Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 25/10/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het personeelsbeleid bij de VDAB
- 88 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters: Voorzitter, minister, collegas, mijn vraag is eigenlijk een vervolg op een schriftelijke vraag van 6 september die ik gesteld heb naar aanleiding van tendering. Het Rekenhof heeft in de commissie gesteld dat de VDAB de uitbesteding niet heeft afgewogen tegen een uitvoering in eigen beheer. Minister, u hebt geantwoord dat de VDAB bezig was met de uitwerking van een nieuw personeelsplan sedert begin 2012 en dat het de bedoeling was om dat nieuwe plan op te nemen in de beheerscyclus van 2013 zodat het geïntegreerd kan worden.
Het personeelsplan zou zo goed als klaar zijn. Er zou nog verder over moeten worden onderhandeld met de syndicale delegaties en het zou nadien ook nog op de raad van bestuur van de VDAB moeten worden besproken. De Vlaamse Regering wil tegen 2014 een personeelsreductie van 6 procent realiseren. Voor de VDAB betekent dit een afname van het personeelsbestand met 288 personen. De afvloeiingen bij de VDAB zouden via natuurlijke uitstroom gebeuren onder meer via pensionering en het niet verlengen van tijdelijke contracten en vervangingscontracten wanneer de titularis terugkeert. Minister, dat hebt u geantwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 838.
Voor ons is het belangrijk dat de VDAB zelf geloofwaardig is in haar eigen personeelsbeleid. De VDAB heeft een voorbeeldfunctie inzake personeelsbeleid, zeker ten aanzien van kansengroepen en 50-plussers. Naast het bestrijden van ongekwalificeerde uitstroom, vormt ook de verhoging van de werkzaamheidsgraad van 50-plussers een van de prioriteiten van het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. De VDAB mag nog een tandje bijsteken wat de werkzaamheidsgraad van 50-plussers betreft. In 2009 bedroeg het aandeel van de 50-plussers in de personeelssamenstelling van de VDAB 33,53 procent. Dat is onder het nationaal gemiddelde van 38,6 procent. Eind 2010 was dat 31,8 procent, dus opnieuw een daling. De VDAB zal dus een tandje moeten bijsteken indien hij een voorbeeldrol wil vervullen.
Minister, zullen de afvloeiingen binnen de VDAB beantwoorden aan het objectief om niet alleen 50-plussers te laten afvloeien en zullen de afvloeiingen evenwichtig worden gespreid over de diverse leeftijdscategorieën? Beschouwt u de VDAB in dit geval als een instelling met een voorbeeldfunctie?
Hoe zit het concreet met de diversiteit en de aanwezigheid van kansengroepen in het personeelsbestand van de VDAB, in het bijzonder van allochtonen, mensen met een arbeidshandicap en 50-plussers?
Hoe groot is thans het aandeel vrouwen in de hogere functies?
Welke concrete personeelsaantallen op elk niveau zullen worden nagestreefd in het nieuwe personeelsplan, tussen nu en 2015?
Zal het aantal afvloeiingen via natuurlijke uitstroom volstaan om de vooropgestelde afname van het personeelsbestand te realiseren? Hoe groot zal het aandeel pensioneringen daarin zijn? Op welke leeftijd kunnen mensen met pensioen gaan? Gaat het met andere woorden over een vervroegde pensionering? Wat zal het aandeel zijn van de niet-verlenging van tijdelijke contracten en vervangingscontracten?
Is er ook sprake van een brugpensioenregeling? Zal dat in een context van herstructurering gebeuren? Zo ja, welke leeftijdsvoorwaarden zullen gelden? Hoe rijmt u dat dan met de stelling die u onlangs poneerde naar aanleiding van de bedenkingen van de heer Bothuyne dat het brugpensioen beter zou worden afgeschaft?
Hoe rijmt u de afvloeiingen via pensioneringen en desgevallend vervroegde pensioneringen en brugpensioneringen, die op hun beurt zullen leiden tot een lager aandeel tewerkgestelde 50-plussers bij de VDAB, met de doelstelling van de Vlaamse overheid om de werkzaamheidsgraad van 50-plussers op te trekken?
Wanneer zal de raad van bestuur van de VDAB zich uitspreken over het ontwerp van personeelsplan van de VDAB?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : In de uitvoering van de besparingsdoelstelling is de Vlaamse Regering een engagement aangegaan ten aanzien van de syndicale organisaties om niet over te gaan tot naakte ontslagen. Om de 6 procent besparingen toch te kunnen realiseren heeft de VDAB gekozen voor een natuurlijke uitstroom: medewerkers die de dienst zelf verlaten en medewerkers die met pensioen gaan in combinatie met een heel beperkt vervangingsbeleid. Daardoor heeft de VDAB momenteel al bijna de helft van de vooropgestelde afname van het personeelsbestand gerealiseerd.
De medewerkers van de VDAB kunnen momenteel, indien zij dat wensen, vanaf de leeftijd van 60 jaar met pensioen gaan overeenkomstig de algemene regelgeving.
Ik vind het wat raar dat u insinueert dat ik wel een brugpensioen zou willen binnen de VDAB. Gelet op de voorbeeldfunctie van de VDAB met betrekking tot de tewerkstelling van oudere werknemers heeft de VDAB geen bijzondere regeling voor vervroegde pensionering of een regeling voor brugpensioen.
De organisatie oefent uiteraard geen druk uit op de medewerkers om hun pensioenintenties bij te sturen in functie van het te realiseren besparingsobjectief. Het is dus niet zo dat wij mensen die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt aanzetten om met pensioen te gaan omdat wij op die manier ons besparingsobjectief zouden bereiken.
We willen allemaal meer 50-plussers aan het werk. Ook uw partij wil dat. Toch zeggen we ook dat wie met pensioen gaat, niet automatisch mag worden vervangen. Op die manier ontstaat er een spanningsveld met de voorbeeldrol van de VDAB inzake de tewerkstelling van 50-plussers. De keuze om het besparingsobjectief te realiseren door natuurlijke uitstroom op basis van pensionering kan immers leiden tot een lager aandeel 50-plussers in de hogere leeftijdscategorieën van het personeelsbestand van de VDAB.
Vandaag kan ik geen correcte prognose maken over de evolutie van het aandeel oudere leeftijdscategorieën de komende jaren, mede door de wijziging in de pensioenwetgeving. De haalbaarheid van de realisatie van de personeelsbesparingen via natuurlijke uitstroom, en dus het aandeel tewerkgestelde 50-plussers, zal sterk afhankelijk zijn van de mate waarin de medewerkers op pensioengerechtigde leeftijd daadwerkelijk binnen de betrokken periode op pensioen gaan. We stellen een evolutie vast dat er eerder later met pensioen wordt gegaan. Het hangt van de keuze van de medewerkers van de VDAB af. Zij kunnen op dit moment op 60 jaar met pensioen, maar ze hoeven dat niet te doen.
In verband met de verdere samenstelling van het personeelsbestand van de VDAB kan ik verwijzen naar de cijfers uit het jaarverslag. Op 31 december 2011 had de VDAB 117 personen met arbeidshandicap, 254 personen van allochtone afkomst en 1827 50-plussers op een totaal van 4986 personeelsleden. De 50-plussers zaten op 31 december 2011 aan 36,6 procent.
Van het totaal aantal leidinggevenden is 27,5 procent vrouwelijk. Bij het topkader zijn op dit ogenblik 3 op de 4 leidinggevenden vrouwen. Bij het middenkader zijn dat er 2 van de 13 en bij het lager kader 15 van de 35.
Aangezien het ontwerp van het personeelsplan nog niet werd besproken en goedgekeurd door de raad van bestuur, kan ik nog niet rapporteren over de concrete personeelsaantallen tussen nu en 2015 en de impact op de tewerkstelling van de 50-plussers. Daardoor kan ik ook heel wat van uw vragen nog niet beantwoorden. Het feit dat de besparingen vervat zitten in een personeelsplan, impliceert een grondig sociaal overleg op het niveau van het entiteitsoverlegcomité. Pas als dat afgerond is, kan het plan voorgelegd worden aan de raad van bestuur. Ik schat dat dat begin volgend jaar geagendeerd kan worden op de raad van bestuur van de VDAB.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : U zegt dat er geen bijzondere regeling is voor vervroegd pensioen, maar anderzijds geeft u aan dat men allemaal vanaf 60 met pensioen kan gaan. Dat is geen brugpensioen, maar er is dus wel een bijzondere regeling.
Heb ik het goed begrepen dat eind 2011 het aantal 50-plussers 36,6 procent bedroeg?
Minister Philippe Muyters : Ik haal het uit het jaarverslag: 1827 50-plussers op een totaal van 4986 personeelsleden. Ik heb mijn rekenmachine genomen ik heb het dus niet uit het hoofd berekend en kwam uit op 36,6 procent. (Gelach)
Mevrouw Lydia Peeters : De bedoeling was dat het nieuwe personeelsplan geïmplementeerd zou worden vanaf 2013, maar u weet nog niet wanneer het op de raad van bestuur komt.
Minister Philippe Muyters : Ik heb net gezegd dat het volgens mij begin volgend jaar geagendeerd zou kunnen worden. U weet ook dat zon personeelsplan, als het een sanering inhoudt, grondig moet worden doorgenomen in het sociaal overleg.
U kent mijn filosofie. De VDAB weet dat de doelstelling 6 procent is en dat de 50-plussers een zeer belangrijke doelgroep vormen. Ik ga het personeelsbeleid niet voeren, dat moet de VDAB doen, binnen die contouren, binnen het kader van het sociaal overleg zoals het is uitgetekend en binnen het kader van de wetgeving. U sprak over een specifieke regeling, maar het is de algemene regeling om op 60 jaar met pensioen te kunnen gaan. Er is dus geen specifieke regeling voor.
Mevrouw Lydia Peeters : U schermt altijd met die filosofie dat de VDAB alles moet doen wat binnen zijn mogelijkheden ligt om de doelstellingen te bereiken. Maar de VDAB heeft volgens mij een voorbeeldfunctie. Er zit nu een spanningsveld tussen enerzijds het proberen te verlagen van het personeelsbestand en anderzijds toch proberen om het aandeel 50-plussers in het personeelsbestand zo hoog mogelijk te houden. Ook het Rekenhof had daar enkele serieuze bedenkingen bij. Dat bleek ook uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 6 september. Het Rekenhof stelde met betrekking tot de verhouding tussen de tendering en het personeelsplan dat het vreemd is dat daar geen serieuze afweging is gemaakt.
U zegt wel dat de VDAB al het mogelijke moet doen om de doelstellingen te halen, maar uiteindelijk blijft u als voogdijminister wel verantwoordelijk. Daarom stellen wij de vraag hoe dat nu verder zal verlopen. Ik begrijp dat het niet in 2013 geïmplementeerd zal worden. We zullen zeker opvolgen wanneer het dan wel gebeurt.
In onze ogen heeft de VDAB een voorbeeldfunctie, en u als minister zou dat mee moeten ondersteunen.
Minister Philippe Muyters : Ik begrijp u niet, mevrouw Peeters. De filosofie van uw partij is dezelfde als de onze. Enerzijds willen wij meer 50-plussers aan het werk. Anderzijds, als mensen in de ambtenarij op pensioen gaan, moeten we er minder vervangen. U plakt daar zelfs een getal op. Natuurlijk is er een spanningsveld als je die twee elementen moet combineren. Wat wij hier doen, is hetzelfde.
Ik vind dat de VDAB hier juist mee omgaat. Ze zetten mensen niet onder druk om vroeger op pensioen te gaan, maar diegenen die op pensioen gaan, worden niet vervangen. Er is dus een schijnbare paradox. Men zorgt ervoor dat mensen zo lang mogelijk aan het werk blijven en kunnen blijven binnen de VDAB, maar zodra ze ervoor gekozen hebben om weg te gaan, worden ze niet automatisch vervangen. Zo zullen ze de doelstelling van 6 procent kunnen bereiken die wij vooropgesteld hebben. Maar er zijn nog meer manieren om die doelstelling te halen: door de vele tijdelijke contracten binnen de VDAB niet te vervangen, maar ook door mensen die vanwege een carrièremove weggaan uit de VDAB, niet te vervangen.
Als we dat bij elkaar tellen, geldt de VDAB daar effectief als voorbeeld, conform de filosofie die we volgen en die ook uw partij naar voren schuift.
Mevrouw Lydia Peeters : We zullen het beoordelen als we het definitieve personeelsplan hebben. Ik ontken ook niet dat wij altijd proclameren dat niet elke persoon die weggaat, automatisch vervangen moet worden.
Ik erken ook dat er een spanningsveld is tussen het aantal afvloeiingen dat vooropgesteld is en het feit dat men moet proberen om zo veel mogelijk 50-plussers aan het werk te houden. Minister, u hoeft niet boos te worden en Open Vld aan te vallen, ik vraag u enkel hoe u dat spanningsveld wilt oplossen. De VDAB moet een voorbeeldfunctie hebben.
Dat zijn mijn bedenkingen. We volgen het personeelsplan op. Als we dat begin 2013 hebben, hoop ik dat het opnieuw in de commissie aan bod kan komen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.