Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 20/09/2012
Vraag om uitleg van de heer Wim Wienen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de inzet van werkloze leerkrachten
- 2225 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Minister, hier is al veel gezegd over het lerarentekort. U weet dat ik niet de grote onderwijsspecialist ben, maar ik was toch verbaasd toen ik de VDAB-cijfers zag over de leerkrachten die zonder werk zitten. Naar verluidt zou het voor Vlaanderen en Brussel samen over 11.055 niet-actieve leerkrachten gaan, terwijl er volgens schattingen 1500 leerkrachten nodig zijn in het secundair, basis- en kleuteronderwijs.
Het gaat volgens de cijfers vooral om leerkrachten voor het secundair onderwijs die voorlopig geen werk vinden omdat ze een bepaalde specialisatie hebben, bijvoorbeeld leerkracht lichamelijke opvoeding, terwijl men vooral leerkrachten wiskunde zoekt, en die zijn blijkbaar schaars op de markt. Het zou ook gaan om leerkrachten die een job weigeren omdat de school waar ze eventueel aan de slag kunnen, zich te ver van hun woonplaats bevindt, of dat ze in de school die een vacature heeft geen volledig lesrooster kunnen krijgen.
Dit is een opmerkelijke situatie. Ik ben geen onderwijsspecialist, maar mijn simpele verstand zegt dat er toch een inspanning moet worden gedaan om die 11.055 mensen te activeren op het moment dat er een lerarentekort is. Minister, hoe gaat u dat doen? Hoe gaat u daarmee om? Wat is uw conclusie als u die cijfers van de VDAB ziet? Zijn er mogelijkheden om leerkrachten die zijn afgestudeerd, om te scholen, zoals de VDAB dat doet met knelpuntberoepen, waar men bepaalde arbeiders omschoolt voor een bepaald vak waarvoor men op dat moment veel vacatures heeft? Is dat een mogelijkheid? Wat met leerkrachten die werk weigeren? Kunnen ze niet in de mate van het mogelijke worden geactiveerd en gestimuleerd om werk aan te nemen?
Ik begrijp dat dat binnen de mate van het mogelijke moet gebeuren. Ik neem aan dat een werkloze leerkracht in Oostende niet onmiddellijk de ambitie heeft om in een school in Voeren les te gaan geven. Dat zou ons een beetje te ver leiden. Maar ik vraag me af of leerkrachten die zonder werk zitten geen te hoge eisen stellen aan waar ze terecht kunnen komen, en ook aan het al dan niet hebben van een volledig lesrooster. Welke maatregelen zijn er nodig? Welke maatregelen hebt u al genomen om die 11.055 werkloze leerkrachten te activeren?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Eerst wil ik wat duiding geven bij de cijfers van de VDAB. De VDAB heeft sinds 2012 de telling van de indeling in beroepsgroepen veranderd. Tot dan werd onder werkzoekende leerkracht verstaan: de niet-werkende werkzoekende leerkracht die onderwijs als eerste beroep heeft opgegeven. Nu is dit gewijzigd in beroepsaspiratie per beroepsgroep, waarbij werkzoekenden in meerdere beroepsgroepen aspiraties opgeven. In het oude systeem werden werkzoekenden maar één keer geteld volgens het opgegeven hoofdberoep.
In het nieuwe systeem zullen werkzoekenden voor elke opgegeven aspiratie worden geteld. De totalen zullen dan ook hoger liggen dan het werkelijke aantal werkzoekenden uitgedrukt in koppen. Bijvoorbeeld een leraar halve graad die ook in drievierde graad wil lesgeven, of in het basisonderwijs, of in een ander beroep, wordt telkens opgeteld. Dat moeten we dus een beetje nuanceren.
In de oude telling waren er eind augustus 2011 8617 werkzoekenden. In de nieuwe telling, met die nieuwe definitie, waren er 11.428 beroepsaspiraties voor 8617 werkzoekenden. Als je in augustus 2011 voor die 8617 dus de nieuwe definitie toepast, kom je aan 11.428. Die cijfers moeten dus sterk worden gerelativeerd. De VDAB doet dat omdat men zo de arbeidsmarktreserve voor leerkrachten wil bepalen en rekening wil houden met alle beroepsaspiraties. Maar ze houden geen rekening met andere matchingkenmerken, waar hun matchingsysteem of hun consulenten wel rekening mee houden.
Bovendien slaan de cijfers op augustus 2011. Dat is uiteraard geen goed meetmoment, want de scholen zijn dan nog niet begonnen. Het zou veel realistischer zijn om de cijfers van eind september 2011 te zien.
Het klopt dat er een mismatch is. Er zal altijd wel een mismatch zijn. Dat is in elke beroepscategorie zo. U hebt zelf redenen opgegeven: een moeilijk te activeren categorie, geografisch, vraag en aanbod zijn niet altijd vanzelfsprekend, versnipperde vraag en aanbod, de specifieke bekwaamheidsbewijzen, de hele ingewikkelde regeling daarover, dat speelt allemaal mee. Vaak zijn werkzoekenden deeltijds werkenden. Dat is de stille reserve. Ook die wordt dan weer deels meegenomen in die cijfers. Ik denk dat de cijfers de komende maanden wel totaal anders zullen zijn.
Er zijn inderdaad afspraken gemaakt met de VDAB om de knelpuntvakken in te vullen. We hebben afgesproken om kwalificerende opleidingstrajecten voor werkzoekenden mogelijk te maken via een VDAB-opleidingscontract. Daarvoor is een samenwerking vereist tussen de regionale VDAB en lerarenopleidingen. De eerste trajecten, voor kleuteronderwijzer en onderwijzer, krijgen momenteel vorm in uw stad, Antwerpen.
U vroeg vervolgens of we niet sanctionerend kunnen optreden. Daar hebben we toch wel enigszins een dubbel gevoel bij. Als we iemand gaan dwingen om voor de klas te staan, terwijl die dat eigenlijk tegen zijn zin doet Ik weet niet of de dochter van de voorzitter daar zo opgezet mee zou zijn. We moeten dus toch wat voorzichtig zijn ter zake. De leerkrachten moeten gemotiveerd zijn en uiteraard ook bekwaam zijn. De school beslist autonoom of ze al dan niet iemand in dienst neemt. Of mensen die dat weigeren, al dan niet moeten worden gesanctioneerd, is de bevoegdheid van de RVA. De werkgevers en de VDAB kunnen dat signaleren. Ik ben er niet tegen dat men dan sanctionerend optreedt, maar ook wat dat betreft, moet er enigszins worden genuanceerd. Laten we de cijfers van september afwachten. Dan kunnen we misschien op uw vierde vraag antwoorden, als die nog aan de orde is.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk niet dat mijn derde vraag zo onmiddellijk suggereerde dat er moet worden gesanctioneerd. Ik vroeg me enkel af welke mogelijkheden er zijn om mensen die werk weigeren of die, omdat ze ergens geen volledig lesrooster hebben, weigeren erheen te gaan, te overtuigen of motiveren of stimuleren om een dergelijk knelpuntvak toch in te nemen. Ik heb het woord sanctioneren niet meteen in de mond genomen, en inderdaad, het sanctioneren van mensen die werk weigeren, is ook niet onze bevoegdheid. Dat is inderdaad iets voor de RVA.
U zegt dat er altijd een mismatch is. Daar ben ik ook van overtuigd. We zullen inderdaad de cijfers voor september afwachten, maar als die cijfers zo blijven, dan is dit wel een grote mismatch. U zegt dat we die cijfers sterk moeten nuanceren, met de oude en de nieuwe telling. In de nieuwe telling gaat het over 11.428 leerkrachten. In de oude telling gaat het toch over 8117. Dat is toch geen kleine groep mensen die niet aan het werk zijn, terwijl er scholen zijn die nog altijd op zoek zijn naar leerkrachten. Die nuance moet dus misschien wel worden aangebracht, maar een sterke nuance lijkt die me niet onmiddellijk.
Samen met u zal ik de cijfers in het oog houden en afwachten hoe de situatie tegen eind september evolueert.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.