Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 18/10/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het project Innoveren en Excelleren in Onderwijs
- 49 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het pilootproject Innoveren en Excelleren in Onderwijs
- 71 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Vanaf het huidige schooljaar komen er in Gent, Brussel, Antwerpen en de Limburgse mijngemeenten proefprojecten in scholen met een hoog percentage GOK-leerlingen. Wegens de instroom worden deze scholen in een stedelijke context geconfronteerd met extra uitdagingen waarop specifiek een antwoord moet worden gezocht.
De bedoeling van het proefproject is een onderwijsmodel te initiëren dat werkt en inspirerend kan zijn voor andere concentratiescholen. De deelnemende scholen zullen extra ondersteund worden met als doelstelling te excelleren. Hiervoor wordt op jaarbasis 1 miljoen euro uitgetrokken. Het budget zou voornamelijk gebruikt worden voor de wetenschappelijke opvolging en ondersteuning.
In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag liet u weten dat er afgelopen zomer een oproep tot wetenschappelijk onderzoek zou worden uitgeschreven. De doelstelling van deze wetenschappelijke opdracht is om de verschillende onderwijsinnovaties als proces te monitoren en hun impact en effectiviteit op het maximaliseren van de leerprestaties, de leerwinst en het welbevinden van leerlingen te analyseren.
Ook gaf u aan dat de ondersteuning van de deelnemende scholen in het project zal gebeuren door innovatiecoaches. In nauwe samenwerking met de reguliere begeleidingsdiensten en bestaande lokale ondersteuning zullen zij initiatieven uitwerken vertrekkende van de lokale situatie van elke proefschool. Het gehele proefproject zal worden aangestuurd door een procesmanager.
Minister, wanneer gaan de proefprojecten in de deelnemende scholen concreet van start? Hoe zijn de projecten inhoudelijk ingevuld? Zijn er grote verschillen tussen de diverse steden, gemeenten en provincies? Volgens welke verdeelsleutel worden de middelen verdeeld? Wanneer worden die middelen uiteindelijk toegekend? Wat is de respons geweest op de oproep tot wetenschappelijke opdracht? Wie is er geselecteerd? Wat is het profiel van de innovatiecoaches en de procesmanager? Zijn die vacatures al ingevuld?
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri: Minister, voorzitter, ik heb een vraag over hetzelfde onderwerp, maar met een ander accent.
In het najaar 2011 bezocht u de El Kadisia-school in Amsterdam. Dat is een van de basisscholen in Amsterdam die een negatieve evaluatie kregen. Het plan van de stad Amsterdam om een radicale ommezwaai te bewerkstelligen, resulteerde in Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA). De scholen worden niet aan hun lot overgelaten. Er worden pedagogen naar de scholen gestuurd. Ze kijken wat er fout loopt en stellen een verbeterplan op. De Amsterdamse aanpak van straffen en belonen levert na 3 jaar positieve resultaten op bij 8 van de 33 basisscholen die meestapten in het project.
In Vlaanderen gaat in september het proefproject Innoveren en Excelleren in Onderwijs van start in Brussel, Antwerpen, Gent en de Limburgse mijnstreek. Het proefproject wil de kwaliteit van het onderwijs in concentratiescholen verhogen door meer op maat van de leefwereld van jongeren te werken, met extra aandacht voor de Nederlandse taalvaardigheid. Daar hebben we in Brussel extra nood aan.
Mijn accent ligt dus op Brussel. Drie Brusselse scholen zijn geselecteerd: de gemeentelijke basisschool Wittouck, t Plantzoentje en de Vrije Lagere School Sint-Karel in Sint-Jans-Molenbeek. Per regio worden twee mensen aangesteld met ervaring in het begeleiden van scholen. Zij zullen de scholen intensief coachen en op verschillende fronten werken: de didactische en pedagogische aanpak in de klas, het leiderschap op school, het welbevinden van de leerlingen en de ouderbetrokkenheid. Daarnaast is er ook wetenschappelijke begeleiding door een adviesgroep waarin wetenschappers en onderzoekers zetelen en die zal werken rond themas die relevant zijn voor het proefproject.
Het hele project wordt overigens geleid door een stuurgroep waarin directies, netten, administratie en de pedagogische begeleidingsdiensten zetelen. De laatste twee organisaties zijn reeds jaren actief in Brussel om scholen bij te staan om de kansen van alle kinderen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel te vergroten. Pijlers bij beide organisaties zijn taalbeleid, taalvaardigheidsonderwijs, omgaan met diversiteit en ouderbetrokkenheid.
Het project zou drie jaar lopen. U maakt hier 1 miljoen euro op jaarbasis voor vrij. Na drie jaar wordt het proefproject geëvalueerd.
Minister, worden de geselecteerde Brusselse scholen reeds begeleid door het Onderwijscentrum Brussel en Voorrangsbeleid Brussel (VBB)? Waarin verschilt de gehanteerde methodiek in dit pilootproject van reeds bestaande begeleidingsinitiatieven zoals Onderwijscentrum Brussel en VBB? In welke mate wordt er in dit project rekening gehouden met de expertise die is opgebouwd door het Onderwijscentrum Brussel en VBB?
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Voorzitter, ik vind dit een heel interessant project. Wijken deze projecten niet af van de onderwijsregelgeving? Het zijn dus geen officiële proeftuinen zoals in het decreet is vastgelegd?
Het is de bedoeling om uit die begeleiding te leren. Kunnen we de positieve ervaringen zo snel mogelijk verspreiden over de rest van Vlaanderen? Zoals u weet, zijn er niet alleen in die afgebakende gebieden Gent, Brussel, Antwerpen en de Limburgse mijnstreek scholen met een hoge concentratie GOK-kinderen. Er zijn nog scholen die zoeken naar expertise en die willen leren van de ervaringen van anderen.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: Ik zou eerst nog even willen ingaan op de voorbereiding van het project Innoveren en Excelleren in Onderwijs, met de afschuwelijke afkorting pIE.O, gedurende het vorige schooljaar. Zoals u allicht weet, hebben we tijdens dat schooljaar 2011-2012 het project grondig voorbereid in een taskforce waarin alle betrokken partijen vertegenwoordigd zijn: de onderwijskoepels en het GO!, de pedagogische begeleidingsdiensten, de lokale besturen van Gent, Antwerpen, Brussel en de provincie Limburg, en ook bestaande ondersteuningsinitiatieven zoals Voorrangsbeleid Brussel en het Onderwijscentrum Brussel. In deze taskforce zijn de doelstellingen en de werkwijze voor het project uitgetekend en afgeklopt.
Ook zijn de dertien scholen geselecteerd die vanaf dit schooljaar in het project instappen. Met deze scholen is in juni een gesprek gevoerd, waarin ze enerzijds geïnformeerd werden over het project en waarin anderzijds gepeild werd naar hun engagement om het traject, dat toch vijf jaar zal duren, te doorlopen. Bij deze gesprekken is ook telkens de lokale pedagogische begeleider betrokken.
Mevrouw Poleyn, een heel belangrijke doelstelling van pIE.O is immers de transfer naar de reguliere begeleiding. Het is de bedoeling dat wat in die pilootscholen gebeurt, wordt veralgemeend in het basisonderwijs. Daar moeten we de regelgeving niet voor aanpassen want er is in het basisonderwijs eigenlijk heel weinig geregeld. Er is daar een enorme onderwijsvrijheid, zoals u weet.
Deze transfer gebeurt enerzijds door de aanwezigheid van de begeleidingsdiensten in de centrale taskforce, en anderzijds door de lokale begeleiders die nu al in deze scholen aan de slag zijn heel nauw bij het innovatietraject te betrekken. Ook de review naar indicatoren voor het maximaliseren van leerprestaties, leerwinst en welbevinden op basisscholen van het Centrum voor Onderwijseffectiviteit en -evaluatie van de KU Leuven sluit aan bij de voorbereiding van het pIE.O-project. Deze review van bestaande onderzoeksliteratuur gaat in op de factoren die leiden tot een effectieve klas- en schoolpraktijk in het basisonderwijs. Deze beleidssamenvatting is al vrijgegeven en kunt u vinden op de website van het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OBPWO) van het Departement Onderwijs en Vorming.
Vlak voor de zomervakantie zijn de vacatures verschenen voor de acht innovatiecoaches die de dertien scholen intensief gaan coachen en begeleiden in hun traject en voor de procesmanager die het gehele project, onder toezicht van de taskforce, zal coördineren. Er is heel veel interesse voor: er was een overrompeling van kandidaten. Het leeft dus, er is een grote behoefte op het veld om dat in het basisonderwijs, zeker in scholen met een grote aanwezigheid van nieuwe Belgen, op een andere manier aan te pakken.
Ik heb ook de Koning Boudewijnstichting (KBS) aangesproken om het project mee uit te werken. Het pIE.O-project kan goed ingepast worden in de missie van de KBS. Ik ben zeer blij dat deze stichting mijn vraag positief beantwoord heeft. De coaches en de procesmanager zullen door de KBS tewerkgesteld worden en de KBS zal het voorzitterschap van de taskforce op zich nemen. Dat waarborgt een externe kwaliteitsbewaking.
Waar staan we op dit ogenblik? De selectieprocedure van de coaches en de procesmanager zit in een laatste fase. We hebben ervoor gekozen om een strenge procedure met selectie in verschillende rondes te hanteren omdat we voor dit project de allerbeste mensen willen. Vier van de acht coaches zijn al geselecteerd, de selectie van de vier andere loopt. De selectie van de procesmanager zit in een eindfase. De profielen en vacatures werden gepubliceerd.
We zitten in de eindfase van de selecties. We kunnen dus binnenkort aan de slag met de scholen. De scholen denken al na over de prioriteiten die ze willen. De scholen werd ook gevraagd om een beginsituatieanalyse te maken aan de hand van een instrument dat hun hiertoe ter beschikking zal worden gesteld. Vervolgens zullen wetenschappers begin 2013 in de dertien scholen een nulmeting doen. Hetzelfde team zal deze meting jaarlijks herhalen met een excellentie- en innovatiemonitor. De voorstellen voor deze monitor zijn ook al binnen.
Twee belangrijke consortia hebben een voorstel ingediend. Deze voorstellen worden morgen door de selectiecommissie beoordeeld. Aan de hand van deze monitor zullen we binnen vijf jaar objectief kunnen vaststellen waar de scholen aan het eind van het project staan en waar het dan kan worden gekopieerd en toegepast.
De vraag naar de invulling van de projecten en of deze lokaal variëren, komt bij de kern van wat we in dit project willen doen: elke school kan samen met het coachingteam zelf de eigen prioriteiten vastleggen vanuit de eigen noden en de eigen beginsituatieanalyse. Dit is geen top-downproject. We willen juist trajecten uittekenen op maat van elke deelnemende school. Wel leggen we de contouren vast: elke school moet werken aan onderwijsinnovatie op drie niveaus, namelijk het niveau van de leerling, het niveau van de klas en het niveau van de school, en dit steeds in functie van de doelstellingen van pIE.O, namelijk het maximaliseren van leerwinst, leerprestaties en welbevinden.
Er kunnen daarbij regionale verschillen zijn. Dit is niet alleen onvermijdelijk maar ook noodzakelijk. Elke stad of regio heeft een eigen context en heeft ook eigen ervaringen opgebouwd. Zo heb je in Antwerpen het project Samen tot aan de Meet, dat zittenblijven wil reduceren. Het zou te gek zijn om geen rekening te houden met de ervaringen uit dit project. In Gent is er de sterke instroom van Roma-leerlingen. In Brussel is er de context van de omgevingstaal die verschilt van de onderwijstaal, maar ook de jarenlange ervaring van het Voorrangsbeleid Brussel en het Onderwijscentrum Brussel. In Limburg is er niet zozeer de grootstedelijke context van Gent, Antwerpen en Brussel, maar wel deze van de ex-mijngemeenten. Ook daar is er een belangrijk immigratiegegeven. Ook met het flankerend onderwijsbeleid in deze gemeenten wordt rekening gehouden aangezien de lokale besturen in het project participeren.
Wat betreft de verdeelsleutel van de middelen wil ik nog even benadrukken dat de beschikbare middelen, 850.000 euro op jaarbasis, niet toegekend worden aan de scholen. We gaan ervan uit dat deze scholen, met een hoog percentage leerlingen die aan de leerlingenkenmerken beantwoorden, via het systeem van de nieuwe financiering en de nieuwe omkadering voldoende werkingsbudget en personele middelen hebben.
Voorzitter, ik maak van de gelegenheid gebruik om te melden dat we al heel veel positieve reacties hebben gekregen van de scholen over de 1350 extra leerkrachten die op 1 september ter beschikking werden gesteld. Iedereen, of toch in ieder geval wij, wordt overspoeld door de goede reacties. Het is duidelijk dat we een heel goede hervorming hebben doorgevoerd, een die daar geraakt waar ze moet geraken: in de scholen en in de klassen. Door de nieuwe regeling zijn er daarvoor voldoende middelen.
We willen ook een project dat straks veralgemeenbaar is naar andere scholen zonder alle scholen daartoe extra middelen ter beschikking te stellen. Het is de bedoeling om het met de bestaande middelen nog beter te doen dan vandaag. We gebruiken de middelen om de procesmanager en de innovatiecoaches te verlonen. De coördinerende rol die de KBS op zich neemt, wordt ook billijk vergoed. De KBS brengt ook in, wat handig is, maar wij brengen ook iets in. Er gaan ook middelen naar de vergoeding van de wetenschappelijke expertise, die vanuit een multidisciplinair expertenteam het project inhoudelijk voedt en ondersteunt.
Dit brengt me bij de specifieke vragen over Brussel. De drie scholen die aan het proefproject deelnemen, zijn scholen die momenteel al door het Onderwijscentrum Brussel (OCB) en door het Voorrangsbeleid Brussel (VBB) worden ondersteund. In een school is een ondersteuner van het OCB actief. In een andere school is een ondersteuner van het VBB actief. De derde school heeft vorig jaar ondersteuning door het VBB gekregen.
Deze ondersteuners hebben daar ongetwijfeld zeer zinvol werk verricht en zullen dat ook blijven doen. Het gaat evenwel om drie scholen waar de uitdagingen zeer groot zijn. De scholen en de pedagogische begeleidingsdiensten zijn van mening dat de deelname aan dit project een grote meerwaarde kan hebben.
Het is uitdrukkelijk de bedoeling niet naast het OCB of het VBB te werken. Dit lijkt me evident. We willen de expertise van het OCB en van het VBB in het pIE.O inbrengen. Om die reden maken het OCB en het VBB deel uit van de taskforce die het project aanstuurt. Een essentieel element van de uitwerking van het project houdt trouwens in dat binnen elke deelnemende school een lokaal platform wordt gecreëerd. Alle partijen die in en rond de school actief zijn, kunnen hier een inbreng hebben. De begeleiders van het OCB en van het VBB zullen deel uitmaken van dat lokaal schoolplatform. Er zal een maximale synergie zijn.
Ik wil hieraan toevoegen dat de coachingprojecten die als onderdeel van het pIE.O worden opgezet, niet enkel de klemtoon op taalvaardigheid leggen. Het is ruimer. Het VBB en het OCB leggen vooral de klemtoon op de taalvaardigheid. Wij willen ons richten tot onderwijsinnovaties die tot een excellent onderwijs voor iedereen moeten leiden. We streven naar meer leerwinst, meer leerprestaties en een hoger welbevinden.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Ik heb geen vragen meer. Ik wil wel nog even bevestigen dat de minister het project van zeer nabij moet opvolgen. Ik ben ook blij dat hij een nulmeting heeft aangekondigd. Meestal worden al die projecten in verschillende scholen zonder metingen uitgevoerd. Nu zullen er systematische metingen komen. Op die manier kunnen we evoluties vaststellen.
Mevrouw Poleyn, we zullen in de grootsteden en in Limburg ervaringen opdoen. Die ervaringen kunnen de andere scholen in heel Vlaanderen ten goede komen. Dit lijkt me de essentie van het project.
We moeten dit project dan ook op de voet opvolgen. Ik zal dat in Gent proberen. Mevrouw Zamouri zal dat in Brussel doen. We zullen nog zien welke leden van deze commissie dit in Antwerpen en in Limburg kunnen opvolgen.
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri : Ook ik ben zeer blij met het uitgebreide antwoord van de minister. De nulmeting vormt een zeer belangrijk startsignaal. Het is geen eindpunt van de evaluatie: het is een beginpunt dat duidelijk zal maken waar de problemen en de noden van onze leerlingen zich situeren.
Toen het VBB in Brussel begon, is er ook een nulmeting geweest. Dat was ook een heel goede zaak. Ik ben blij dat de minister rekening wil houden met de expertise van het VBB en van het OCB. We zitten daar al een stuk verder. Dit wordt door een universiteit wetenschappelijk ondersteund. Mevrouw Vanderpoorten heeft dit project toen mee gedragen. (Opmerkingen)
We hebben gemerkt dat dit project goede resultaten kent. Dit wordt op wetenschappelijke basis opgevolgd. Het heeft geen zin dit gewoon aan de scholen over te laten. Dat moet echt samenlopen. Alles is onlosmakelijk met elkaar verbonden. We moeten soortgelijke scholen vergelijken. Het heeft geen zin appelen met peren te vergelijken. Ik ben in elk geval benieuwd en blij dat de minister deze trend wil blijven volgen.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Aangezien ik me aangesproken voel, wil ik toch nog even het woord nemen. De vorige spreeksters hebben het over alle provincies gehad. Ik moet West-Vlaanderen even vermelden.
Ik vind het zeer positief dat hier is benadrukt dat de transfer een centraal uitgangspunt vormt. De uitleg heeft me eigenlijk heel sterk aan het door de Koning Boudewijnstichting begeleide Accent op Talent doen denken. Ook dat project had veel respect voor de verschillende contexten van de scholen. Net dit verschil maakt de transfer zo moeilijk. In feite gaat het hier om de voorbereiding van de hervorming van het secundair onderwijs en van de rol van techniek in het onderwijs. Op beide punten zitten we echter nog steeds wat vast.
Het is allemaal niet zo evident. Ik zal het verdere verloop van dit project blijven bewaken. Er moeten zo snel mogelijk, eventueel zelfs tussentijds, ervaringen kunnen worden doorgegeven. Er zijn immers ook in West-Vlaanderen scholen met een hoge concentratie aan GOK-kinderen.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.