Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 12/12/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Patricia De Waele tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de evaluatie van de Raad voor Vergunningsbetwistingen
- 144 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Mercedes Van Volcem tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over vergunningsbetwistingen
- 164 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Lode Ceyssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de Raad voor Vergunningsbetwistingen
- 212 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Voorzitter, minister, collegas, onlangs werd ons het recente jaarverslag van de Raad voor Vergunningsbetwistingen bezorgd. Die raad werd opgericht en geïnstalleerd bij de inwerkintreding van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening op 1 september 2009.
Conform artikel 4.8.1, tweede lid, spreekt de Raad voor Vergunningsbetwistingen zich als administratief rechtscollege uit over beroepen die worden ingesteld tegen ten eerste vergunningsbeslissingen, zijnde uitdrukkelijke of stilzwijgende bestuurlijke beslissingen, genomen in laatste administratieve aanleg, betreffende het afleveren of weigeren van een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, ten tweede valideringsbeslissingen, zijnde bestuurlijke beslissingen houdende de validering of de weigering tot validering van een as-builtattest, en ten derde registratiebeslissingen, zijnde bestuurlijke beslissingen waarbij een constructie als vergund geacht wordt opgenomen in het vergunningenregister, of waarbij dergelijke opname wordt geweigerd.
Een van de ambities die de raad bij zijn oprichting naar voren geschoven heeft, was om tot snelle uitspraken te komen. De praktijk toont echter aan dat die ambitie niet kan worden waargemaakt. De raad zelf erkent trouwens ook dat hij zijn ambitie niet kan waarmaken. In het jaarverslag 2011-2012 lees ik immers dat de raad tijdens de eerste twee werkjaren een relatieve achterstand heeft opgebouwd, zowel wat betreft de in beraad genomen zaken, als wat betreft de behandelingstermijn van de in staat gestelde dossiers van het tweede werkjaar.
Sommige zaken slepen al sinds de oprichting in 2009 aan. Op 31 augustus 2012 waren nauwelijks 372 van de 753 verzoekschriften uit het oprichtingsjaar behandeld. Dat is minder dan de helft. Dat betekent dat meer dan de helft van de zaken van 2009 nog lopen. Voor de zaken die nog behandeld moeten worden, werd het grootste deel, 41,4 procent van de zaken, al door de raad in beraad genomen. Maar hier moet nog een arrest inzake de vordering tot vernietiging uitgesproken worden. Daarnaast lopen er nog andere dossiers.
Ook de Vlaamse Ombudsdienst uit kritiek op de onaanvaardbare achterstand bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Concrete doorlooptijden bevestigen dat een onredelijke behandeltermijn er de standaardsituatie is geworden. Minister, dit immobilisme heeft in tijden van economische crisis grote gevolgen voor de ondernemers en/of de bouwheren. Het is onverantwoord om de betrokken partijen zo lang aan het lijntje te houden, want private ontwikkelaars komen daardoor in financiële moeilijkheden.
Minister, welke acties zult u ondernemen om snel vooruitgang te boeken? Vindt u dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen vandaag al werkt zoals hij zou moeten werken? Hoe evalueert u de werking van de raad in de afgelopen jaren? Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de raad zijn ambitie om dossiers snel te af te handelen in de toekomst zal kunnen realiseren?
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Minister, het moet allemaal sneller en beter. We lezen voortdurend uw verklaringen over turbomanagers en nieuwe procesmanagers, enzovoort. Een van de zaken die tot heel wat rechtsonzekerheid en een vertraging van de investeringen leidt, is de trage werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Zowel in mijn hoedanigheid van schepen van Ruimtelijke Ordening als vanuit mijn ambt als advocaat hoor ik daarover heel veel klachten. De mensen begrijpen niet dat hun dossier zo lang aansleept. U had de kans om in Vlaanderen een goede rechtspraak te organiseren. Men klaagt altijd over de traagheid op het federale vlak. Dat is een heel logge machine. De ambtenaren zijn daarbij natuurlijk onafhankelijk, enzovoort. Ook daar moeten hervormingen worden doorgevoerd. Ook dat is een proces van heel lange adem.
Hier zou het 6,5 jaar kunnen duren vooraleer men voor de oudste dossiers tot een uitspraak komt. Stel dat je een stuk grond hebt gekocht en je moet, terwijl het proces loopt, intresten betalen aan de bank. Stel dat je, nu we in een economische crisis zitten, zo lang moet wachten op je dossier: dat kunt u toch aan niemand uitleggen?
Minister, waarom heeft de raad beslist om de verwerking van de oudste dossiers uit te stellen? Aangezien u de problemen erkent, waarom hebt u niet ingegrepen? Voorziet u in een extra personeelslid, zoals men vraagt? Voorziet u ook in maatregelen om deze problemen te verhelpen? Zult u een turbomanager als rechter aanstellen? Of zult u aan die mensen zeggen dat ze er een streep door moeten trekken en dat ze het met een nieuw dossier moeten proberen, en zult u hun zeggen dat ze zo misschien vlugger geholpen zullen worden en dat de lokale overheden het maar voor hen moeten oplossen?
U hebt als bevoegd minister een grote verantwoordelijkheid. U hebt een heel belangrijk departement, als het gaat over het versnellen van investeringen, ook voor wie met rechtspraak en inspraak behept is. Die twee elementen leiden tot enorm veel vertraging bij nieuwe projecten. De mensen hebben inspraak, ze kunnen bezwaren indienen, er is een openbaar onderzoek. Dat is allemaal goed, maar als er een beslissing volgt, komt er nog eens een hogere overheid aan te pas, en dan ook nog eens de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De mensen zitten aan beide zijden zo lang in onzekerheid dat dit absoluut niet meer kan.
Minister, mocht ik u zijn, ik zou niet zitten lachen. Ik zou beschaamd zijn en ik zou daar niet meer van slapen: u laat de mensen in Vlaanderen in het ongewisse, terwijl u overal waar ik u zie, in de media en in de krant, voortdurend spreekt over sneller en beter en over de kracht van verandering. Maar er verandert niets. Die oude dossiers duren 6,5 jaar. U moet absoluut niet fier zijn over de afhandeling van dat dossier. Wat gaat u daaraan doen?
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, het is niet de eerste keer dat wij hier over de Raad voor Vergunningsbetwistingen spreken.
Enkele weken geleden publiceerde de raad zijn jaarverslag. Een eerste belangrijke vaststelling is dat de raad de voor zichzelf opgestelde doelstelling haalt om voor de meeste nieuwe dossiers een behandelingstermijn te halen van één jaar tot anderhalf jaar. Dat is goed nieuws voor wat betreft de nieuwe dossiers. Maar we kunnen uiteraard niet om de vroeger ingediende dossiers heen. Daarover bestaat een grote onzekerheid. Er werd voor gekozen om dossiers die ingediend werden na 1 september 2011 met voorrang te behandelen, maar voor de duizenden hangende dossiers is er nog geen oplossing.
We lezen in het jaarverslag dat er in het werkjaar 2011-2012 slechts 277 dossiers van de eerste 2 werkjaren werden afgesloten. Een kleine randbemerking daarbij is dat, als ik het goed begrijp, in het werkjaar 2011-2012 905 dossiers werden ingeleid en dat er 864 uitspraken waren. Als we in acht nemen dat elke uitspraak niet per definitie een afsluiting van een dossier betekent, dan hebben we ondanks de vooruitgang nog altijd een achterstand die, weliswaar niet meer aan dezelfde hoge snelheid, blijft groeien.
Het persbericht van de Vlaamse ombudsman was nogal duidelijk. In vrij duidelijke bewoordingen werd een rode kaart getrokken voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De ombudsman was duidelijk niet zo positief als de raad zelf in het gepubliceerde jaarverslag.
Minister, we hebben hier in het parlement in juli een aantal decretale wijzigingen goedgekeurd. Ik herinner me nog dat er suggesties voor oplossingen waren toen we hier een vorige keer zaten met de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Wat is er ondertussen gebeurd met de decretale wijzigingen? Is er gewerkt aan een procedurereglement? Als het er nog niet zou zijn, waarom is het er nog niet? In hoeverre komen deze decretale wijzigingen tegemoet aan de bezorgdheden van de ombudsman en rechtzoekenden?
Wat zijn de mogelijke gevolgen van een eventuele dagvaarding van het Vlaamse Gewest?
Hoe staat het met de voorbereidingen voor een eengemaakt bestuursrechtscollege?
Hoe denkt u de achterstand van dossiers weg te werken?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Voorzitter, minister, de situatie van de Raad voor Vergunningsbetwistingen is mooi geschetst, maar u begrijpt dat we het als parlementsleden niet kunnen laten om alles in een iets breder kader te plaatsen. Mevrouw Van Volcem verwees al naar de turbomanagers en ook naar het versneld laten voortgaan van de maatschappelijk belangrijke investeringen. Ik zou het voorbeeld kunnen geven van de windwerkgroep en de windturbines, want blijkbaar worden heel wat dossiers niet gedeblokkeerd in die windwerkgroep.
Als we het in een breder kader bekijken u zult zeggen dat ik politieke spelletjes speel , dan is het heel moeilijk om er geen politieke conclusies uit te trekken. U en uw partij hameren er altijd op dat het federale niveau heel inefficiënt is en dat er meer Vlaanderen moet zijn. Wel, minister, ik ben ook voor meer Vlaanderen, maar niet voor een Vlaanderen waarin traagheid een kenmerk is. Ondanks het feit dat uw partij in die Vlaamse Regering zit, heb ik niet de indruk dat u erin slaagt om het Vlaamse niveau efficiënter te laten werken dan het federale.
Nogmaals mijn excuses voor de politieke context die ik daarmee schets, maar het is heel opvallend. Het gaat trouwens niet alleen over deze Raad voor Vergunningsbetwistingen, maar over het bredere verhaal. Ik zou ook het voorbeeld kunnen geven van de omgevingsvergunningen, waar nog altijd heel weinig schot in de zaak is gekomen. Ik kijk uit naar uw antwoord.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Mijnheer Sanctorum, ik heb onlangs gelezen dat een schildpad die vooruit wil komen, haar nek moet uitsteken. Het was mevrouw Turtle-boom die dat zei.
De heer Hermes Sanctorum : Ik wil gerust deelnemen aan de Vlaamse Regering
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, minister, de Raad voor Vergunningsbetwistingen is inderdaad slecht gestart, dat weten we allemaal. Mevrouw Van Volcem, de raad werd in de steigers gezet door de vorige Vlaamse Regering ik meen door iemand van uw partij. Toen zijn een aantal verkeerde inschattingen gebeurd: onder meer de instroom van dossiers is veel zwaarder dan verwacht, er zijn tot drie keer zo veel dossiers als aanvankelijk werd geraamd. We hebben dit bij de meerderheid van het parlement ook gezien, maar we hebben onze kop niet in het zand gestoken. We hebben het hier ook herhaaldelijk gesignaleerd, maar niet alleen dat, we hebben ook stappen gezet vanuit het parlement en we hebben in samenspraak met de minister een aantal maatregelen genomen. We hebben ook decretale initiatieven genomen.
De raad was inderdaad slecht gestart en heeft in korte tijd een grote achterstand opgebouwd door personeelsgebrek en door een grotere instroom dan verwacht, maar we hebben stappen gezet om te proberen hieraan te remediëren. Ik denk aan de extra rechter, de vierde, en het decreet biedt nog ruimte voor een vijfde. Ik denk aan de inzet van de hulprechters, iets wat onlangs ook per decreet mogelijk werd gemaakt. We dachten toen aan mensen van het Milieuhandhavingscollege. Er is de vereenvoudiging van de procedure en het in het vooruitzicht stellen van het bestuursrechtcollege. Er is toch wel al een en ander gebeurd.
Als we de stand van zaken vandaag bekijken, zien we dat de dossiers die vandaag binnenkomen, wel degelijk de heer Ceyssens alludeerde er al op binnen de termijn worden behandeld en dat het nog steeds gaat om de oude dossiers van het eerste jaar, waar ook, dat zien we, stilaan werk van wordt gemaakt. Er wordt een inhaalmanoeuvre gedaan.
Ik hoor in de vraagstelling van een paar collegas een aantal vreemde dingen. Ik hoor mevrouw De Waele zeggen dat wat hier gebeurt een ramp is voor ondernemend Vlaanderen. Ik denk, mevrouw De Waele, dat u de cijfers in het verslag eens goed moet bekijken, want ik meen dat 13 procent van de dossiers afkomstig is van rechtspersonen. Het is dus niet zo dat het gaat over iets dat alleen de ondernemers treft en dat heel ondernemend Vlaanderen ontwricht.
De heer Ceyssens overdrijft ook een beetje, maar dat is niet de eerste keer. Mijnheer Ceyssens, u hebt het over duizenden dossiers, maar ik denk dat het over iets minder of iets meer dan duizend dossiers gaat.
Wij hebben onze kop niet in het zand gestoken. Ook vanuit deze meerderheid hebben we het herhaaldelijk aangeklaagd, in scherpe bewoordingen zelfs. In de hoorzitting met de mensen van de raad vorig jaar zijn we vanuit de meerderheid niet mals geweest. De minister heeft het meteen als een pijnpunt gedetecteerd en we hebben stappen gezet. Dat er nog dingen in de pijplijn zitten, weten we ook. Ik neem aan dat de minister daarbij toelichting zal geven. Ik denk aan het eengemaakte bestuursrechtscollege, waar we allemaal naar uitkijken, niet alleen voor het domein Ruimtelijke Ordening. Dat kan in het algemeen een goede zaak zijn voor Vlaanderen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voor ik op de vragen antwoord, wil ik twee dingen naar voren brengen. Ten eerste, mijnheer Sanctorum, kan er een gevoel zijn dat het allemaal lang duurt, ik heb dat ook soms, maar ik herhaal dat ik bij de omgevingsvergunning in 1987 bij een organisatie aangesloten was waar dat gevraagd werd. Er zijn heel wat regeringsverklaringen geweest waar de integratie van de milieu- en de bouwvergunning in stond, toen nog bouwvergunning genoemd. Daar waren ook ministers van uw partij bij aanwezig. En het is nooit gelukt. Ik ga er nog altijd van uit dat wij begin volgend jaar een voorstel zullen kunnen indienen bij de Vlaamse Regering, dat dan verder de weg naar het parlement kan volgen.
Ten tweede is er het element van de scheiding der machten. Waarschijnlijk gelukkig ligt de prioritering van dossiers niet in handen van de ministers, maar in handen van de Raad voor Vergunningsbetwistingen zelf. Mocht ik kunnen bellen naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen om te zeggen welk dossier wanneer moet worden behandeld, het kot zou hier te klein zijn. Mocht ik dat al kunnen, want dat heet dan de scheiding der machten.
Met het oog op de kritische vragen die terecht zijn gesteld, wil ik op vier manieren en wat langer dan gewoonlijk antwoorden. Een eerste deel gaat over de evaluatie van de werking, een tweede over de maatregelen die al genomen of in uitvoering zijn, een derde over de mogelijke gevolgen van eventuele dagvaardingen, om te eindigen met het eengemaakte Vlaamse bestuursrechtscollege.
Beginnend bij de evaluatie, kunt u uit het jaarverslag opmaken dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen positieve cijfers kan voorleggen voor het derde werkjaar en dat de raad aangeeft dat de behandelingstermijnen van de dossiers die werden ingediend vanaf september 2011 positief zijn. Zo is de raad er het afgelopen jaar in geslaagd om het aantal uitspraken te verhogen van 430 naar 864, meer dan een verdubbeling dus. De raad slaagt er ook in om de behandelingstermijn van de beroepen die ingediend zijn het voorbije derde werkjaar te beperken tot gemiddeld één jaar voor een vernietigingsprocedure en gemiddeld anderhalf jaar als het over vernietiging en schorsing gaat. In het jaarverslag, waar we straks dieper op ingaan, worden de nodige cijfergegevens aangereikt.
De raad heeft er in zijn beleidsplan 2011-2012 uitdrukkelijk voor gekozen om voorrang te geven aan de dossiers die werden ingediend vanaf september 2011. De motivatie van de raad was dat er klaarheid moest komen over de vraag hoe lang de volledige procedure duurt. De raad was van oordeel dat deze vraag enkel beantwoord kon worden door prioriteit te geven aan nieuwe dossiers en die het volledige traject opeenvolgend te laten doorlopen. In de tussentijdse cijfers in het jaarverslag kan ik vaststellen dat de raad, door het strikt opvolgen van de vooropgestelde prioriteitenorde, voor de dossiers die zijn ingediend in het derde werkjaar een positieve balans kan voorleggen qua stand van zaken en behandelingstermijnen.
Ik begrijp uit het voorwoord van de voorzitter van de raad bij het jaarverslag dat deze resultaten grote inspanningen hebben gevergd van de raadsleden en van het ondersteunend personeel van de raad. Ik heb gevraagd om nauw te monitoren of deze positieve evolutie haalbaar is en blijft voor de beroepen die ingediend worden tijdens het huidige vierde werkjaar. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden met het feit dat de historische achterstand van het eerste werkjaar door de huidige raadsleden zal moeten worden opgenomen. Ik kom daarop terug.
De prioriteitenorde van de raad heeft er inderdaad voor gezorgd dat de hangende zaken uit de eerste twee werkjaren een lagere prioriteit kregen. Maar uit het jaarverslag van de raad blijkt dat zelfs met de vooropgestelde prioriteitenorde tijdens het derde werkjaar toch ook 277 dossiers van het eerste en tweede werkjaar zijn afgesloten met een uitspraak ten gronde.
Ik ben natuurlijk niet blind voor de pijnpunten en ik deel zeker de bezorgdheid van de ombudsman, maar in de eerste plaats van de procespartijen zelf, over de behandelingstermijnen van de zaken die werden ingediend tijdens het eerste en het tweede werkjaar. Ik kom ook daarop terug. Iedereen kent ondertussen de problemen waarmee de raad te kampen heeft gehad, zoals de heer Vandaele zei. De onderschatting van het aantal dossiers en de moeilijke invulling van het personeelskader gedurende de eerste twee werkjaren zijn maar twee elementen die hun impact hebben gehad op de dagelijkse werking van de raad en tot op heden een blijvende impact hebben op de behandelingstermijnen van de hangende beroepen die werden ingediend tijdens de eerste twee jaren.
Welke maatregelen zijn er genomen? In de eerste plaats hebben wij het volgende gedaan met betrekking tot het personeelskader. Volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zouden er initieel vijf statutaire adviseurs zijn die een nuttige anciënniteit van tien jaar moesten kunnen voorleggen. Toen bleek dat de verschillende sollicitatierondes te weinig kandidaten opleverden, werd de codex al in de zomer van 2010 gewijzigd om de decretaal gevraagde anciënniteit te verminderen.
Ten tweede heb ik in het najaar van 2010 een bijkomend budget vrijgemaakt voor het aanwerven van contractueel personeel. Voor 2012 en de volgende jaren heb ik dat budget voor de raad recurrent gemaakt. De raad beschikt op dit ogenblik over een ondersteunend personeelskader van 12 juristen, 1 coördinatiejurist, 6,7 vte griffiemedewerkers en 1 griffier-beheerder.
Ten derde heb ik het initiatief genomen opdat er een vierde raadslid benoemd zou kunnen worden. Dit is, na selectie en op voordracht van de raad, op 1 september door de Vlaamse Regering goedgekeurd.
Op basis van het jaarverslag blijkt de raad met dit personeelskader geen nieuwe achterstand op te bouwen voor dossiers die werden ingediend tijdens het voorbije werkjaar. Ik heb begrepen dat dit ook in de buitenwereld zo gepercipieerd wordt. Mijnheer Ceyssens, de advocaat waar u naar verwees, zegt in een artikel dat de dossiers van na september 2011 wel binnen een redelijke termijn worden behandeld. Dat is dus op zich een positieve evolutie, temeer daar bijkomend dit jaar ook de 277 dossiers van de eerste twee werkjaren werden afgehandeld.
Het volgende grote punt van actie dat ik al ondernomen heb, is de decreetswijziging die op 6 juli door het Vlaams Parlement is ingevoerd. Mijnheer Ceyssens, u vraagt daar uitdrukkelijk naar, en ik kan u zeggen dat ik daar onmiddellijk uitvoering aan heb laten geven door nog voor het zomerreces een procedurebesluit te laten goedkeuren door de Vlaamse Regering. Zowel de nieuwe decreetsbepalingen, als het procedurebesluit zijn op 1 september 2012 goedgekeurd en in het begin van het vierde werkjaar al in werking getreden.
U weet wat erin staat. Ik herhaal enkele punten. Zo is er de mogelijkheid om een procedure van vereenvoudigde behandeling te volgen voor beroepen die onontvankelijk of doelloos zijn. De bestuurlijke lus kan worden toegepast om bestreden beslissingen te laten remediëren en te laten valideren door de raad, waardoor een nieuw beroep uitgesloten wordt. Een derde voorbeeld is de mogelijkheid die nu bestaat om te bemiddelen en tot een finale geschillenbeslechting te komen. In het volgend jaarverslag zal wellicht een eerste keer een evaluatie kunnen worden gemaakt over de invloed die deze maatregelen hebben op de behandelde, de te behandelen en de beslechte dossiers.
Ik moet u natuurlijk zeggen dat die nieuwe procedureregels enkel kunnen worden toegepast op de hangende zaken. Het zou nogal raar zijn dat die nieuwe procedureregels van toepassing zouden worden op de oude dossiers, want je kunt uiteraard de spelregels niet veranderen in de loop van een zaak. De nieuwe procedure zal wel een indirecte impact hebben, want als er efficiënter kan worden gewerkt naar de nieuwe dossiers, dan moet er ook de mogelijkheid zijn om zo de achterstand te kunnen wegwerken door ook oudere dossiers op te nemen.
De vraag is dan of men met het huidige personeelskader de volledige achterstand op korte termijn kan wegwerken. Uit het jaarverslag blijkt dat dit niet haalbaar is. De raad toont dit ook aan met cijfers die u allen kunt consulteren, maar misschien komt dit zo dadelijk nog aan bod. Ook daarom heeft de raad de beleidskeuze genomen om de dossiers ingediend vanaf september 2011 prioritair te behandelen.
Ik erken en naar ik lees in het jaarverslag doet ook de raad dat dat dit voor de procespartijen uit de eerste twee werkjaren moeilijk te begrijpen valt, maar ik meen dat enkel zo een onderbouwde oplossing aangereikt kan worden. De raad blijft intern zoeken naar manieren om de organisatie nog efficiënter en productiever te laten werken, en dit blijkt ook uit het jaarverslag.
Hoe kunnen we de dossiers uit het verleden dan wel aanpakken? Door de decreetswijziging van 6 juli 2012 werden nieuwe decretale bepalingen ingevoerd rond de tijdelijke aanvullende rechters. Ook hiervoor heb ik reeds het initiatief genomen om een organisatiebesluit op te stellen. Dit ontwerpbesluit is reeds principieel door de Vlaamse Regering goedgekeurd en is geagendeerd voor de eerstvolgende zitting bij het Sectorcomité voor overleg met de vakorganisaties.
In de eerste plaats wordt gedacht aan de bestuursrechters van het Milieuhandhavingscollege die op korte termijn ingezet zouden kunnen worden. De voorbereidingen hiervoor zijn zowel bij de raad als bij het Milieuhandhavingscollege gestart om na de formele aanstelling onmiddellijk ook zaken te kunnen laten behandelen door deze aanvullende raadsleden. Deze aanstelling kan natuurlijk pas als het organisatiebesluit is goedgekeurd. Op dat moment kan men snel er werk van maken om hen zaken te laten behandelen. Daarnaast wordt ook een open oproep georganiseerd naar externe kandidaten. Ik heb hiervoor het nodige budget vrijgemaakt. Het is de bedoeling dat deze aanvullende raadsleden, zowel de raadsleden van het Milieuhandhavingsbeleid als de raadsleden die op de open oproep ingaan, prioritair de zaken van de eerste werkjaren behandelen die reeds in staat zijn, maar nog niet opgeroepen zijn voor een zitting.
De raad geeft daarnaast ook al aan dat, nu de zaken van het tweede jaar door de aanvullende raadsleden kunnen worden behandeld, de huidige raadsleden enerzijds prioriteit zullen blijven geven aan de zaken die zijn ingediend tijdens het voorbije derde werkjaar die wekelijks op zitting komen, en dat ze anderzijds de zaken van het eerste werkjaar die reeds op zitting zijn geweest en in beraad zijn genomen, prioritair zullen uitspreken.
Mijnheer Ceyssens, u had ook een vraag naar de voorbereiding van een eengemaakt administratief rechtscollege. U weet dat vooral minister Bourgeois daar de leiding in neemt. Echt gedetailleerde en concrete informatie vraagt u het best aan hem. Zowel ik, als mijn administratie, als de Raad voor Vergunningsbetwistingen werken constructief mee met dat initiatief. Ik heb begrepen dat tegen het einde van dit jaar in principe de procedure van de administratieve en begrotingscontrole wordt opgestart, zodat het voorontwerp van decreet en de bijhorende memorie van toelichting kunnen worden voorgelegd aan het Vlaams Parlement. Er zijn twee uitvoeringsbesluiten verbonden op het niveau van de Vlaamse Regering. Het procedurereglement en de rechtspositieregeling en de werkzaamheden voor de opmaak van die besluiten zullen starten in 2013 zo heb ik het althans begrepen.
Ten slotte was er de vraag naar de mogelijke gevolgen bij een dagvaarding. Vanzelfsprekend hebben alle partijen bij een geding recht op een uitspraak binnen een redelijke termijn. Een dagvaarding van het Vlaamse Gewest vanwege de lange termijnen heeft op zichzelf geen directe gevolgen. Die kunnen enkel voortvloeien uit de rechterlijke uitspraken na het doorlopen van de gerechtelijke procedure. Of een redelijke termijn in een concreet dossier al dan niet overschreden is, moet de rechter geval per geval beoordelen. Ik wens daar uiteraard niet op vooruit te lopen. Ik ben wel van oordeel dat wij allicht ook goede argumenten kunnen voorleggen om eventuele procedures inzake foutaansprakelijkheid of aansprakelijkheid over de werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen zonder veroordelingen te kunnen beëindigen.
Het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering hebben, los van enige dagvaarding, de reeds vermelde maatregelen genomen om iets te doen aan de huidige problemen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Ik heb de stellige verwachting dat de procedurele vernieuwing en een efficiënter verloop van de rechtsgang bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tot een afbouw van de achterstand zullen leiden. Ook het organisatiebesluit met betrekking tot bijkomende rechters, dat we momenteel voorbereiden, zal hiertoe een bijdrage leveren. De maatregelen die we, mee dankzij het Vlaams Parlement, konden of kunnen nemen om een oplossing te bieden, zijn genomen of staan in de steigers.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : In tegenstelling tot bepaalde anderen, die misschien liever de politieke tour opgaan, heb ik me in mijn vraagstelling louter op de feiten gebaseerd. Ik stel vast dat er een probleem is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Daar wil ik het bij houden.
Ik wil even terugkomen op wat de heer Vandaele heeft verklaard. Er zijn blijkbaar maar 13 procent ondernemers. Volgens hem gaat het niet om zo veel dossiers. Ik ben het daar niet mee eens. Elk dossier dat aan een vertraging onderhevig is, is er eentje te veel. De minister is het allicht eens met de stelling dat het niet de bedoeling kan zijn dossiers te laten aanslepen.
De minister heeft een aantal stappen gezet. Ik vraag me af wat zijn prognose nu is. Hoeveel bedraagt de achterstand? Op welke termijn zal het mogelijk zijn de achterstallige dossiers weg te werken? Er zijn immers maatregelen genomen. Er is een rechter toegevoegd om een aantal zaken aan te pakken.
Minister, de laatst ingediende dossiers zullen prioritair worden behandeld. Dat betekent uiteraard dat de allereerste dossiers in feite achtergesteld blijven. Ik heb het daar moeilijk mee. Op welke manier zult u ervoor zorgen dat die eerste probleemdossiers vrij snel kunnen worden aangepakt?
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Minister, ik heb naar uw antwoord geluisterd en ik vind het zwak dat u naar uw voorganger verwijst. U bent ondertussen 3,5 jaar minister. In 2009, bij het begin van deze legislatuur, kon ik daar misschien nog inkomen. Eigenlijk was er een objectieve reden voor de achterstand. Er waren immers dubbel zo veel dossiers ingediend. U kunt zich nu echter niet meer wegsteken en gewoon stellen dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen in 2009 door uw voorganger is opgericht. U bent nu al 3,5 jaar minister.
We stellen vast dat 1120 dossiers niet opgelost geraken en niet worden behandeld. Zelfs de Vlaamse ombudsman vindt dat de redelijke termijn echt wordt overschreden. De laatste dossiers zullen pas in 2016 eventueel worden weggewerkt. Het gaat dan om een behandelingstermijn van 6,5 jaar.
Ik zou me zeker hoeden voor een eventuele dagvaarding. Ik zou hiervoor een provisie in de begroting aanleggen. Misschien zullen u of het Vlaamse Gewest worden gedagvaard voor de schade die de betrokkenen oplopen vanwege dossiers die niet binnen een redelijke termijn worden behandeld. De Belgische overheid is destijds ook veroordeeld omdat de rechterlijke macht haar vonnissen niet tijdig kon afleveren.
U kunt zich niet achter de scheiding der machten verbergen. Er is natuurlijk een scheiding der machten. U kunt de Raad voor Vergunningsbetwistingen natuurlijk niet zeggen welke dossiers eerst moeten worden behandeld of op welke manier een dossier moet worden beoordeeld. Dat klopt. U kunt echter wel in een bijkomend budget voorzien en zeggen wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen binnen een bepaalde termijn moet doen. Indien u meer personeel ter beschikking stelt en hiervoor in uw begroting ook middelen uittrekt, kunt u toch minstens zeggen wat de operationele doelstellingen zijn en wat die nieuwe personeelsleden binnen welke termijn precies moeten doen.
Minister, ik durf nu al te wedden dat we hier volgend jaar weer zullen zitten en dat de achterstand dan nog niet zal zijn opgelost. U zult dan weer gedurende een halfuur een lijst van maatregelen voorlezen. Die maatregelen zijn echter niet daadkrachtig en vormen geen oplossing voor het probleem.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Volgens mij kunnen we de discussie in de toekomst al een stuk inkorten. We weten allemaal dat het aantal dossiers in het begin fout is ingeschat. Het personeelskader is moeilijk ingevuld geraakt. Ik stel voor dat we daar een streep onder trekken. We hoeven dat niet elke keer opnieuw te herhalen. We weten dat allemaal. Dat is zo. We hoeven daar niet over te discussiëren. Ondertussen zijn we een aantal jaren verder en moet de hand aan de ploeg worden geslagen.
De heer Vandaele heeft aangehaald dat de termijnen momenteel worden gehaald. Het gaat hier echter om een termijn die de Raad voor Vergunningsbetwistingen zichzelf heeft opgelegd. Die termijn wordt inderdaad gehaald.
De minister heeft terecht verklaard dat hij zich als minister niet in de prioritering van de dossiers kan mengen. Daar ga ik volledig mee akkoord. Daar gaat het hier eigenlijk niet om. Het gaat erom dat we die achterstand moeten wegwerken. Het is mogelijk dat ik niet kan rekenen, maar volgens mij groeit die achterstand nog steeds lichtjes. Ik heb gelezen dat jaarlijks 905 dossiers worden ingediend. Elk jaar volgen ook 864 uitspraken. Blijkbaar houdt niet elke uitspraak in dat een dossier ook wordt afgesloten. Dit betekent dat de achterstand nog steeds groeit, zij het weliswaar aan een lager tempo. Volgens mij moeten we dit in ons achterhoofd houden.
Met betrekking tot het procedurereglement ben ik in mijn vraag om uitleg vrij vaag gebleven. Ik heb gevraagd waarom dit reglement er al dan niet zou zijn. Ik wil er echter op wijzen dat op de website www.rwo.be, in de rubriek Regelgeving, nog steeds staat vermeld dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen geen procedurereglement heeft. Het reglement is er wel. Het zou misschien een goede zaak zijn hierover overal eenduidig te communiceren.
Wij nemen akte van het feit er initiatieven zijn om de achterstand weg te werken. Het is inderdaad niet uw taak om prioriteiten te stellen, minister, maar wel om ervoor te zorgen dat de achterstand kan worden weggewerkt.
De aanbevelingen van de ombudsman waren heel duidelijk. De meesten hier aanwezig kunnen die getuigenissen staven vanuit de praktijk. Als er nog eens iemand op mijn kantoor komt vragen hoe het kan dat hij al zo lang tevergeefs wacht op een antwoord in zijn dossier, zou ik die persoon graag eens kunnen zeggen binnen welke termijn wij de achterstand van die dossiers weggewerkt zullen hebben.
Minister, op welke termijn zal die achterstand weggewerkt zijn? Wanneer gaan we op het punt nul zijn, waarbij de dossiers aan hetzelfde tempo binnenkomen en buitengaan?
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, minister, collegas, we hebben met dit eigen Vlaams rechtscollege geschiedenis geschreven. We hebben op basis van de impliciete bevoegdheden gebruik gemaakt van de mogelijkheid volgens de Grondwet om onze eigen verantwoordelijkheid te nemen.
Ik sluit me aan bij wat al gezegd is over het verleden. Ten eerste: er is een grotere instroom van dossiers dan voorzien. Ten tweede: er was een manke invulling van het personeelskader op het moment dat men de mogelijkheden had, namelijk in het najaar van 2009.
Gedane zaken nemen geen keer, maar we moeten het probleem nu wel oplossen. De heer van Rouveroij en ikzelf hebben op 16 november 2010 een voorstel van resolutie ingediend, waarin we een heel eenvoudige procedurewijziging voorstelden, via een aanpassing van het reglement van orde, om de mogelijkheid te creëren dat één rechter via een schriftelijke procedure zou kunnen oordelen over de ontvankelijkheid van een aanvraag. Op die manier zou je van in den beginne een scheiding kunnen maken tussen ontvankelijke en niet-ontvankelijke dossiers.
Bij de dossiers die ingediend zijn in de periode 2009-2010 tot september 2011, vraag ik me af hoeveel daarvan er niet ontvankelijk zijn. We moeten eens bekijken of we geen extra procedure kunnen invoeren om daar snel komaf mee te maken.
In het decreet van 27 maart 2009 hebben wij in de Raad voor Vergunningsbetwistingen de nieuwe Codex Ruimtelijke Ordening net opgenomen omdat op dat ogenblik, anno 2009, de behandeling van de vernietigingsprocedure bij de Raad van State achtenhalf jaar duurde en dan heb ik het niet over de klassieke schorsingsprocedure. Het was juist de bedoeling om dat te voorkomen. De ambitie was toen om in geval van schorsing binnen de drie maanden en in geval van vernietiging binnen de zes maanden een uitspraak te kunnen doen. Ik neem aan dat dat iets te ambitieus was, maar ik ga er toch van uit dat men binnen de twaalf maanden een uitspraak moet kunnen doen in een vernietigingsprocedure, zoals nu ook blijkt uit het jaarverslag van de raad. Als we dat kunnen vasthouden, is dat een geweldige vooruitgang tegenover het verleden.
Dat betekent echter niet dat wij de ogen kunnen sluiten voor de niet-behandelde dossiers. In nood mag iedereen dopen, heb ik geleerd. Wij hebben voor de behandeling van de leegstandsheffing ooit een beroep gedaan op externe firmas om de achterstand van 24.000 dossiers weg te werken. Het was een ongekend precedent, ook voor de vakbonden, maar het is toen wel gelukt.
Minister, mocht u eraan twijfelen: u hebt veel middelen en mogelijkheden. Als we hier nu een prioriteit van maken en we schakelen alle mogelijke mensen in die we hebben, ook in ons eigen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, al is het maar om voorbereidende notas te maken van de dossiers, kun je op korte termijn heel veel realiseren en kun je na vier jaar de bladzijde van dit mooie, maar in zijn operationaliteit pijnlijke dossier omslaan.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Ik wil het betoog van de heer Ceyssens bijtreden. Hij stelt de concrete en essentiële vraag wanneer we die historische achterstand volledig weggewerkt zullen hebben.
Minister, wat vindt u van die uiteindelijke behandelingstermijn van twaalf maanden? Vindt u dat dan snel genoeg?
De heer Bart Martens : De heer Sanctorum had het daarnet over het uitblijven van de omgevingsvergunning. Dat is meer relevant voor het debat over de werking van de raad dan we denken. Als die omgevingsvergunning een feit is, en de Raad voor Vergunningsbetwistingen blijft de laatste bestuursrechterlijke rechtbank die in laatste instantie oordeelt over de omgevingsvergunning en de beroepen die ertegen zijn ingespannen, komt er immers nog een extra contentieux bij. Beroepen die vandaag in laatste aanleg worden ingediend tegen beslissingen rond milieuvergunningen van minister Schauvliege bij de Raad van State, komen dan ook nog eens op de werktafel van de Raad voor Vergunningsbetwistingen terecht. Wat betekent dat voor de workload van die raad? Mogen we dan nog een extra instroom verwachten?
En wat betekent dat voor de toets met het grondwettelijke? Het Grondwettelijk Hof heeft ooit geoordeeld dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen wel degelijk conform de Grondwet is opgericht. Een van de redenen die het Grondwettelijk Hof in zijn arrest aanhaalde, was het feit dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen effectief sneller uitspraken zou kunnen doen dan de Raad van State. Dat argument vond het hof doorslaggevend genoeg om te zeggen dat de oprichting conform artikel 10 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen is gebeurd: dit doorstaat de grondwettelijke toets. Maar dat argument van de snelheid kunnen we niet meer aanhouden als er geen snellere uitspraken worden gedaan over die hangende zaken. Mijnheer Van Mechelen, u zegt dat de Raad van State er 8,5 jaar over deed. Dat was niet meer het geval op het moment dat de raad effectief werd opgericht. Ik gebruikte dat argument ook altijd ter verdediging van het principe van de oprichting van een eigen Vlaamse rechtbank. Ik kreeg toen een heel kwade brief van de voorzitter van de Raad van State. Hij maakte mij erop attent dat op het moment dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen in werking trad, het stedenbouwcontentieux bij de Raad van State volledig was weggewerkt. Dat is wat zij beweerden: de doorlooptijden waren op het einde bij de Raad van State veel korter dan dat ze op dat moment waren bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De vraag is of we artikel 10 zullen kunnen inroepen om op het ogenblik dat de omgevingsvergunning een feit is de grondwettelijkheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen alsnog te kunnen handhaven.
Minister, is het mogelijk om daarover een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof? Ik ben geen jurist, ik weet niet wie dat allemaal kan, maar het zou toch niet slecht zijn om ons op voorhand te vergewissen van wat die omgevingsvergunning nu betekent voor onze administratieve rechtbank, het bestuurscollege of de Raad voor Vergunningsbetwistingen. We zullen wel zien waar de bestuursrechtbank op dat moment staat. Het zou toch goed zijn om er ons op voorhand van te vergewissen dat we met die omgevingsvergunning geen extra probleem hebben gecreëerd en dat we misschien alsnog de beroepen aan de Raad van State moeten overlaten.
Minister, u hebt vorige vrijdag uw Waalse collegas in Namen bezocht. Daar vond de gezamenlijke ministerraad plaats. Er wordt samen met de Waalse Regering een verzoek gericht aan de federale overheid om na te gaan of er een voorhoede van federale ambtenaren zou kunnen worden overgeheveld in afwachting van en vooruitlopend op de zesde staatshervorming. We zouden er ook aan kunnen denken en ik weet niet of die vraag gesteld is om de auditeurs die vandaag nog bij de Raad van State zitten, over te hevelen naar de Vlaamse rechtbank. Zij zitten daar vandaag, vermoed ik, voor een deel met hun vingers te draaien. Zij waren onderlegd en deskundig, zij kenden onze wetgeving als hun broekzak. We moeten niet alleen kijken naar de hulprechters die vanuit het Milieuhandhavingscollege kunnen komen. We moeten vragen of we in die operatie van het overhevelen van de federale voorhoede ook personeel van de Raad van State kunnen krijgen. Is dat verzoek gedaan? Is het haalbaar, doenbaar, zinvol? Kunnen we op die manier extra mensen krijgen die goed opgeleid en deskundig zijn om de achterstand bij de raad, zeker wat betreft de dossiers van de eerste jaren, mee te helpen inlopen?
Minister Philippe Muyters : Mijnheer Martens, die vraag kunnen we zeker stellen aan de Raad van State. Ze is nog niet gesteld, maar we kunnen dat zeker doen. Elke rechter die er tijdelijk bij komt om de achterstand weg te werken, is welkom. Ik kom daar straks nog op terug.
U hebt prachtig aangetoond dat je bij het opstellen van een omgevingsvergunning niet over één nacht ijs kunt gaan. Je kunt je niet veroorloven om met een voorstel te komen dat de rechterlijke toets niet kan doorstaan. Wat u naar voren brengt, moeten wij inderdaad onderzoeken. Dat is aan de gang. We moeten een juridisch sluitend geheel krijgen als we de omgevingsvergunning voorstellen.
Mijnheer Van Mechelen, u hebt een duidelijke en juiste schets gegeven. Ik dank u daarvoor.
Mevrouw Van Volcem, ik heb mij niet verscholen achter de vorige minister. Ik heb enkel gezegd dat de toestroom van het aantal dossiers was onderschat. Meer heb ik niet gezegd. Ik heb de vorige minister niet genoemd. Ik heb zelfs niet gezegd dat het gaat om een decreet van de vorige legislatuur. De heer Vandaele heeft in verband daarmee een aantal elementen naar voren gebracht, maar ikzelf heb mij daar niet achter verscholen. Ik vind dat we dit zelf moeten oplossen, maar dat werd al gezegd.
Mijnheer Van Mechelen, de timing van drie en zes maanden was te strikt, zelfs als de codex wordt toegepast en de procedure door de rechters wordt toegepast en uitgeput, waarbij er een kans op wederantwoord is enzovoort. Voor een vernietiging is één jaar een realistische timing. De voorzitter van de Raad voor Vergunningsbetwistingen kan daar straks dieper op ingaan.
U suggereert dat we voor het afhandelen van het verleden het departement kunnen inschakelen. Dat is een van de elementen waarmee we rekening houden bij de voorbereiding van de dossiers.
Mevrouw De Waele, ik kan er geen termijn op plakken. Ik kan de moeilijkheidsgraad van de dossiers niet inschatten. Maar ik weet wel dat er drie rechters van het Milieuhandhavingscollege klaarstaan om die tijdelijke rol meteen op te nemen. U weet dat ik een open oproep doe. Ik hoop dat daar veel reactie op zal komen. Maar ik weet dat natuurlijk niet. De rechters van de Raad van State kunnen ook nog reageren op die open oproep. Ik sta daarvoor open. Ik wil gerust bekijken wat daar kan. Maar die drie rechters van het Milieuhandhavingscollege hebben we in elk geval als extra rechters om het verleden weg te werken. Ik kan niet inschatten hoeveel van die dossiers misschien al van de baan zijn, maar dat kan het departement nagaan. Er kunnen al dossiers van de baan zijn omdat ze niet direct zijn opgelost en wegens de termijn niet meer moeten worden uitgesproken. Ik kan dat niet inschatten en ik kan daar niets over zeggen.
Ik doe wat ik kan. En ik heb aangetoond, mevrouw Van Volcem, dat alle maatregelen genomen zijn. Ik ben het op dat punt eens met de heer Ceyssens: de maatregelen zijn genomen, er is extra personeel en extra geld. Het budgetje dat u vernoemde, is er, en het is recurrent. Zodra ik de toelating heb om de extra rechters te benoemen, doe ik dat. De procedurele aanpassingen zijn gebeurd. Ik ga er dus van uit dat we nu verder kunnen op de manier zoals na het initiatief van het parlement. We kunnen er komen, niet alleen voor de nieuwe dossiers, maar ook voor de dossiers uit het verleden.
De voorzitter van de raad moet de rekensom straks maar maken. Ik had begrepen dat er misschien nog 40 dossiers aanhangig zijn van het derde werkingsjaar, maar dat er 277 van vroeger zijn meegenomen. Als we die erbij tellen, dan hebben we er 434 over, of zoiets, en dan is er dus meer verwerkt dan in het derde werkingsjaar is binnengekomen. Het is aan de voorzitter om te vertellen of dit juist is of niet. Het leek me de reden te zijn om te zeggen dat ze het volume aankunnen.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Men heeft altijd de mond vol van de betaalbaarheid van de woningen. Ik heb altijd gezegd dat de overheid daar een grote rol in speelt. Als de overheid traag werkt, dan is dat ook een belangrijke kostprijsbepalende factor. In die zin moeten we ook inschatten dat een vertraging in uitspraken van de Raad voor Vergunningsbetwistingen uiteindelijk doorgerekend wordt aan de eindgebruiker, en dat is niet wat we willen. Als de eindgebruiker niet gehaald wordt, dan zijn de ondernemingen de dupe en komen die in de problemen. Er moet zeker en vast ook aandacht aan worden besteed.
Minister, ik hoor dat u open minded bent. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Ik hoop dat u ook de aanbevelingen van het parlement indachtig zult zijn.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Minister, ik zal volgend jaar de cijfers opnieuw bekijken, maar ik heb absoluut geen hoop.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Minister, ik moest normaal gezien in de commissie Landbouw zijn voor een vraag over paarden en ik wil het hier ook bij die terminologie houden: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Voor wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft, is het vertrouwen er jammer genoeg nog nooit gekomen, het is weg, heel ver weg.
Ik meen dat we in onze vraagstelling geen politieke spelletjes gespeeld hebben, maar dat we vrij concreet op de dingen zijn ingegaan. Ik heb ook een aantal heel duidelijke antwoorden van u gehoord. Met het decretale initiatief en met de uitwerking ervan zijn er inderdaad een aantal maatregelen genomen om de achterstand in de toekomst weg te werken. Op dit moment is daarmee het vertrouwen bij de burger in onze Vlaamse Raad voor Vergunningsbetwistingen absoluut niet hersteld. Die zal pas hersteld worden als uit de daden zal blijken dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen behoorlijk functioneert aan de hand van de vooropgestelde doelstellingen.
Een van de kerncriteria daarbij blijft dat de achterstand wordt weggewerkt. Ik wil straks, tijdens de gedachtewisseling over het jaarverslag 2011-2012 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, van de voorzitter van de raad horen of die achterstand nu al dan niet nog aangroeit, maar ik blijf vragende partij voor een duidelijke termijn waarbinnen de historische achterstand weggewerkt moet zijn. Als we ons ook aan die termijn houden, zullen we het vertrouwen in de Raad voor Vergunningsbetwistingen terugwinnen en kan de raad functioneren.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.