Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 04/10/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de plaats van het promoten van technische beroepen en opleidingen in het Actieplan Wetenschapscommunicatie
- 2267 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, minister, collegas, bij de bespreking van het beleidsplan Wetenschapscommunicatie in het parlement op 18 april 2012 zei uw medewerkster namens u dat een communicatiebureau een communicatieplan zou opstellen, en dit voor maximaal 225.000 euro.
Uit haar toelichting begreep ik dat dit drie opdrachten inhield. Vooreerst is er het opstellen van een marketing- en communicatiestrategie en een marketing- en communicatieplan voor wetenschap, technologie en innovatie. Daarnaast moet het een evaluatiekader maken en ten slotte zal er gezorgd worden voor een eenvormige vormgeving van alle communicatieacties.
Uit dezelfde bespreking bleek dat de beleidsdomeinen Onderwijs en Wetenschapscommunicatie nog samen zouden bekijken welke budgetten specifiek zouden dienen voor de implementatie van het STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering and Mathematics).
U weet dat we dit actieplan heel belangrijk vinden, ik moet de hele problematiek niet schetsen, vandaar dat ik u direct mijn vragen stel.
Wat is de stand van zaken van het communicatieplan van het beleidsplan Wetenschapscommunicatie? Welke marketing- en communicatiestrategie heeft het bureau voorgesteld? Welk evaluatiekader heeft het voorgesteld? Kan het ook gebruikt worden voor de initiatieven die zijn opgesomd in de bijlage van het STEM-actieplan? Welk voorstel tot eenvormige vormgeving werd geformuleerd? Welk bureau werd aangesteld en via welke procedure? Hoeveel heeft dit gekost? Ik had er in de schriftelijke versie van deze vraag ook graag per opdracht bij geschreven omdat ik u eerst een schriftelijke vraag wou stellen, u ziet wel welke informatie u kunt geven.
Welke acties werken effectief aan de promotie en verbetering van het imago van technische beroepen en opleidingen?
Wat is het resultaat van de bespreking met Onderwijs wat betreft de middelen die vrijgemaakt worden voor de implementatie van het STEM-actieplan?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, minister, ik wil me graag kort aansluiten bij deze vraag over het STEM-actieplan. We hebben dinsdag een discussie gehad over het STEM-platform. De minister zei dat het platform op de korte termijn van twee weken, met afronding eind oktober, zal zijn opgericht. Uit de staten-generaal van eind april is duidelijk gebleken dat heel wat actoren erop wachten, vooral om de versnippering aan te pakken en om met een duidelijke strategie te kunnen werken.
Zoals mevrouw Poleyn terecht opmerkte, is wetenschapscommunicatie daar een onderdeel van. De middelen zijn budgettair beperkt. Het is aangewezen dat u samen met minister Smet de juiste toon vindt om de juiste prioriteiten te stellen en dat u wellicht ook een stukje van uw budget inzet om dat STEM-actieplan, dat toch een plan is van de hele Vlaamse Regering, niet alleen op papier mooi te laten ogen, maar ook in de werkelijkheid tot zijn recht te laten komen. Er moeten voldoende budgettaire consequenties aan gekoppeld worden en voldoende prioriteit aan worden gegeven. Ik hoop dat ook daaraan voldoende aandacht wordt besteed via het budget van Wetenschapscommunicatie.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, mevrouw Poleyn, inzoomend op uw vragen, geef ik u eerst een stand van zaken van de marketing- en communicatiestrategie die het bureau heeft voorgesteld. In eerste instantie is het uiteraard de bedoeling om te werken aan de attitude ten aanzien van wetenschap, technologie en innovatie om op die manier ook onrechtstreeks de kennis te verhogen en het gedrag bij te sturen.
Het bijsturen van die attitude zal op drie verschillende niveaus en manieren gebeuren, namelijk op het cognitieve niveau, het affectieve niveau en het gedragsniveau. Ik geef u eerst even de theorie, want daar hebt u naar gevraagd. Op het cognitieve niveau is het onze intentie om de attitude ten aanzien van wetenschap, technologie en innovatie te verhogen door de bekendheid van wetenschap, technologie en innovatie an sich te verhogen en door de bekendheid van bepaalde kenmerken en karakteristieken van wetenschap, technologie en innovatie te verhogen. Op het affectieve niveau is het dan weer onze intentie om de emotionele relatie ten aanzien van wetenschap, technologie en innovatie te verbeteren en te optimaliseren. Hier wordt met andere woorden gewerkt aan de geliefdheid van wetenschap, technologie en innovatie. Inzake het gedrag is het de bedoeling om de attitude ten aanzien van wetenschap, technologie en innovatie te verbeteren door in te spelen op ervaring en belevenissen. Participatie staat hier centraal.
In termen van positionering zijn de drie subbegrippen wetenschap, technologie en innovatie afzonderlijk elk even belangrijk, maar ze vormen evenzeer één geheel in de context van dit project. Bovendien kan er nog een extra dimensie aan toegevoegd worden, namelijk creatief ondernemerschap. Wetenschap, technologie, innovatie en creatief ondernemerschap worden zo als vier kernbegrippen gecombineerd tot één geïntegreerd verhaal voor een groter maatschappelijk draagvlak.
Het toevoegen van creatief ondernemerschap aan wetenschap, technologie en innovatie is ook een verrijking, aangezien het wetenschap, technologie en innovatie als een geheel dichter bij de leefwereld van de Vlaming plaatst. Het maakt wetenschap, technologie en innovatie tastbaarder en dus ook makkelijker toegankelijk. Het zal daarom ook toelaten om de maatschappelijke relevantie en het draagvlak te verhogen en te vergroten. Daarom worden deze vier begrippen gecombineerd in de communicatie in een onderschrift wetenschap, technologie, creativiteit en innovatie, dat is dus de baseline. Gecombineerd vormen deze vier begrippen een goede manier om de cultuur van wetenschap en innovatie te stimuleren.
De manier waarop deze begrippen afzonderlijk en ook als een geheel zullen worden gepositioneerd, werd samen met een grote groep van wetenschaps-, technologie- en innovatieactoren bepaald aan de hand van de Morris Matrix methodologie. Er werden drie centrale menselijke drijfveren geïdentificeerd: parenting, curiosity en tribalism. Die drie centrale drijfveren kunnen samen met de positionering van wetenschap, technologie, creativiteit en innovatie worden vertaald in één centrale belofte nu wordt het een beetje concreter of essentie voor wetenschap, technologie en innovatie, namelijk vooruitgang.
Wetenschap, technologie en innovatie staan voor vooruitgang. Ze maken ons leven beter, zowel persoonlijk in de carrière, job, persoonlijke ontwikkeling als maatschappelijk wetenschap, technologie en innovatie staan voor de vooruitgang van onze beschaving. Deze centrale belofte vertaalt zich op zijn beurt naar drie verschillende niveaus. Op het macroniveau staan wetenschap, technologie en innovatie voor de kwaliteit van het leven, voor welvaart en welzijn en voor beschaving op verschillende domeinen zoals mobiliteit, gezondheid, economie, duurzaamheid en milieu. Op het microniveau zullen wetenschap, technologie en innovatie zorgen voor persoonlijke vooruitgang en persoonlijke ontwikkeling op het vlak van carrière en duurzame groei van bedrijven. Op het mesoniveau dat betekent tussen maatschappij en individu bevinden zich de instellingen en actoren. Voor hen betekent deze belofte een verruiming van het netwerk, wat tot een sterkere invloed zal leiden.
Dat is een theoretische benadering. Belangrijk om te onthouden is dat we voor die vier begrippen gaan. Voor de baseline, het gevoel dat we willen oproepen, is de link met vooruitgang belangrijk. Nu moet dat natuurlijk verder worden vertaald.
Voor elk van de doelgroepen ik som ze op: kleuters, 6 tot 12-jarigen, 13 tot 18-jarigen, studenten wetenschap, leerkrachten, kmos, werknemers- en werkgeversorganisaties, middenveld, kansengroepen en de toptalenten werden afzonderlijke boodschappen gedefinieerd, zodat we de doelgroep specifieker in het hart kunnen benaderen. Bij het verder uitrollen van de communicatie worden de volgende strategische uitgangspunten gevolgd. Die vloeien voort uit de evaluatie, de resource analysis, die destijds is gedaan. We vertrekken vanuit de gebruiker, niet vanuit de organisaties. Dat is belangrijk, want we hebben heel veel organisaties en elke organisatie wil natuurlijk verder blijven werken. Daar is geen enkel probleem mee, maar we vertrekken voor de benadering van wat ze gaan doen vanuit de gebruiker.
We kiezen voor consistentie en focus. We hebben op dit moment een heel versnipperd landschap. Er zijn veel initiatieven die allemaal goedbedoeld zijn, maar die te weinig impact op zichzelf hebben. Daarom gaan we nu voor consistentie en focus.
We vergroten het draagvlak en intensifiëren de betrokkenheid ten aanzien van wetenschap, technologie en innovatie. We maken het concreter, tastbaarder en identificeerbaar, omdat de begrippen wetenschap, technologie en innovatie heel algemeen zijn en niet altijd meteen de mensen bereiken. We willen in de projecten ook maximale participatie nastreven.
De communicatiestrategie vertrekt dus vanuit het creëren van een positieve attitudeverandering of een beweging. We willen als het ware een wetenschaps-, technologie- en innovatiebeweging bij de Vlaming teweegbrengen. Dit is nodig om toch de cultuur van wetenschap, technologie en innovatie in Vlaanderen te vergroten en om de participatie te verhogen.
De communicatie zal bestaan uit een combinatie van push- en pull-aanpak. De push-aanpak: we communiceren op centraal niveau het aanbod van wetenschap, technologie en innovatie via de netwerkorganisaties tot bij de kerndoelgroepen. De pull-aanpak: via mediacampagnes de doelgroepen vertrouwd maken met en warm maken voor wetenschap, technologie en innovatie, en zo worden ze naar de verschillende concrete initiatieven van de verschillende actoren getrokken.
De volledige strategie, die ik theoretisch en bondig heb samengevat, werd voorgelegd aan de Vlaamse Regering op 29 juni 2012 in gemeenschappelijk overleg met minister Smet en mezelf.
Hoe gaan we verder werken? Het communicatiebureau werkte al een voorstel uit voor een evaluatiekader voor deze campagne. Bij de actoren wordt voorgesteld een evaluatie te maken van de campagne aan de hand van een kwalitatief onderzoek en een communicatieaudit. Inzake het kwalitatief onderzoek wordt voorgesteld om twee maanden na de eerste campagnegolf een aantal focusgroepen met actoren te organiseren. De bedoeling is om dit jaarlijks te herhalen.
Het objectief van deze focusgroepen is om na te gaan hoe de actoren de nieuwe te bereiken visuele identiteit en overkoepelende campagne ervaren. Er wordt voorgesteld om daarbij vragen te stellen over het gebruik van het logo en de slagzin, over de ervaringen met het effect van de campagne. Dat is het kwalitatieve luik.
De aanvullende communicatieaudit kan worden ingepland in de eerste helft van 2013. De actoren dienen immers eerst voldoende tijd te krijgen om de visuele identiteit te implementeren in hun communicatie. Een selectie van de communicatie-uitingen van de actoren online en offline kan worden gemaakt, evenals een screening hiervan op het gebruik van de visuele identiteit en boodschap, de aanwezigheid en manier van integratie in de campagne op verschillende vlakken zoals procentuele aanwezigheid in de dragers, grootte, integratie in de communicatie enzovoort.
Bij het grote publiek wordt nagegaan in welke mate de campagne werd opgemerkt en welke boodschappen werden onthouden. Daarnaast wordt gepolst welke attitude en gedragsverandering zijn verkregen ten aanzien van wetenschap, technologie en innovatie. Het bureau stelt daarom voor deze parameters via een kwantitatieve online enquête te meten met een representatieve steekproef van Vlamingen. Er wordt gedacht aan een 500-tal Vlamingen.
De eerste meting zou worden gepland na de eerste fase van de campagne en het bureau stelt voor om dit jaarlijks te herhalen. Op deze manier wordt gemeten hoe de kennis en perceptie evolueert. De steekproef dient voldoende groot te zijn, opdat eveneens kan worden geëvalueerd hoe de campagne scoort bij de specifieke doelgroepen die we hebben opgelijst, en bij bepaalde subdoelgroepen zoals de verschillende leeftijdscategorieën jongens, meisjes, ouderen en laaggeschoolden.
Daarnaast zullen een aantal parameters door de reguliere rapporteringskanalen kunnen worden opgevolgd. De diverse actoren moeten immers ook rapporteren wat zij doen: het aantal Facebooklikes, het aantal deelnemers aan evenementen en wedstrijden, de Vlaamse Wetenschapsweek, de Dag van de Wetenschap enzovoort.
We spitsen ons nu eigenlijk toe op de beeldcampagne, nog niet op de acties en evenementen. In de beeldcampagne is de centrale belofte van vooruitgang vertaald in een herkenbaar en wervend symbool voor alle doelgroepen: een pijl. Dat is een zeer universeel symbool, dat toch wel een duidelijke richting aangeeft. Die pijl wordt dan gecombineerd met de baseline Richting Morgen. Dat is dan ook een onmiskenbare oproep aan iedereen om de richting in te slaan van wetenschap, technologie en innovatie, of om deel uit te maken van die beweging. Het symbool kan bovendien op heel diverse manieren worden afgebeeld. Ongeacht de functie van de boodschap, het doelpubliek of de drager kan het steeds worden ingezet om de mensen uiteindelijk de juiste richting aan te wijzen.
Zoals aangegeven, bevat het onderschrift de vier kernbegrippen: wetenschap, technologie, creativiteit en innovatie. De basiskleuren voor het logo zijn geel en donkerblauw. Het logo moet dus ook worden gebruikt in die basiskleuren.
In het kader van die beeldcampagne werd er ondertussen een toolbox met een werkboek ontwikkeld door het bureau Think BBDO, dat de actoren moet helpen om dit merk op een uniforme wijze te gebruiken. Dat bureau werd aangesteld na een onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking. Flanders Technology International vzw (F.T.I.) heeft deze opdracht gecoördineerd.
De opdracht was een samengestelde opdracht bestaande uit een opdracht tegen forfaitaire prijs en een bestellingsopdracht tegen eenheidsprijzen. De opdracht tegen forfaitaire prijs bestond uit twee deelopdrachten, namelijk een marketingonderdeel en een creatief onderdeel. Deze twee deelopdrachten werden gegund voor een forfaitaire prijs van 113.766 euro, btw inbegrepen. Ze werden nog niet volledig opgeleverd en zijn dus ook nog niet uitbetaald. De bestellingsopdracht tegen eenheidsprijzen behelst bestellingen in het kader van de derde deelopdracht, de lancering van de communicatiecampagne. Er werden ondertussen wel al bestellingen geplaatst voor een bedrag van 100.000 euro voor deze deelopdracht. Die opdrachten lopen ook nog, dus ze zijn ook nog niet uitbetaald.
De communicatie- en marketingstrategie zoals die nu voorligt, is een overkoepelende strategie om zowel bestaande acties en initiatieven te integreren en te verbeteren als nieuwe acties en initiatieven te initiëren. In de beeldcampagne die zal worden opgestart in het najaar, zullen drie rolmodellen aan bod komen. Een van die rolmodellen is een innovatieve ondernemer met echt technische roots en bagage. De communicatie-initiatieven die vermeld staan in het plan zijn veeleer acties die een breed spectrum van het actiedomein bestrijken, maar waarbij er ook aandacht is voor technische beroepen en opleidingen, zoals de Dag van de Wetenschap, de Dag van de Technologie en het Festival van de Creativiteit.
Het communicatiebureau heeft ook tien toolboxbeelden gecreëerd, die vrij kunnen worden gebruikt door de actoren. Het was niet de bedoeling om met deze beelden een representatief overzicht te geven van welke mensen er allemaal actief zijn in wetenschap, technologie en innovatie. Het zijn veeleer beelden die wat enthousiasme zouden moeten creëren. Niettemin werd er ook wel een beeld gemaakt specifiek met betrekking tot een technisch beroep, namelijk dat van lasser. De meeste projecten en actoren qua wetenschapscommunicatie richten zich ook allemaal op verschillende doelgroepen en doelstellingen.
In specifieke acties en initiatieven wordt er gefocust op technische beroepen en opleidingen. Ik denk hierbij in eerste instantie aan Technopolis, met hun educatieve aanpak qua techniek, workshops, doedagen voor leerkrachten kleuter- en basisonderwijs over wetenschap en techniek en TOP-dagen voor techniekleerkrachten van de eerste graad van het secundair onderwijs en laatstejaarsstudenten van de lerarenopleidingen. Ik denk ook aan het project De wereld aan je voeten, dat in 2011-2012 werd uitgevoerd door de Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging (KVIV). In het projectonderdeel van de bedrijfsbezoeken gebeurt ondertussen 40 procent van de contacten in aanwezigheid van leerlingen uit tso-richtingen. De kerntalententest, een test die werd ontwikkeld in het kader van dit project, wordt voor meer dan 40 procent ingevuld door studenten die een studierichting volgen in het tso.
De Roger Van Overstraeten Society vzw heeft als missie zowel bij jongeren als bij het grote publiek de interesse voor wetenschap en techniek, en in het bijzonder voor ICT, maar ook voor micro- en nanotechnologie, op te wekken en te vergroten, maar ook en dat is toch wel belangrijk de maatschappelijke relevantie van deze domeinen duidelijk te maken. Daarvoor heeft de vzw een innovatief educatief aanbod ontwikkeld, waarmee een doorlopende leerlijn van 2,5 tot 22 jaar wordt opgebouwd. In samenwerking met de pedagogische begeleiding biedt ze eveneens een intensieve training en opvolging voor leerkrachten aan. Meer gerichte acties zijn ook terug te vinden in het beleidsdomein Onderwijs. Ik denk dan aan de regionale technologische centra (RTCs).
Wat is het resultaat van de bespreking met Onderwijs? Er zijn de middelen die worden vrijgemaakt voor de implementatie van het STEM-actieplan, dat zich vooral richt op de instroom naar die richtingen. Er was een overlapping bij de vertegenwoordigers uit de stuurgroep die het communicatie- en marketingplan heeft opgevolgd ook Onderwijs en het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) waren daarbij betrokken en de stuurgroep die het STEM-actieplan verder opvolgde. Doordat we mensen in de twee werkgroepen hadden, hebben we ervoor kunnen zorgen dat de beide plannen zo veel mogelijk op elkaar waren afgestemd en worden geïntegreerd. Momenteel maakt de STEM-stuurgroep nu eerst werk van het oprichten en installeren van het platform dat het STEM-actieplan verder zal uitwerken.
Zoals ook reeds gezegd, is mijn standpunt ter zake duidelijk: het actieplan is in eerste instantie een plan dat wordt getrokken door mijn collega van Onderwijs en dat past binnen de algemene aanpak en binnen het algemene marketingplan dat we samen hebben opgemaakt. Ik heb dit plan daarom ook opgenomen in het Actieplan Wetenschapscommunicatie. Het heeft immers als specifieke doelstelling de instroom te vergroten. De diverse doelstellingen ervan maakten al onderdeel uit van dat beleidsplan. Aangezien Onderwijs bezig is met dat STEM-actieplan en volledig focust op de instroom, hebben wij beslist niets te doen ter zake. We integreren dat actieplan volledig in onze totaalaanpak, die ook andere doelgroepen en andere doelstellingen heeft. We zorgen ervoor dat er een volledige integratie is, dat er geen doublure is.
We zullen op die manier verder werken. We hebben daarover een goed overleg met minister Smet. Hij coördineert en trekt verder het STEM-actieplan. Wij zorgen voor de afstemming. We richten ons verder op de andere doelstellingen qua wetenschapscommunicatie, zoals die met betrekking tot de algemene cultuur, tot een aantal doelgroepen en tot de communicatie tussen wetenschappers en de samenleving.
Wij hebben nog heel wat werk voor de boeg. We starten de campagne na de gemeenteraadsverkiezingen. De beeldcampagne is maar één onderdeel van het geheel. Belangrijk zal nu zijn om met alle actoren, die de voorbije jaren acties hebben ontwikkeld, te kijken hoe de werking beter afgestemd kan worden op het plan. Daarmee zijn we nu bezig, samen met EWI. We nodigen de actoren uit om duidelijk te zeggen op welke doelgroep en doelstelling zij gaan focussen binnen het totale kader. En zo proberen we te zorgen dat er een continuïteit is van de kennis die bij de actoren aanwezig is en tegelijk nodigen we alle actoren uit om zich in te schrijven in het globale plan, zodat elke actie een hefboom kan zijn voor de totale campagne en ook de acties van de andere actoren zal bevruchten.
Dat is een belangrijke uitdaging. We kiezen voor een pad van geleidelijkheid. We willen geen breuk met de mensen die in het verleden al heel veel hebben gedaan. Er moet continuïteit zijn in de werking, maar toch proberen we een grotere impact te creëren door ons allemaal samen in te passen in het globale plan. Dat werk is nu bezig. De Dag van de Wetenschap en de beheersovereenkomst van Technopolis, die ook vernieuwd moet worden, zijn twee voorbeelden waarbij we proberen daarop maximaal in te spelen.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister, ik wil u danken voor uw zeer uitgebreid antwoord. Ik ben blij om eens te horen wat de theoretische achtergrond is, zoals de drie aspecten van de attitudeverandering. Dat is allemaal goed. Ook is het goed om de doelgroepen te bekijken.
Ik heb de pijl al gezien te velde. Het is positief dat er één logo is en dat gevraagd wordt aan alle initiatiefnemers die iets doen in verband met de vier aspecten om dat te gebruiken en zo elkaar te versterken. Ik begrijp dat er een bredere campagne komt in verschillende fasen. Het is mij nog niet duidelijk of dat effectief voor al die verschillende doelgroepen een beeldcampagne wordt. Gaat u bijvoorbeeld de pijl integreren in het bestaande aanbod van Technopolis? Moeten we meer verwachten of niet? Wordt telkens een doelgroep via een specifieke mediacampagne aangesproken of wordt wat al bestond anders ingekleurd?
U geeft nieuwe acties aan. We hebben dinsdag inderdaad met minister Smet gesproken. Ik had toen gevraagd of het idee dat in het STEM-actieplan stond om de VRT te vragen om bijvoorbeeld jongeren elke week een ander technisch beroep te laten doen, wat ik een zeer uitdagende job vond, nog blijft bestaan en welke andere communicatieacties er komen. Minister Smet sprak van een initiatief in de sociale media en het Duitse filmpje, waar hij al eens over gesproken had. Dat heeft hij gekocht en wil hij verspreiden op televisie. Dat vind ik ook interessant, maar wordt dat afgestemd met uw pijl en deze campagne?
Minister, u geeft duidelijk aan dat u alle actoren wilt aanspreken. Er is nood aan zon platform, waar zij elkaar gemakkelijk kunnen vinden. Hun acties moeten worden geïntegreerd in dit plan, maar heel veel actoren hebben vooral educatieve of concrete doe-acties. Bedoelt u het als een inhoudelijke vraag aan die actoren, of vraagt u gewoon om de pijl te gebruiken?
De heer Koen Van den Heuvel : Dank u voor uw antwoord, minister. De afstemming tussen u en minister Smet is normaal, vanzelfsprekend eigenlijk. Ik stel me toch vragen bij het budget. Minister Smet zegt altijd dat het niet evident is om daarvoor voldoende middelen vrij te maken op het onderwijsbudget. Mevrouw Poleyn verwijst naar de wetenschapscommunicatie, waarvoor wel een aantal miljoenen euros zijn uitgetrokken. Hoe zit de afstemming daarvoor?
Minister Ingrid Lieten : U bent de pleitbezorger van minister Smet om bij mij geld te komen vragen. (Gelach)
De heer Koen Van den Heuvel : Nee nee, maar het gaat over een project van de Vlaamse Regering, die hetzelfde doel heeft. Het is goed dat de beperkte budgettaire middelen op een efficiënte manier worden ingezet en niet versnipperd raken over minder belangrijke projecten.
Minister Ingrid Lieten : We hebben nu met de stuurgroep, die gehost was door Technopolis en waarbij Onderwijs en EWI betrokken waren, een marketing- en communicatieplan opgemaakt. Dat is goedgekeurd door minister Smet en door mij. Dat is een kader. Om dat marketing- en communicatieplan uit te voeren, heb je verschillende acties nodig. Eén actie is de beeldcampagne, die de baseline of de pijl bij het brede publiek bekendmaakt. Wij hopen dat alle actoren die mee opnemen. Die actie coördineren wij, wij geven er de middelen voor en we gaan starten binnenkort in het najaar. We hebben gewacht tot na de verkiezingen.
Om de marketing en communicatie in de praktijk te brengen, zijn nog andere acties nodig. Het gaat dan om doelgroepacties, meer gerichte acties, evenementen en activiteiten. Er zijn al heel wat evenementen en activiteiten die door de verschillende actoren worden uitgevoerd. Ik verwijs dan naar de sterrenwachten, de universiteiten, vzws enzovoort. Nu is het de bedoeling dat die actoren ons op basis van hun expertise duidelijk maken welk onderdeel van het marketing- en communicatieplan zij willen uitvoeren, welke doelgroep zij willen benaderen en welk resultaat zij willen behalen. Op die manier willen we hun de kans geven om zich te transformeren in de richting van de totale aanpak en willen we de acties op elkaar afstemmen. Uiteraard moeten zij hetzelfde logo en beeldverhaal dragen. Belangrijker is echter de inhoudelijke afstemming. Op basis van alle acties die de partners ondernemen, kunnen we de matrix maken en nagaan of we alle doelgroepen hebben bereikt en waar de missing links zijn. We kunnen de partners dan vragen om daarop in te zoomen.
We zullen proberen om de middelen waarover minister Smet en ikzelf beschikken, zo goed mogelijk in te zetten in functie van het plan dat we samen hebben opgemaakt. Gezien de budgettaire ruimte in 2013 is het ook belangrijk om de bestaande middelen voor wetenschapscommunicatie zo goed mogelijk in te zetten en daar zo veel mogelijk impact mee te genereren. Wanneer er opnieuw wat meer budgettaire ruimte is, kunnen we nagaan of er nog bijkomende middelen kunnen worden vrijgemaakt. We hebben een niet onaanzienlijk budget, dat nu wordt besteed maar waar we te weinig impact mee genereren omdat het te versplinterd is. De verschillende projecten staan een beetje naast elkaar en versterken elkaar dus niet. Het is de bedoeling van onze huidige aanpak om de expertise van de verschillende actoren te waarderen en met hen nog meer de focus te leggen op de verschillende doelstellingen en doelgroepen die zij met hun initiatieven willen bereiken. Bedoeling is ook ervoor te zorgen dat die verschillende initiatieven elkaar versterken. Daarnaast is er dan die beeldcampagne, die hopelijk de algemene cultuur en de structuur zet.
Het is de bedoeling om dat een aantal jaren vol te houden zodat we effectief impact kunnen genereren. Dat kan enkel gebeuren door herhalingen en door de boodschap te vertalen naar de verschillende doelgroepen.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Ik ben verrast dat dit verder gaat dan het puur communicatieve aspect. Op zich is dat inderdaad wat we vroegen en enigszins hadden verwacht van dat platform. Het is me niet helemaal duidelijk wie dit nu coördineert.
Minister Ingrid Lieten : Om dat te doen, hebben we een professionele input nodig. Think Media heeft een bevraging gehouden en een kwantitatieve en kwalitatieve analyse gemaakt over waar we vandaag staan. Ze hebben ook voortgebouwd op de evaluaties die Resource Analysis heeft gemaakt. Zij hebben dus een insteek gegeven. Nu is het de kunst om samen met het STEM-platform in voortdurend overleg te gaan en na te gaan waar er kan worden bijgestuurd.
Uiteraard moet er overleg zijn. Zon platform kan daar zeker toe bijdragen. Ik heb echter ook graag actie. Ik wil dat iedereen die middelen van de overheid krijgt, zich inschrijft in die algemene aanpak en verder gaat dan alleen overleg plegen. Zo kunnen we hopelijk blijven gebruikmaken van die actoren die allemaal ervaring hebben opgebouwd en de strategie en het kader meegeven, en er tegelijkertijd voor zorgen dat we samen, in de toekomst, meer impact genereren.
Mevrouw Sabine Poleyn : Ik hoop dat voldoende pedagogen dat mee opvolgen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.