Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 09/10/2012
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over landbouwgerichte beheersmaatregelen in natuurgebieden
- 2240 (2011-2012)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, collegas, in een landschappelijk eerder versnipperd gebied als Vlaanderen grenzen gebieden met verschillende bestemmingen aan elkaar. Goede regelgeving en een goed nabuurschap zijn onontbeerlijk om het evenwicht en de verstandhouding te bewaren tussen natuurbeheer en agrarische productie. Door het correct naleven van de normen die aan de landbouw worden opgelegd, kunnen natuurgebieden voedselarm en soortenrijk blijven. De natuur mag niet geschaad worden door de omgeving, maar uiteraard mag ook de landbouw niet geschaad worden door een te vermijden nadelige invloed van de natuurgebieden.
In de Uitkerkse Polder verspreiden akkerdistels zich op bouwland door zaad dat afkomstig is van een perceel natuurgebied, en in Moerzeke, gemeente Hamme in Oost-Vlaanderen, stelde een verzekeringsmaatschappij onlangs een gerechtelijk expert aan om de schade vast te stellen die een landbouwer leed door distelzaden die op zijn akkers waren terechtgekomen. In beide gevallen wordt verwezen naar een gebrekkig beheer van de natuurgebieden in de directe omgeving van de akkerbouwpercelen.
Vandaar mijn vraag aan u. Voor natuurgebieden worden beheersovereenkomsten gesloten. Welke maatregelen in verband met distelbestrijding worden verplicht opgenomen in zulke beheersovereenkomsten? Welke andere beheersmaatregelen zijn verplicht in verband met het indijken van mogelijke schade of negatieve invloed voor de aanpalende percelen productielandbouw?
Welke controle wordt uitgeoefend over het uitoefenen van deze beheerstaken in natuurgebieden?
Bestaat er een meldpunt waar akkerbouwers uit de omgeving desgevallend kunnen signaleren of bepaalde beheersmaatregelen wenselijk zijn en om zo de schade, en eventuele vergoedingen achteraf, te voorkomen?
Het distelprobleem van de Uitkerkse Polder zou veroorzaakt zijn doordat de beheerder van een perceel niet langer gebruik wenste te maken van zijn recht om ter plekke aan akkerbouw te doen. In de periode dat hij dat recht had, was het aan andere personen of instanties blijkbaar niet toegestaan om beheersmaatregelen te nemen. Als dit effectief juist is, minister, hoe kunt u in de toekomst dergelijke lacunes vermijden? Welke instantie moet zo nodig beslissingen nemen ter plaatse?
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Minister, ik wil u graag een vraag stellen die ik ook al aan minister-president Peeters heb gesteld, in het kader van Landbouw. De distelbestrijding is natuurlijk federale wetgeving, maar in 2005 zou er een advies zijn geformuleerd door het Instituut voor Natuurbehoud over de wijziging van de wetgeving inzake distelbestrijding. Blijkbaar is enkel de akkerdistel een groot probleem. De andere distels zouden zich minder sterk verspreiden en ook minder een probleem vormen. Ik heb toen aan minister-president Peeters gevraagd om contact op te nemen met de federale overheid, om eens te bekijken of die wetgeving eventueel kon worden aangepast.
Hebt u er weet van of dat intussen is gebeurd of zult u dat eventueel zelf doen? Wordt erover nagedacht om die wetgeving over distelbestrijding effectief op te heffen, maar dan wel in de plaats een code van hoffelijkheid of goed nabuurschap op te stellen, waarbij de verschillende gebruikers van het buitengebied zich engageren? Duidelijke afspraken maken goede buren. Er wordt bijvoorbeeld voorgesteld om maatregelen te nemen vooral binnen de strook van 40 meter van landbouwpercelen en tuinen, omdat het overwaaien van zaden en zo daar meer voorkomt. Er zijn nog afspraken die onder die code kunnen vallen. Hebt u al contact opgenomen met de federale overheid, minister, of gaat u dat nog doen?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer De Meyer, het is belangrijk om een goed onderscheid te maken tussen beheersovereenkomsten en gebruiksovereenkomsten. De beheersovereenkomsten zijn u uiteraard welbekend. Die worden specifiek afgesloten tussen landbouwers en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Er zijn er voor perceelsranden, erosiestroken, botanisch beheer en dergelijke. Er zijn er ook die het gebruik van bestrijdingsmiddelen verbieden, uitgezonderd voor het bestrijden van distels uiteraard. Dergelijke beheersovereenkomsten kunnen niet worden afgesloten in natuurreservaten, in uitbreidingszones van natuurreservaten en in bosreservaten.
De situatie is anders voor gebruiksovereenkomsten en concessies, die worden afgesloten tussen landbouwers en terreinbeherende verenigingen of het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Daarbij worden in functie van de plaatselijke omstandigheden vaak ook aangepaste bepalingen specifiek over distelbestrijding opgenomen. Daarnaast kunnen erkende natuurreservaten steeds een ontheffing vragen, zodat ze kunnen voldoen aan de wettelijke verplichtingen van distelbestrijding. Die ontheffing kan worden verleend in het belang van het natuurbehoud, wetenschappelijk onderzoek of ter voorkoming van disproportionele schade.
Heel concreet, mijnheer De Meyer, kan ik meedelen dat zowel het erkende natuurreservaat Uitkerkse Polder als Scheldevallei Moerzeke-Kastel een ontheffing aangevraagd en goedgekeurd heeft op het verbod tot het vernietigen of beschadigen van planten, om te kunnen voldoen aan de wettelijke verplichtingen in verband met distelbestrijding. In beide gevallen werd ook een ontheffing gevraagd op het lokaal gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen bij een explosieve toename van akkerdistel, die met mechanische bestrijding niet in te dijken is. Die ontheffing werd ook goedgekeurd.
Ik merk op dat een gebruiker van een perceel steeds de geldende bepalingen moet naleven. Dat geldt dus ook voor de distelbestrijding. Ook al worden er geen specifieke bepalingen geformuleerd, de algemeen geldende normering moet worden nageleefd. Dat lijkt me logisch.
Er is uiteraard controle op de beheersovereenkomsten die worden afgesloten tussen landbouwers en de VLM. Dat gebeurt door de VLM. Controles op gebruiksovereenkomsten en concessies tussen landbouwers en terreinbeherende verenigingen of het ANB worden door de terreinbeherende verenigingen of het ANB uitgevoerd. Binnen de domeinen van het ANB gebeurt het toezicht op de naleving van de natuurwetgeving door de boswachters. Daarbuiten gebeurt het door de natuurinspecteurs. Zij zijn niet bevoegd om toe te zien op de naleving van de regelgeving in verband met distelbestrijding.
Wat de erkende natuurreservaten betreft, volgt het ANB de uitvoering van het beheerplan op. Zij kijken of wat in het plan staat, ook effectief gebeurt. Tussentijds wordt er ook gecontroleerd naar aanleiding van de goedkeuring van uitbreidingsdossiers voor erkende natuurreservaten.
Mijnheer De Meyer, er bestaat geen officieel meldpunt voor klachten over beheer en gebruik van eigen terreinen, noch voor derden, noch voor akkerbouwers. In de praktijk is het gebruikelijk dat akkerbouwers of andere landgebruikers de beheerder of de gebruikers van de terreinen rechtstreeks aanspreken. Eventueel kunnen ze ook bij het landelijk secretariaat van een betrokken vereniging of bij het ANB melding maken.
In het dossier van de Uitkerkse Polder werd via een pachtverzakingsakte met de zittende landbouwer overeengekomen dat hij het perceel nog negen jaar na april 2004 mocht gebruiken als grasland. In deze pachtverzakingsakte was ook opgenomen dat de wettelijke bestrijding van distels moest gebeuren door ze te maaien. Er mochten geen herbiciden worden gebruikt. Indien het evenwel grote aantallen of grote oppervlakten betreft, moest contact worden opgenomen met het ANB, dat in samenspraak met de gebruiker een gepaste bestrijding zou bepalen en die eventueel ook zelf zou uitvoeren. Het afgesproken maaien gebeurde in de voorbije jaren meestal laattijdig, niet correct of soms helemaal niet. Ook werd het ANB niet gecontacteerd over grote distelconcentraties. Recent heeft het ANB dan besloten om het probleem zelf aan te pakken en het perceel te maaien en het maaisel af voeren.
Aangezien het engagement met de betrokken landbouwer afloopt op 2 april 2013, was dit de meest efficiënte en snelle aanpak van het probleem, zodat het normaal gezien ook opgelost moet zijn.
Mevrouw Eerlingen, u vroeg naar het advies dat werd geformuleerd door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) over de distelbestrijding. Ik kan daar niet onmiddellijk op antwoorden, maar zal nagaan wat de stand van zaken is en u die informatie laten bezorgen via de voorzitter en het secretariaat.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, ik dank u voor uw duidelijk en helder antwoord. Het leert ons dat regelgeving één zaak is, maar dat goed nabuurschap ook bijzonder belangrijk is. Als iedereen tijdig zijn verantwoordelijkheid neemt, kan dat toch ook wel problemen voorkomen.
Ik vond de suggestie van mevrouw Eerlingen verder ook heel waardevol.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.