Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 08/11/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het aantal plaatsen bij brugtrajecten
- 116 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Minister, in het kader van het deeltijds onderwijs hebben wij verschillende manieren om jongeren de mogelijkheid te bieden om te werken waaronder de brugtrajecten. De brugtrajecten hebben altijd als doelstelling gehad om de kansen op reguliere tewerkstelling te vergroten door bij jongeren de werkattitudes te versterken en aan te scherpen die noodzakelijk zijn om op die arbeidsmarkt te kunnen functioneren. Binnen de brugtrajecten wordt voorzien in een heel sterke begeleiding en ondersteuning om die jongeren daarop voor te bereiden.
Het probleem is niet nieuw en wordt alleen maar groter. Daarom wil ik het opnieuw ter sprake brengen. Er zijn namelijk wel voldoende plaatsen voor de jongeren, maar er zijn te weinig gesubsidieerde werkervaringsplaatsen. Dit is een probleem waar het deeltijds onderwijs mee te kampen heeft. Er vindt een screening plaats van de jongeren binnen het deeltijds onderwijs om na te gaan welk werktraject zij nodig hebben. Er zijn jongeren die onmiddellijk inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar er zijn er ook die zelfs nog niet toe zijn aan een brugtraject en eerst een voortraject nodig hebben of die zelfs een plaats moeten krijgen in de persoonlijke ontwikkelingstrajecten.
Er wordt nagegaan welk traject op maat van de jongere is. Er zijn veel jongeren die toch wel klaar zijn om te functioneren in een brugproject, maar er zijn te weinig gesubsidieerde plaatsen. Het probleem doet zich al geruime tijd in de Kempen voor. We moeten vaststellen dat het aantal jongeren dat eigenlijk terecht zou moeten kunnen in een brugproject, in die regio steeds toeneemt. Er zijn wel voldoende organisaties die een traject willen realiseren, maar die niet de nodige subsidies krijgen. Integendeel, het contingent brugprojecten wordt afgebouwd in de regio, terwijl er een grotere nood is bij de jongeren die instappen in het deeltijds onderwijs.
Het is nooit onze bedoeling geweest om verschillende trajecten uit te werken in dat systeem om dan tot de vaststelling te moeten komen dat we onvoldoende kunnen inspelen op de noden die er in de centra Leren en Werken en vooral bij de jongeren zijn.
Minister, is er een mogelijkheid om het volgende schooljaar in meer gesubsidieerde werkervaringsplaatsen te voorzien? Kunnen we meer duidelijkheid krijgen over de manier waarop er beslist wordt om een aantal brugprojecten in een bepaalde regio toe te kennen? We stellen namelijk in een bepaalde regio vast dat het aantal brugprojecten wordt afgebouwd terwijl er een grotere vraag naar is.
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Voorzitter, minister, collegas, ik wil graag de vraag van mevrouw Helsen ondersteunen. Het is een terechte vraag vanuit de Kempen.
De brugtrajecten zijn voor heel wat jongeren met een moeilijke schoolloopbaan zowat de laatste kans. Het is een zeer lovenswaardig initiatief. Minister, de vraag van mevrouw Helsen is ook een noodkreet van de organisaties die zich daarmee bezighouden. Ik wacht uw antwoord af. De vraag naar de basis waarop het aantal brugprojecten worden toegekend, is absoluut een terechte vraag. Er moet ruimte zijn om deze jongeren die laatste kans te garanderen. Ik steun de vraag dus volledig.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, collegas, de term werkervaringsplaatsen is ruimer dan enkel brugprojecten. Ook arbeidsdeelname is, in het kader van het decreet Leren en Werken, een concrete invulling van werkervaringsplaatsen.
Het totale aantal gesubsidieerde werkervaringsplaatsen wordt bepaald door het beschikbare budget. Dit globale budget wordt verdeeld over voortrajecten, brugprojecten en plaatsen voor effectieve arbeidsdeelname. De verdeling van het globale budget hangt onder andere af van het aantal uren dat in het vorige schooljaar concreet werd gerealiseerd in de diverse trajecten. Op basis van deze historische gegevens en overleg met de regionale overlegplatforms wordt dan een verdeling gemaakt. Omdat ik voor 2012-2013 geen zicht heb op de concrete realisatie van de toegekende urenpakketten voor de diverse trajecten, kan ik u nu dan ook nog niet zeggen hoe die verdeling voor het schooljaar 2013-2014 er zal uitzien.
Aan de organisatoren van brugprojecten wordt gevraagd hoeveel uren zij denken nodig te zullen hebben voor het komende schooljaar. Dit wordt dan vergeleken met de geschiedenis van correct verantwoorde benutting van eerder toegekende contingenten. Op basis van die vergelijking en rekening houdend met eventuele recente ontwikkelingen bijvoorbeeld het wegvallen van een organisator wordt dan een contingent toegekend aan elke organisator. Daarnaast wordt er een globale reserve aan uren aangelegd die op vraag van een organisator kan worden ingezet volgens aantoonbare noodzaak in de loop van het werkingsjaar.
Wat betekent dat voor het Regionaal Overlegplatform Kempen (ROP Kempen). Het aantal uren brugprojecten dat aan het ROP Kempen werd toegekend, bedroeg in het schooljaar 2010-2011 49.520,32 uren. Daarvan werden 46.640,40 uren effectief gepresteerd. Dat betekent dat niet alle uren die werden toegekend, gepresteerd werden in het schooljaar 2010-2011. In het schooljaar 2011-2012 werden er 48.795 uren toegekend. Het aandeel effectief gepresteerde uren is nog in verrekening. Er zijn dus wel meer uren toegekend dan er het jaar voordien effectief werden gepresteerd. In het schooljaar 2012-2013 zijn er 45.945 uren initieel toegekend. Het ROP kan, indien dit noodzakelijk is, een beroep doen op een reserve van 4705 uren. Dat is een totaal van 50.650 uren. De bewering dat het aantal uren voor het ROP Kempen de voorbije jaren wordt afgebouwd, klopt dus niet uit de feiten.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Voorzitter, minister, het is heel interessant om deze gedetailleerde cijfers te krijgen en om met deze cijfers naar het werkveld te gaan. Ik zie dat er een daling is van 48.000 uren naar 45.000 uren, maar nog wel een reserve van 4700 uren, waardoor het probleem zou moeten kunnen worden opgelost.
U geeft ook duidelijk aan op welke manier deze beslissingen worden genomen. Ik wil er vandaag niet verder op ingaan. Ik wil terug naar het werkveld gaan en de vraag stellen waar het mank loopt. Er zullen een aantal dingen mank lopen anders zouden ze het probleem niet aankaarten, maar het is voor mij onduidelijk waar het schoentje precies knelt.
Het is interessant om de cijfers te hebben zodat op basis daarvan het overleg kan worden voortgezet.
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Voorzitter, ik heb dezelfde bedenking. De cijfers zijn wat ze zijn. Ik denk dat eerst moet worden teruggekoppeld naar de mensen die de vraag hebben gesteld om na te gaan wat er met de uren is gebeurd en hoe de vork in de steel zit. Ik ben zeer tevreden met het antwoord.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.