Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 25/10/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het rapport Wie is er niet als de schoolbel rinkelt? Evaluatie 2010- 2011 van het Agentschap voor Onderwijsdiensten
- 106 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan: Minister, de lagere en middelbare scholen krijgen steeds meer te maken met spijbelaars. Dat is niets nieuws. In het schooljaar 2010-2011 waren 7266 kinderen ongeoorloofd afwezig. Dat is 20 procent meer dan het jaar ervoor. Dat blijkt uit cijfers van het jaarrapport leerplichtcontrole van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi). De stijging is relatief het grootst bij de basisscholen. In 2010-2011 was er voor 1373 leerlingen een melding van problematische afwezigheid. In verhouding tot de totale schoolbevolking gaat het hier om 0,33 procent. Dit percentage ligt hoger dan in 2009-2010, toen het 0,25 procent was.
De meeste spijbelaars zitten in het eerste leerjaar. Het hoogste percentage meldingen vinden we terug in de provincie Oost-Vlaanderen, gevolgd door Antwerpen. Ook het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest scoort relatief hoog.
In het secundair onderwijs is het aantal ongeoorloofd afwezigen 5893 of 1,5 procent van de schoolbevolking. Dat is een kleine stijging ten opzichte van 2009-2010, toen het 1,4 procent was. De meeste meldingen komen uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, gevolgd door de provincies Oost-Vlaanderen en Antwerpen.
Over de oorzaken en het profiel van spijbelaars hebben we het hier al verschillende keren gehad. Het rapport van AgODi bevestigt dit opnieuw. De meeste absenties worden volgens de scholen veroorzaakt door schoolmoeheid, opvoedingsonmacht van de ouders of een problematische gezinssituatie. De cijfers geven aan dat jongeren met problematische afwezigheden beduidend hoger scoren op de meeste kansarmoede-indicatoren.
Minister, in mei dit jaar was er in deze commissie een gedachtewisseling over het actieplan spijbelen en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag. In het plan kondigt u verschillende acties aan voor 2011-2012 en 2012-2013.
Wat is de stand van zaken van het actieplan? Worden de vooropgestelde deadlines gehaald? De haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor grensoverschrijdend gedrag en onveiligheidsgevoelens op school is opgeleverd. Is er al beslist welke concrete maatregelen u op basis daarvan zult nemen? Werd er al een analyse gemaakt over de eventuele invoering van een persoonlijk leerlingendossier? Zo ja, wat zijn de conclusies? Zijn er gemeenten die GAS-boetes (gemeentelijke administratieve sancties) uitschrijven specifiek als maatregel tegen spijbelen? Bent u van mening dat dit een effectieve maatregel is? Er zouden Vlaamse administratieve boetes kunnen worden opgelegd voor ouders bij spijbelen. Dat zou uitgeklaard worden in 2012. Wat is daarin de stand van zaken? Is er al een overleg geweest met de minister van Binnenlandse Zaken over de evaluatie van de omzendbrief PLP 41? Zo ja, welke conclusies werden getrokken? Zo neen, wanneer is het overleg gepland?
Minister Pascal Smet : De administratie is bezig met de uitrol van het actieplan. Er wordt hard gewerkt om de vooropgestelde deadlines te halen.
De resultaten van het onderzoek naar het monitoringsysteem zijn vrijgegeven en werden in juni 2012 door de Vlaamse Regering besproken. Wij hebben een aantal valideringsinitiatieven voorgesteld. Het eindrapport en de beleidsaanbevelingen staan op de website. Ik stel dus voor dat u dat eerst even bekijkt. Uiteraard zal er rekening worden gehouden met de resultaten van het onderzoek in de uitrol van het actieplan Spijbelen en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag, ook in het kader van het loopbaandebat en meer bepaald met betrekking tot het welbevinden van leerkrachten, en in de voorbereiding van informatie die zal worden aangereikt aan de scholen.
Met betrekking tot het persoonlijk leerlingendossier is men bezig met de uitwerking van het concept. Binnen enkele weken start de gedetailleerde behoefteanalyse. Er is heel wat discussie over: wat moet erin en wat niet? Dat wordt verder ontwikkeld. Het streefdoel is om dat tegen midden 2014 te hebben veralgemeend.
Wat nu de GAS-boetes betreft, staat het buiten kijf dat jongeren de mogelijkheid moeten hebben om in de publieke ruimte jong te kunnen zijn. Zij moeten daar aanwezig kunnen zijn. Opgroeien betekent dat je grenzen ontdekt, dat je grenzen probeert te verleggen maar ook dat er grenzen worden getrokken. Dat is het proces van groot worden. Wij hebben de opdracht gegeven om alles in verband met GAS-boetes in kaart te brengen en uit te klaren in welke mate dat nu al dan niet effectief kan zijn met betrekking tot het spijbelgedrag. Op basis daarvan zullen we met Binnenlandse Zaken rond de tafel zitten om uit te maken of we het al dan niet mogelijk maken, en aan welke randvoorwaarden moet zijn voldaan.
Er heeft nog geen overleg met Binnenlandse Zaken plaatsgevonden. Er is daarover wel voorafgaand contact geweest.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, ik dank u voor het antwoord: kort en bondig. Ik zal in verband met het antwoord op de tweede vraag eens op de website kijken. Ik heb nog geen tijd gehad om dat te doen. Toen ik mijn vraag heb opgemaakt, heb ik de website er niet bijgehaald.
De persoonlijke dossiers zullen zeer belangrijk zijn. Dat zou wel een effectief middel kunnen zijn, als je er dieper op ingaat. Wie zijn die jongeren? Met welke problemen worden ze geconfronteerd? Hoe kunnen we dat beter aanpakken? Het probleem moet ook bekeken worden ten aanzien van de scholen, want een van de grootste oorzaken van spijbelen is een vorm van schoolmoeheid. Dat hoofdstuk zou ook mee opgenomen moeten worden. Ik denk dat die vragen hier regelmatig zullen terugkomen en we zullen het blijven opvolgen. Het dossier is nog niet afgesloten.
De voorzitter : Over websites gesproken: alle lof voor de website van de Vlaamse administratie Onderwijs. Daar staan heel veel gegevens op en die zijn praktisch en op een gemakkelijke manier te verkrijgen. Ik denk dat dat ook een invloed heeft op de schriftelijke vragen. Dankzij de goede website zullen er minder schriftelijke vragen moeten worden gesteld. Als het goed is, mag dat ook wel eens gezegd worden. Het is een goede raad: voor je iets doet, kijk dan eerst naar de website.
Minister Pascal Smet : De website zal trouwens worden gemoderniseerd om hem nog toegankelijker te maken.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.