Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 28/06/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de modulaire opleidingenstructuren in het deeltijds secundair onderwijs
- 2125 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen: Voorzitter, de leerkrachten en de coördinatoren die in het deeltijds secundair onderwijs lesgeven en bepaalde opleidingen inrichten, hebben hun bekommernissen geuit over de wijze waarop de modulaire opleidingsstructuur de laatste tijd tot stand komt.
Artikel 28, paragraaf 1 van het decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap omvat een procedure die duidelijk stelt dat de Vlaamse overheid, samen met de koepels van het onderwijsveld, de modulaire opleidingsstructuur in het deeltijds beroepssecundair onderwijs ontwikkelt. Nadat de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) hierover een advies verstrekt, moet de Vlaamse Regering een beslissing nemen. De ontwikkeling vindt plaats in de schoot van een commissie die uit afgevaardigden van de overheid, van het gemeenschapsonderwijs en van de representatieve verenigingen van schoolbesturen bestaat.
De conclusies van de screening moeten onder meer concreet uitmonden in een vernieuwd aanbod op 1 september 2012 voor de opleidingen die tot de rubrieken metaal en kunststoffen en transport behoren. De Vlor heeft er in het advies van 19 april 2012 en in een eerder advies uit februari 2012 op gewezen dat de in het decreet bepaalde procedure met betrekking tot de modulaire opleidingsstructuur niet wordt gevolgd. Volgens deze adviezen van de Vlor wordt het werkveld niet bij de totstandkoming van de nieuwe modulaire opleidingsstructuren betrokken. De Vlor stelt zich hier vragen bij.
De centra reageren op dit moment ook. Ze worden pas nu, op het einde van het schooljaar, door hun koepels met informatie over de vernieuwde opleidingsstructuren geconfronteerd. Het is concreet de bedoeling dat deze structuur voor de rubriek metaal en kunststoffen reeds vanaf 1 september 2012 wordt geïmplementeerd. Dat betekent dat deze mensen nu slechts enkele dagen voor de vakantie geïnformeerd zijn over hoe die vernieuwde opleidingsstructuur er voor hun specifieke rubriek zal uitzien. Zij reageren daarop. Zij vinden dat de implementatie tijd vraagt om zich daarop voor te bereiden. Als leerkrachten zijn ze momenteel niet voorbereid om op 1 september in die nieuwe structuur aan de slag te gaan. Dat vraagt ook logistieke voorbereidingen en tijd om dat op een kwaliteitsvolle manier te doen. Zij wijzen er ook op dat zij op dit moment met bedrijven overeenkomsten hebben afgesloten en contracten hebben getekend om leerlingen vanuit een bepaalde opleiding aan de slag te laten gaan in een bedrijf, dat daar nu een wijziging in is opgetreden en dat dat nu toch wel de nodige tijd vraagt om dat onder de loep te nemen. Het moet bekeken worden wat dat concreet inhoudt met betrekking tot die contracten, maar ook met betrekking tot de opleidingen waarin de jongeren zijn gestart, maar die volgend jaar een totaal andere benaming en inhoud krijgen. De alternering tussen werken en leren is heel nauw gerealiseerd. De centra zeggen dat deze manier van werken niet decretaal bepaald is. Wij vinden het straf dat dit op deze manier gebeurt. Waarom wordt het in het decreet vastgelegd als het nu niet op deze manier wordt uitgevoerd? De centra vinden het ook problematisch om het op 1 september op een kwaliteitsvolle manier toe te passen op het terrein. Zij weten niet wat de precieze consequenties zijn voor de leerlingen en de bedrijven. Zij hebben dus een aantal vragen.
Minister, voor mij was het ook nieuw om te moeten vaststellen dat het gebeurde afwijkt van artikel 28 van het decreet. Hoe staat u tegenover het negatieve advies van de Vlor, waarin een aantal opmerkingen zijn gemaakt, onder meer dat het niet tot stand is gekomen volgens de procedure? Hoe moeten wij de toekomst op dat vlak inschatten? Is het wenselijk dat wij dat artikel gewoon aanpassen in het decreet? In dat geval zou het goed zijn dat u daarvoor een goede reden geeft. Indien het decreet wordt behouden zoals het nu is ingevuld, is het belangrijk om te weten hoe het komt dat de procedure niet is gevolgd. Wat zijn de plannen voor de toekomst? Het is nodig dat de regering handelt volgens de decretale bepalingen.
Voor het terrein is het belangrijk dat wij duidelijk maken wat wij van hen verwachten. Is het de bedoeling dat die vernieuwde opleidingsstructuren definitief zijn, zoals de informatie het zegt die via de koepels werd doorgestuurd? Wordt verwacht dat dat het kader is waarbinnen de centra moeten werken? En dan is er de vraag van de centra: in welke mate zult u rekening houden met opmerkingen van de onderwijsverstrekkers over de implementatie op 1 september en alle problemen en vragen die daarbij komen kijken? De vraag leeft in het veld: is het werkelijk de bedoeling dat dit op 1 september wordt geïmplementeerd?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : We hebben inderdaad de betreffende Vlor-adviezen van 28 februari en 19 april 2012 ontvangen. Die werden voor advies overgemaakt aan mijn administratie. Op basis hiervan heb ik mijn standpunt meegedeeld aan de Vlor op 17 april 2012 en 19 juni 2012. In een aantal standpunten werd het Vlor-advies gevolgd en werden ook de gevraagde aanpassingen aan opleidingenstructuren uitgevoerd. Met betrekking tot een aantal standpunten werd akte genomen van het advies en werd het niet gevolgd.
Mijn administratie zegt mij dat de vertegenwoordigers van de inrichtende machten en het gemeenschapsonderwijs (GO!) wel degelijk werden betrokken bij de ontwikkeling van de opleidingsstructuren met betrekking tot de rubrieken metaal en kunststoffen en transport in de commissie Opleidingenstructuur in het najaar van 2011.
Blijkbaar is de administratie niet op de hoogte van de concrete communicatie van de koepels. Bijgevolg kan ik vandaag niet zeggen wat ze hebben gezegd aan de centra voor deeltijds onderwijs (CDO). U vraagt of dit al dan niet de definitieve opleidingsstructuur is. Maar de inhoud van de communicatie is niet bekend. De administratie zegt mij dat de vertegenwoordigers van de inrichtende machten en het GO! via de Vlor over de betreffende modulaire opleidingsstructuren beschikken.
Ik kan begrip opbrengen voor de opmerkingen van de CDOs. De jaarlijkse omschakeling naar een vernieuwd opleidingsaanbod is inderdaad krap wat de timing betreft.
Over de inhoudelijke opmerkingen wil ik vandaag geen uitspraak doen. Ik moet uiteraard vertrouwen op ieders betrokkenheid en verantwoordelijkheid bij de ontwikkeling ervan. Ik kan u wel zeggen dat in principe de datum van 1 september 2012 van kracht blijft. Maar ik zal dit dossier eens goed bekijken naar aanleiding van uw vraag.
Mevrouw Kathleen Helsen : Het is goed om dat verder uit te diepen. Vanuit de koepel wordt deze informatie bevestigd. U zegt dat er wel degelijk een commissie is geweest, maar ik begrijp niet goed wat hier aan de hand is. De opleidingverstrekkers hebben er toch geen enkel belang bij om te zeggen dat de procedure hier niet is gevolgd als zij zelf betrokken zijn? In de Vlor zitten dezelfde partners. Zij hebben er ook op gewezen. Voor mij is het heel onduidelijk wat hier precies is gebeurd en hoe het verloopt. Blijkbaar is het niet de eerste keer dat dit niet volgens het decreet gebeurt.
Het lijkt me goed dat dit wordt opgehelderd. De sector verwacht immers een aantal dingen. Men wil eigenlijk meewerken aan het tot stand komen van die opleidingsstructuren en komt tot de vaststelling dat dit niet verloopt zoals dat zou moeten. Ook wat die timing betreft, moeten we echt bekijken hoe dat in de toekomst anders kan. Als ik het goed begrijp, wordt toch wel van hen verwacht dat dit op 1 september wordt geïmplementeerd. Ze geven nu aan dat ze dat niet op een degelijke manier kunnen doen en dat er wel eens problemen zouden kunnen zijn met jongeren en contracten die zijn afgesloten. Het is al zo moeilijk voor de centra om jongeren aan de slag te krijgen in een aantal opleidingen.
In de nieuwe opleidingsstructuren waarover ze nu worden geïnformeerd, wordt gesteld dat het knelpuntberoepen zijn. Dat kunnen ze inderdaad ook vaststellen, maar ze hebben wel het probleem dat ze geen arbeidsplaatsen vinden voor die jongeren. Iets klopt hier dus niet. Voor de oude opleidingsstructuren zijn er wel contracten afgesloten. Ze geven het heel duidelijke voorbeeld van tien jongeren die aan de slag kunnen bij Umicore. Voor hen is dat een hele prestatie, maar nu dreigen er problemen te komen met de afgesloten contracten, omdat die jongeren niet in diezelfde opleiding kunnen doorstromen en dat in die contracten wel mee is bepaald.
Ik vraag dus dat u dat eens van naderbij zou bekijken, dat u zou bekijken welke problemen er zoal rijzen op het terrein. Die jongeren mogen daar niet het slachtoffer van worden, doordat die tewerkstelling niet kan gebeuren of ze hun opleiding niet tijdig kunnen voltooien met het getuigschrift waarop ze mikken.
Het lijkt me goed, met het oog op de toekomst, dat nauwgezet wordt bekeken welke procedure er nu precies wordt gevolgd. Er moet nauwgezet worden bekeken of dit ook volgens het decreet gebeurt. Is het niet wenselijk dat dit volgens het decreet gebeurt, dan moeten we het decreet aanpassen, als daar een gegronde reden voor bestaat.
Minister Pascal Smet : Dat zal ik ook doen
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.