Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 02/10/2012
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het niveau van de kennis van het Frans bij studenten
- 8 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, midden september, bij het begin van het academiejaar meldde de Universiteit Antwerpen (UA) dat het instapniveau Frans van nieuwe studenten bedroevend laag was en op een dieptepunt was beland. De universiteit baseert zich hiervoor op de resultaten van onthaaltesten. Ze doet dat al 27 jaar. Verleden jaar al luidde professor Vanneste, die zich daarmee aan de UA bezighoudt, de alarmbel. Hij zei toen: Het eerste jaar van wat vroeger Romaanse heette, is een verloren jaar geworden. Ik moet stof geven die 25 jaar geleden gekend was na de humaniora.
Minister, samen met mijn collegas ondervraag ik u hierover regelmatig. Ik verwijs hiervoor naar vragen van 1 februari 2012 en van 2 juli 2012. Tussen het indienen van deze vraag om uitleg en de zitting van de commissie vandaag ontving ik uw antwoord. Dat antwoord is heel interessant. Het kan het debat van vandaag wat stofferen.
Minister, in uw antwoord op mijn vraag van 2 juli 2012 gaat u dieper in op de resultaten van het onderzoeksproject stERK in Frans. Dat streefde een aantal doelstellingen na. Ik licht er eentje uit. Dat onderzoeksproject wilde weten wat de beginsituatie was van de taalvaardigheid Frans van eerstejaarsstudenten bachelor lager onderwijs. Dat zijn de toekomstige onderwijzers. Volgens die studie zou het minimumniveau dat die studenten moeten halen bij de instroom van hun richting, het niveau van de eindtermen van het secundair onderwijs moeten zijn. Dat is logisch, want dat zijn minimumdoelen.
Men peilde bij studenten uit het aso, tso, kso en bso. De cijfers spreken voor zich. Een student die afstudeert in het aso, zou een niveau B1 moeten hebben voor Frans. De studie stERK in Frans toont aan dat op alle vaardigheden luisteren, lezen, gesprek, spreken, schrijven meer dan de helft van de studenten die beginnen aan de richting bachelor lager onderwijs, het niveau van de eindtermen Frans niet halen. De resultaten van de studenten tso, kso en bso liggen daar nog onder. De studie zegt dat de instroom een zwak niveau haalt.
Tijdens de lerarenopleiding kan er te weinig tijd worden vrijgemaakt om de opgelopen achterstand in te halen. Op het einde van de studie bachelor lager onderwijs is het niveau dus ook niet goed. Er kan niet geremedieerd worden aan het niveau, ondanks de vele inspanningen die de lerarenopleidingen zich getroosten.
We hebben de alarmbel van de UA. We hebben de resultaten van het onderzoeksproject stERK in Frans. Minister, beschikt u over ander wetenschappelijk materiaal om het eindniveau Frans van de studenten die afstuderen in de middelbare scholen te meten?
Dan rest er nog één cruciale vraag: wat is de oorzaak van deze evolutie? Ik weet dat u hierop niet in één zin kunt antwoorden. Het onderzoeken van de pedagogische methodes die vandaag worden gebruikt om talen aan te leren, is een van mijn stokpaardjes. Minister, u zegt dan altijd dat dat de autonomie van de netten is. Dat is juist. Maar als het zo is dat alle netten worden geconfronteerd met dezelfde problematiek, dan vraag ik mij af of we niet een stap verder moeten gaan, eventueel samen met de netten. Nu zwart op wit is bewezen dat de eindtermen Frans in veel gevallen niet worden behaald, is er echt wel een probleem. Het spreekt voor zich dat de netten daarin een fundamentele rol zouden moeten spelen.
Deze zaak heeft twee kanten. We zitten in een vicieuze cirkel. Het niveau van de studenten die in het middelbaar afstuderen, is wat zwak. Het niveau van de toekomstige leerkrachten kan op een paar jaar tijd niet worden geremedieerd. Daardoor hebben die leerkrachten zelf een zwakker niveau Frans. Dat moeten ze dan overdragen aan hun leerlingen. We zitten daar in een negatieve spiraal.
Minister, ik weet dat u daarvoor geen wonderoplossing hebt. Ik verwacht dat ook niet, maar het stelt mij wat ongemakkelijk te zien dat we in die spiraal zitten. Ik vraag mij af of we samen met de netten vernieuwende pistes kunnen uitproberen om deze evolutie een halt toe te roepen.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : U hebt inderdaad kunnen lezen dat de kennis van het Frans van kandidaat-studenten hoger onderwijs op een dieptepunt zit. Dat blijkt alleszins uit de cijfers die de Universiteit Antwerpen publiceerde. Dat is een groot probleem. Dat is inderdaad verontrustend.
Ik heb geen weet van taaltesten of andere voorbereidende cursussen Frans die aan andere universiteiten en hogescholen worden aangeboden. Wij houden dat niet bij. Ik beschik niet over cijfergegevens hierover. Maar ik vermoed wel dat deze cijfers gelijkaardig zullen zijn.
In 2012 organiseerden wij een peiling Frans luisteren met een praktische proef spreken in de derde graad van het aso, tso en kso. In het voorjaar van 2013 zullen wij daarvan de resultaten kennen. Wij zullen dan over relevante cijfers beschikken.
Ik heb nog geen formeel overleg gehad met de hogeronderwijsinstellingen. Het is in eerste instantie, zoals u hebt aangegeven, hun verantwoordelijkheid om, net zoals de secundaire scholen, dat te doen. Uiteraard zullen die cijfers ons tot actie moeten aanzetten. We wachten de peilingresultaten af. Dat is, denk ik, ook logisch. Als we ze hebben, komt er een opvolgingstraject, dat wordt opgezet met de scholen, om daaraan te werken.
Voor wat betreft het taalniveau volgens het Europees Referentiekader (ERK) werden er verschillende scenarios uitgewerkt om aan de Europese vraag tegemoet te komen. Het gaat daarbij niet enkel om het vermelden van het ERK-niveau Frans van toekomstige leraren lager onderwijs op het diplomasupplement, maar om het verhogen van de kwaliteit en het niveau van het Frans van deze student-leraren. Het is belangrijk dat de leerkrachten Frans zeer goed zijn.
We moeten het debat aangaan of we in de toekomst ook in het basisonderwijs geen vakleraren Frans moeten hebben. Daarvoor zouden we kunnen putten uit leraren uit de Franse Gemeenschap. U weet dat wij in Vlaanderen de regelgeving hebben gewijzigd. De Franse Gemeenschap moet haar regelgeving nog wijzigen. Voortaan kunnen leerkrachten met behoud van loon en statuut in een verlof stappen om in een andere gemeenschap les te geven. Onder één voorwaarde: dat er ook uit die andere gemeenschap één leerkracht bij ons komt. Voor de rest is daarmee geen administratieve last gemoeid. Het is inderdaad belangrijk dat dit wordt meegenomen in het loopbaandebat, nu en in de toekomst.
Het probleem van de taalvaardigheid bij het begin van de schoolloopbaan is ook belangrijk. In het najaar gaan we een aantal wijzigingen doorvoeren in de regelgeving van de talennota, om vroeger te beginnen met het Frans, in het eerste leerjaar in plaats van het vijfde. Het CLIL-systeem (Content and Language Integrated Learning) kan worden ingevoerd, men kan beginnen met initiatielessen.
Hoe verder men van de taalgrens is verwijderd, hoe lager men het belang van de kennis van het Frans inschat, vrees ik. De mensen in de straat hebben wel impliciet gekozen. Dat is het grote probleem op dit moment. Veel mensen, studenten en jongeren hebben er gewoon geen zin in om dat te studeren. Daar ligt op dit moment de grootste knoop. Dat hoor ik toch ook in de scholen. Het neemt niet weg dat we nog altijd vinden dat het Frans belangrijk is en dat we willen dat ze op 18-jarige leeftijd Frans en Engels op een ambitieus niveau kennen.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Ik hoop dat we snel werk kunnen maken van die uitwisseling van leerkrachten tussen de gemeenschappen. Dat kan een begin van oplossing zijn. Ik ben benieuwd naar de resultaten van de peiling die in 2013 bekend worden. Als de resultaten in dezelfde richting gaan als de twee items die ik hier heb aangehaald de cijfers van de Universiteit Antwerpen en die van het onderzoeksproject stERK in Frans dan is het tijd om het debat ten gronde te voeren.
Minister, u hebt daarover al uw bekommernis geuit. Verder doen zoals we nu doen, heeft weinig zin, want de eindtermen worden flagrant niet gehaald. Het onderwijsproject stERK in Frans spreekt boekdelen. Er zijn studierichtingen waar 80 procent van de afstuderende studenten de eindtermen niet haalt. Ofwel behouden we de eindtermen, maar dan moeten we de zaken heel fundamenteel aanpakken, ofwel veranderen we de eindtermen, maar daarvoor bestaat geen draagvlak, hoop ik. Als we de eindtermen willen behouden, moeten we het debat met de netten grondig aangaan. Dat punt maak ik al jaren. Ik weet dat u daarover bekommerd bent, en dat daarvoor een grote verantwoordelijkheid bij de netten ligt.
Verder doen zoals we bezig zijn, is niet correct. Als we zeggen dat we eindtermen, minimumdoelen, willen halen, en we weten dat we ze flagrant niet halen, dan moeten we ofwel dingen aanpassen, ofwel willen we ze niet meer halen, en dan passen we de eindtermen aan.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.