Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 26/06/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over ouderenmis(be)handeling
- 2097 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de nood aan een uniforme aanpak van ouderenmis(be)handeling
- 2126 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor Ouderenmis(be)handeling trok op 15 juni, de Internationale Dag tegen Ouderenmishandeling, aan de alarmbel: het aantal gevallen ouderenmis(be)handeling in ons land blijft zeer hoog. Vorig jaar liepen er 472 meldingen binnen bij het Vlaams ondersteuningscentrum. Het Brusselse meldpunt ontving zelfs 1023 oproepen, alhoewel daar ook meldingen uit de rusthuizen in begrepen zijn. Volgens het centrum zijn deze aantallen slechts het topje van de ijsberg. Een schatting van het totale aantal gevallen is moeilijk te maken, maar dat het werkelijke cijfer hoger ligt dan het aantal meldingen lijdt absoluut geen twijfel. Dat komt omdat vele ouderen het meestal niet durven te melden en er gewoon over zwijgen.
Het probleem wordt in de hulpverleningssector trouwens ook nog te vaak onderschat. Ouderenmis(be)handeling kan immers verschillende vormen aannemen: er is niet alleen fysieke mishandeling, maar ook financiële en psychische mishandeling. Het komt erop aan dergelijke mishandeling tijdig te detecteren en effectief te benoemen als mishandeling. Omdat het dikwijls partner- of oudergeweld betreft, intrafamiliaal geweld dus, bestaat er natuurlijk ook een enorm taboe en durven de slachtoffers dikwijls niet te spreken uit schuldgevoel of uit verregaande loyaliteit ten aanzien van kinderen of partner. Dit maakt het natuurlijk cruciaal dat hulpverleners, bij uitstek zij die langskomen in de thuisomgeving, extra waakzaam zijn. Zij spelen een cruciale rol in de preventie en het vroegtijdig detecteren van ouderenmis(be)handeling.
Er is sinds enkele maanden het unieke meldpunt 1712 voor misbruik, geweld en kindermishandeling. Ook meldingen van geweld, misbruik en mishandeling van ouderen kunnen via dat nummer worden gesignaleerd. Het is goed dat met één meldpunt de meldingen worden gecentraliseerd en er een goed overzicht ontstaat. Na de meldingen moet er echter ook snel kunnen worden ingegrepen. Volgens het Vlaams Ondersteuningscentrum loopt het daar nog te vaak mis, want de aanpak verschilt te veel van provincie tot provincie. Zij pleiten voor een uniforme aanpak op Vlaams niveau.
Minister, sta me toe dat ik specifiek nog even verwijs naar de problematiek van ouderenmis(be)handeling in de rusthuizen. Ook daar doen zich natuurlijk gevallen voor, hoewel we uiteraard niet uit het oog mogen verliezen hoe belangrijk de waardering voor het personeel is. De overgrote meerderheid van het personeel zal dag in dag uit schitterend werk leveren en zorgzaam omgaan met de ouderen die zij bijstaan en verzorgen. Toch loopt het af en toe mis, en dan wordt het niet altijd op de correcte manier afgehandeld. Men kan naar de Rusthuis-Infofoon bellen, en er zijn interne klachtenprocedures via het klachtenboek, die kunnen leiden tot een onderzoek van de Zorginspectie. Maar al te vaak durft men die stap niet te zetten, mogelijk uit angst voor de gevolgen en de reacties van het personeel of de directie.
We hebben daarover in november vorig jaar een debat gehad in de plenaire vergadering. U hebt toen gesteld dat u zou nagaan, minister, of we de bestaande klachtenprocedure in het licht van het project betreffende de zelfevaluatie en de kwaliteitsindicatoren intern kunnen onderzoeken. Ik heb toen aan u een oproep gericht om vooral met de mensen die op de werkvloer veel ervaring hebben opgedaan, eens rond de tafel te zitten, om op basis van hun dagelijkse ervaringen met de bewoners en met het personeel een goed instrument uit te werken. Ik stelde toen dat ik hoopte dat u op dit voorstel zou ingaan.
Minister, wat is uw reactie op de vraag naar meer afstemming en uniformering binnen de sector voor de aanpak van ouderenmis(be)handeling, specifiek ook voor de hulpverleners, die toch een belangrijke rol spelen op vlak van preventie en detectie? Erkent u dat er een probleem is? Zo ja, wat wilt u eraan doen?
Wat betreft ouderenmis(be)handeling in de woonzorgcentra: welke stappen werden sinds het debat in de plenaire vergadering in november vorig jaar ondernomen om meldingen van oudermis(be)handeling via interne klachtenprocedures of via de Rusthuis-Infofoon beter te laten verlopen en op te volgen via de Zorginspectie? Hebt u daarbij, zoals gevraagd, het zorgpersoneel en de bewoners zelf geraadpleegd, om te luisteren naar hun ervaringen?
Hoeveel meldingen zijn er sinds de lancering van het unieke meldpunt binnengekomen? Hoeveel daarvan betroffen meldingen met ouderen als slachtoffers? Hoeveel meldingen kwamen sinds het begin van dit jaar binnen via de Rusthuis-Infofoon? Hoe verhouden deze cijfers zich tot het cijfer van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor Ouderenmis(be)handeling? Zijn er overlappingen in deze cijfers? Is het niet aangewezen om ook deze meldingen samen te voegen, zodat we een duidelijk beeld krijgen van het aantal?
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght, ik wil u wijzen op het risico bij die laatste vraag.
Mevrouw Vera Van der Borght : Geen probleem, die laatste kan ik als een schriftelijke vraag stellen.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Minister, zoals mevrouw Van der Borght heeft gezegd, wordt ouderenmishandeling nog altijd zwaar onderschat. Dat werd duidelijk aangeklaagd tijdens de internationale dag tegen ouderenmishandeling.
Volgens de cijfers van het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling blijven de meldingen toenemen. Er wordt zelfs gezegd dat het aantal meldingen slechts het topje van de ijsberg is, omdat er nog altijd een groot taboe is. Er wordt gepleit voor een uniforme aanpak op Vlaams niveau, wat vandaag niet het geval is. Integendeel, er zijn bijzonder grote verschillen tussen de provincies.
Bijzonder verontrustend vond ik ook, minister, dat professionele hulpverleners nog altijd, ondanks inspanningen die al gebeurd zijn, het probleem onderschatten. Thuishulp heeft een heel belangrijke opdracht op het vlak van preventie.
Minister, specialisten houden een pleidooi voor een uniforme aanpak van de problematiek op Vlaams niveau. Wat is uw standpunt? Hebt u al initiatieven genomen?
De professionele hulpverleners onderschatten het probleem. Hebt u al initiatieven genomen om de hulpverleners op een betere wijze op te leiden, te begeleiden en bij te scholen? Dat is ook de verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, maar vanuit Welzijn hebt u toch ook een bepaalde opdracht. Welke ondersteuning is er?
Vooral thuishulp heeft een belangrijke opdracht inzake preventie. Wat is er gebeurd om de draagkracht van de thuishulp te versterken?
Om het misbruik sneller op te sporen en in een vroeg stadium aan te pakken, heeft het Vlaams Meldpunt Ouderenmishandeling een nieuw instrument ontwikkeld samen met de Vrije Universiteit Brussel: het risicotaxatie-instrument (RITI). Bent u bereid dit initiatief te ondersteunen en initiatieven te nemen om dit instrument werkzaam te maken op grote schaal?
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Beste collegas, oudermishandeling vormt inderdaad geen marginaal gegeven. Ik heb nog een Europees AVOW-onderzoek (Abuse and Violence against Older Women) uit 2011 gevonden, minister, dat u waarschijnlijk wel bekend is. Dat was een samenwerking tussen vijf landen: Finland, Portugal, Oostenrijk, Litouwen en België. Het werd gefinancierd door de EU.
Het onderzoek richtte zich op vrouwen ouder dan 60 jaar die thuis woonden. Het toonde aan dat in 2010 6 procent van die oudere vrouwen het slachtoffer was van frequente en verschillende vormen van mishandeling. Maar liefst 32 procent van de oudere vrouwen in België maakte minstens één vorm van mishandeling mee. Ik ben het eens met de beide vraagstellers als ze stellen dat dit waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg is. Ik ben gecontacteerd door een aantal mensen uit de sector. Ze vragen me uitdrukkelijk om niet het woord daders te gebruiken. Het gaat soms immers over niet-intentionele mishandeling, en het is dan beter criminalisering te vermijden. Ze vinden het beter het te hebben over plegers. Veel van die plegers of daders zijn vaak professionelen of mantelzorgers die al jarenlang op een heel integere manier voor die ouderen zorgen. Het beeld van het weerloze slachtoffer versus de gemene dader lijkt me niet de juiste bril om deze problematiek te bekijken. Het is een heel complexe problematiek op interpersoonlijk vlak, omdat de problemen meestal ontstaan vanuit een vertrouwensrelatie met de professionelen of de mantelzorgers. Achter de mishandeling zit vaak een hele geschiedenis.
Als we kijken naar de gevallen en de oorzaken van veel problemen, dan zien we dat er een verlies is van evenwicht tussen de draagkracht en de draaglast, zowel bij de professionelen als bij de mantelzorgers. Wordt de last groter dan de draagkracht, dan zal na verloop van tijd de norm van kwaliteitsvolle zorg vervagen. Ik denk dat een criminalisering ons niets zal opleveren. Het is beter te voorkomen. Er zijn veel cijfers ter zake. We hebben het vandaag met de ambassadeur gehad over een betere screening en ondersteuning van de mantelzorgers, en niet alleen van de professionelen. Minister, hoe ziet u dat in de toekomst?
De heer Tom Dehaene : Minister, we moeten inderdaad proberen het taboe te doorbreken in deze problematiek. Ik sluit me dus graag aan bij de vraagstellers.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
De heer Jo Vandeurzen : Voorzitter, geachte leden, de aanpak van ouderenmis(be)handeling is uiteraard een belangrijke beleidsuitdaging. Elke situatie waarin een oudere mishandeld of verkeerd behandeld wordt, is er één te veel, dus zetten we daar beleidsmatig gericht op in.
De omvorming van het Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling tot het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling moet onder meer leiden tot het meer zichtbaar maken van de problematiek en het ter beschikking stellen van deskundigheid met betrekking tot ouderenmishandeling. De kerntaken van het expertisecentrum zijn niet toevallig preventie, deskundigheidsbevordering en expertiseontwikkeling, ondersteuning van de hulpverleners, wetenschappelijke ondersteuning en beleidsvoorbereidend werk. We beogen inderdaad een sterkere tweedelijnsondersteuning van professionelen. Zo heeft het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling recent een document uitgewerkt waarnaar al werd verwezen dat alle relevante informatie over ouderenmishandeling bundelt en die ondermeer ter beschikking stelt aan de medewerkers van het meldpunt 1712.
Het meldpunt 1712, het laagdrempelige aanspreekpunt voor elke burger met een vraag over of een vermoeden van geweld, misbruik en kindermishandeling, integreert de vroegere taken van het Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling. Dat gebeurt stapsgewijs. De eerste communicatie hierover gebeurde naar aanleiding van de studiedag op 15 juni. Het is nog te vroeg om nu te peilen naar cijfers over hoe de vragen aan het 1712-nummer met betrekking tot ouderenmishandeling zich verhouden tot de vragen die in het meldpunt toekwamen, aangezien we in een overgangsfase zitten.
Met betrekking tot de nood aan een meer uniforme aanpak van de problematiek en de afstemming tussen het hulpverlenend aanbod beschikken we over twee belangrijke hefbomen. Enerzijds is er de interne staatshervorming, die de taakstelling van de provincies beter zal aflijnen, ook met betrekking tot de problematiek van de ouderenmishandeling. Anderzijds is er de fusiebeweging van de centra voor algemeen welzijnswerk (CAWs), die op termijn de hefboom zal zijn voor een sterkere aanpak, ook van de problematiek van de ouderenmishandeling. U zult begrijpen dat het ons eerste streven is om wat bestaat te bestendigen. De stroomlijning binnen de genoemde processen, de CAW-fusies en de interne staatshervorming, zal uiteraard ook wat tijd vragen.
Bij klachten met betrekking tot ouderenmishandeling in de woonzorgcentra gaat de Woonzorglijn eerst na of de klachtindiener reeds gebruik heeft gemaakt van de interne klachtenprocedure. Biedt deze interne procedure geen oplossing, dan wordt de klacht administratief behandeld door de Woonzorglijn of wordt dit probleem overgemaakt aan het Vlaams Agentschap Zorginspectie, als mededeling of aanvraag van een inspectiebezoek. De Woonzorglijn ontvangt hiervan een verslag en brengt de klachtindiener op de hoogte. Het team Ouderenzorg volgt de afhandeling van de gegronde klachten verder op. Dat is een bestaande manier van werken, die als positief wordt ervaren. Die aanpak wordt dan ook voortgezet.
We vermelden in dit verband ook dat het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid samen met Zorginspectie en de ouderenzorgsector aan een referentiekader voor kwaliteit in de woonzorgcentra werkt. Met die ouderenzorgsector wordt ook het Vlaams Patiëntenplatform bedoeld. Dus ook vanuit het perspectief van de bewoner, de gebruiker, de patiënt is er een inbreng. Dat referentiekader standaardiseert de basisnormen voor kwaliteit en reikt indicatoren aan om die standaarden te meten en te evalueren. Er zijn 27 resultaatgeoriënteerde indicatoren omschreven, die momenteel verder worden onderzocht en uitgewerkt. Die 27 kwaliteitsindicatoren behelzen ook een indicator die de goede opvolging van klachten vanuit het oogpunt van de bewoners meet. Ik meen dat ik dat destijds ook heb geantwoord op een vraag: het is uiteraard ook de bedoeling dat het bevragen van de bewoners een belangrijke rol speelt. Meer nog dan bij ziekenhuisopnames bevat het verblijf in een woonzorgcentrum en de ervaring van de kwaliteit ervan immers een subjectief element. Daarom zal in dat instrument dus ook een enquête opgenomen zijn.
Het is te voorbarig om nu reeds een vergelijking te maken tussen of een evolutie te willen zien in de meldingen bij respectievelijk het Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling en het 1712-nummer. Ik geef enkele relevante cijfers mee. In 2011 waren er 472 meldingen bij het Meldpunt Ouderenmis(be)handeling. Wat de woonzorglijn betreft, worden de geregistreerde ontvangen oproepen en klachten jaarlijks verwerkt in een jaarverslag. Voor 2011 werden in de rubriek dienstverlening 95 klachten betreffende de omgang met bewoners geregistreerd, 16 daarvan waren klachten over de manier waarop het personeel omgaat met de bewoners. 4 van die klachten werden als gegrond geregistreerd. In de rubrieken verzorging en verpleging werden 105 klachten geregistreerd, in de rubriek dienstverlening 95 klachten, bij rechten en vrijheden 52 klachten en bij financiën 19 klachten.
Het 1712-nummer kreeg sinds zijn start 971 oproepen. De belangrijkste themas daarbij zijn partnergeweld en kindermishandeling. Ouderenmishandeling wordt minder geregistreerd, wat onzes inziens, zoals aangegeven, ook samenhangt met het feit dat het Meldpunt Ouderenmis(be)handeling pas zeer recent de omslag naar het ondersteuningscentrum heeft gemaakt. Op termijn zal het werken met het ene nummer 1712 de overlap in de cijfers met de nu nog verschillende meldpunten wegwerken.
Ik heb het al gehad over de meer uniforme benadering. Wij denken dat we door die twee bewegingen interne staatshervorming en reorganisatie van CAW een verbetering en een meer uniforme aanpak zullen kunnen stimuleren.
De recente beleidskeuzes zullen de komende maanden en jaren zowel voor de burgers als voor de professionelen een meerwaarde betekenen. De burger kan terecht bij 1712, het meldpunt waar hij met elke vraag over of vermoeden van geweld en misbruik terechtkan. Hij weet zich daarbij verzekerd van een goede vraagverheldering. Dat moet leiden tot passende informatie en advies, zo nodig aangevuld met een verwijzing naar hulpverlening of, wanneer aangewezen, justitie.
De bundeling van de huidige meldpunten partnergeweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling laat toe dat het gewezen Meldpunt Ouderenmis(be)handeling kan worden omgevormd tot een ondersteuningscentrum. Dat impliceert dat we gerichter werk kunnen maken van de ondersteuning van de professionelen.
Op dit ogenblik wordt het risicotaxatie-instrument ouderenmishandeling getest in een aantal thuiszorgdiensten. Het instrument moet een bijdrage leveren tot de alertheid van medewerkers rond ouderenmishandeling en heeft een belangrijke preventieve werking. Daarnaast maakt de aandacht voor deze problematiek deel uit van het vorming-, trainings- en opleidingswerk van elke thuiszorgvoorziening en biedt het kwaliteitsdecreet ter zake een referentiekader. Dat geldt natuurlijk ook in concreto voor de ouderenzorg.
U stelt terecht de vraag naar de draagkracht van de thuishulp. Dat is een aandachtspunt. Dat werd meegenomen in het VIA 4-akkoord. In het luik sectorale maatregelen kwaliteit sector gezinszorg wordt tegemoetgekomen aan enerzijds de werkdruk en anderzijds de behoeften aan noodzakelijke omkadering en begeleiding van de verzorgenden, die met steeds complexere thuissituaties geconfronteerd worden.
Op basis van de resultaten van een onderzoek zal een effectieve aanpassing van de omkaderingsnorm gezinszorg doorgevoerd worden. Het voorziene budget bedraagt op kruissnelheid, in 2014, 3.204.376 euro en zal afhankelijk van de resultaten van het onderzoek ingezet worden.
Samen met professor Liesbeth De Donder van de VUB ontwikkelde het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling het risicotaxatie-instrument om hulpverleners te ondersteunen bij de vroegdetectie van ouderenmishandeling. Het risicotaxatie-instrument is vooral toepasbaar door hulpverleners of medewerkers die actief zijn in de thuissituatie. Het is een korte en praktijkgerichte checklist, die gebaseerd is op gekende signalen en risicofactoren van ouderenmishandeling. Indien er sprake is van ouderenmishandeling kan het instrument de medewerker helpen dit mee te detecteren en kan het in geval van twijfel een bevestiging van het vermoeden betekenen. Op die manier kan de medewerker preventief optreden en de situatie aanpakken.
Het instrument wordt op dit ogenblik getest door Familiehulp en het OCMW van Herzele. De eerste testresultaten zijn positief. De verzorgenden werden alerter voor signalen voor ouderenmishandeling. Het ondersteunen van medewerkers is een van de taken van het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling. Op basis van de definitieve resultaten zullen we samen met hen bekijken op welke wijze het instrument verder geïmplementeerd zal worden.
Er waren ten slotte nog enkele vragen over de mantelzorgers. Dat heeft ook veel te maken met de beperkingen van de draagkracht. We proberen om daar initiatieven te nemen. Het vergroten van de mogelijkheden rond dagopvang bijvoorbeeld zijn er expliciet gekomen om toe te laten dat we de mantelzorgers de kans bieden om af en toe ook eens op adem te kunnen komen. Dat is onder meer gebaseerd op dat soort afwegingen.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, ik dank u voor uw antwoord en de cijfers die u hebt meegegeven. Wat mij niet helemaal duidelijk is, is de link tussen de vraag naar meer afstemming en uniformisering voor de sector enerzijds en de interne staatshervorming anderzijds.
U sprak ook over 27 kwaliteitsindicatoren. Is het mogelijk om die indicatoren te laten bezorgen aan de commissie?
Wat de benadering van het personeel betreft, gaat het niet alleen over fysiek geweld, maar ook over psychisch geweld en bijvoorbeeld het niet waarderen van de oudere in zijn manier van leven. We weten dat heel wat mensen het moeilijk hebben met het zetten van de stap van een thuisverblijf naar een woonzorgcentrum. Het is voor die mensen dikwijls heel moeilijk om te aanvaarden dat ze tot en met betutteld worden: willen of niet, om vier uur krijgen ze een boterhammetje en om zes uur worden ze in bed gelegd. Het zijn zaken die mensen ervaren als het niet erkennen van hun waardigheid. De term mishandelen is hiervoor te zwaar, maar het speelt een rol. Ik weet dat hieraan wordt gewerkt. In het Woonzorgdecreet was een van de belangrijke items het geven van een stuk vrijheid aan de mensen. Ik weet niet of er al met de woonzorgcentra aan werd gewerkt om ter zake een beter beleid uit te stippelen.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, minister, ik dank u voor het antwoord. Het is duidelijk dat u voldoende aandacht aan deze problematiek besteedt. Het is onze plicht om het onderwerp hier in deze commissie regelmatig terug op de agenda te plaatsen, vooral om ervoor te zorgen dat het taboe doorbroken wordt en dat er in de professionele hulpverlening de nodige aandacht aan wordt besteed.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : De interne staatshervorming zal precies tot gevolg hebben dat de provincies zich moeten focussen op een aantal taken. De intersectorale afstemming is een van de belangrijke taken. Het is een zaak waarin justitie, politie en allerlei actoren in coördinatie moeten worden gebracht. Wij menen dat dit wel degelijk tot gevolg zal hebben dat er meer inspanningen zullen gebeuren om de zaken goed op elkaar af te stemmen.
De indicatorenlijst: we zullen kijken. Voor alle duidelijkheid, het kwaliteitsinstrument zal bestaan uit de set indicatoren en de enquête. U zult de enquête dus niet vinden in de indicatoren, het is een tweede stuk.
Er gebeuren heel wat inspanningen inzake de bedrijfscultuur van voorzieningen. Het zou ons te ver leiden om ze allemaal op te noemen, maar ik geef u één voorbeeld. U kent ongetwijfeld het zorgethisch lab, waarbij men probeert om de professionelen of de studenten in de positie van de patiënt of de bewoner te brengen. Zo leven ze zich in vanuit dat perspectief. Het is een van de voorbeelden waarbij getracht wordt om ervoor te zorgen dat iedereen in de sector voldoende professioneel beseft hoe men met een aantal van de zaken die u opsomt, aan de slag moet gaan. Er zijn nog een aantal initiatieven. De sector is zich wel degelijk bewust van het feit dat er met het Woonzorgdecreet niet alleen een nieuw erkenningenarsenaal is en een nieuw concept van rustoord naar woonzorgcentrum, maar dat het ook een nieuwe manier van organisatie en een nieuwe kijk op de dingen met zich meebrengt. Ik heb het gevoel dat de sector zich daar terdege van bewust is.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.