we opleiding aanbieden en zo. Ik heb daar vrij positieve ervaringen mee. Ik denk ook dat alle stakeholders die daarbij worden betrokken, zoals UNIZO, daar ook vrij positief tegenover staan.
Dat van die schoonmaaksector is inderdaad nieuw. We moeten dat blijven volgen, maar voor alle duidelijkheid, op dit moment is er met betrekking tot maatregelen in de sociale economie geen enkele informele of formele klacht van die sector. De wrevel heeft veeleer betrekking op een aantal maatregelen binnen het beleidsdomein Werk en op wat men aanvoelt als oneerlijke concurrentie door beschutte werkplaatsen in Wallonië. Mocht er toch een klacht komen, mocht men toch het gevoel hebben dat er ergens marktverstoring is, dan laat ik dat natuurlijk onderzoeken. We doen dat altijd. De sociale economie dient ook niet om de markt te verstoren. Ze dient om mensen op een faire manier in te schakelen in onze economie. Ik kan u dus wel geruststellen wat de essentie van uw bezorgdheid betreft: mochten er toch aanwijzingen zijn van een probleem waaraan ik iets kan doen binnen mijn bevoegdheden, dan zal ik dat zeker niet nalaten.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.