Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 21/06/2012
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over vervangingen van leerkrachten in juni
- 2078 (2011-2012)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, collegas, wie in het onderwijs werkt, weet dat een schooljaar snel voorbijgaat. Een goede planning is noodzakelijk om de doelstellingen qua kennis en vaardigheden te bereiken, want anders stelt men in juni vast dat de lestijd op is, maar de leerstof nog niet. Dat is misschien een beetje te vergelijken met het Vlaams Parlement en de commissie Onderwijs.
Dat betekent niet dat de maand juni onbelangrijk is, integendeel. In de basisschool werkt men het schooljaar af en bereidt de onderwijzer of onderwijzeres een eindevaluatie voor, die dan met de ouders besproken kan worden. Zeker in het laatste jaar van de basisschool is die laatste fase belangrijk, waarin het advies naar het secundair onderwijs vaste vorm krijgt.
In het secundair onderwijs is juni bij uitstek een drukke maand, met examens, deliberaties en rapporteringen waaraan steeds hogere eisen gesteld worden inzake verantwoording en argumentatie.
Collegas, als een leerkracht in juni afwezig is wegens ziekte, zelfs als het om een afwezigheid van meer dan tien werkdagen gaat, is het echter niet mogelijk om een betaalde vervanger aan te werven. Men kan zich vragen stellen over de logica daarvan. Een personeelslid dat op bevallingsrust gaat op 31 mei, kan bezoldigd vervangen worden tot het eind van het schooljaar. Vanaf 1 juni is dat onmogelijk.
Als een personeelslid tijdens de examenperiode van december met bevallingsrust gaat, kan haar opdracht bezoldigd worden overgenomen, zelfs verdeeld worden onder collegas die overuren presteren, maar voor de examenperiode van juni is dat niet het geval, hoewel dan de belangrijkste deliberatievergaderingen gehouden worden. De bevallingsrust is maar één voorbeeld. Voor ziektes als griep, die zich minder gemakkelijk laten plannen, is het probleem uiteraard minstens even groot.
Dat vervangingen in juni organisatorisch moeilijk liggen, kan geen tegenargument zijn, want de vervanging voor omstandigheidsverlof, bijvoorbeeld voor vaderschap, mag in juni wel bezoldigd worden, en het kan bij zon vervanging gaan om losse, uit elkaar liggende dagen die geen aaneensluitend geheel moeten vormen met andere woorden: een organisatorisch moeilijke vervanging.
Zoals de zaken nu staan, collegas, moet behalve voor dat vaderschap, de afwezigheid van een personeelslid in juni door de school opgelost worden, bijvoorbeeld door leerlingen en lesopdrachten te verdelen onder collegas, maar zonder dat die daarvoor vergoed kunnen worden, terwijl het, zeker in het secundair onderwijs, gaat om belangrijke en beslissende weken. Examineren en delibereren in vervanging van een afwezige collega is bovendien nog moeilijker dan het examineren van de eigen cursus en het delibereren van eigen leerlingen, van wie men het leertraject beter kent.
Minister, wordt er overwogen om reglementaire vervangingen in juni bezoldigd te maken? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, met welke tegenargumenten? Gedurende enkele schooljaren werd aan de scholen een pakket vervangingseenheden toegekend, dat vrij kon worden aangewend om bijvoorbeeld junivervangingen op te lossen als de school dat nodig vond, maar dat ook gebruikt kon worden om gedurende bepaalde periodes een extra personeelslid in te zetten voor specifieke taken. Wordt er overwogen om dat systeem van de korte vervangingen opnieuw in te voeren? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, met welke tegenargumenten?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, collegas, het is mijn bedoeling om de mogelijkheid om te vervangen in juni te onderzoeken, maar u weet dat dat een financiële weerslag heeft en dat er geen budget voorhanden is. Ik kan op dit moment dan ook niet zeggen wanneer we dit zullen kunnen realiseren, maar ik wil het in ieder geval onderzoeken.
Het systeem voor vervangingen van korte afwezigheden bestaat nog in het basisonderwijs. In het secundair onderwijs hebben we dat afgeschaft, omdat het heel moeilijk was om vervangers te vinden voor korte afwezigheden. Er zijn op dit moment geen plannen om dat opnieuw in te voeren in het secundair onderwijs.
Wat we wel doen, in het kader van de onderhandelingen over Onderwijsdecreet XXII, is, samen met de sociale partners, de mogelijkheid bekijken om het zogenaamde Tivoli-systeem, dat op dit moment in het basisonderwijs bestaat, ook van toepassing te maken in de andere onderwijsniveaus en -vormen, en dus ook in het secundair onderwijs. Dat betekent dat door het Tivoli-systeem de mogelijkheid wordt gecreëerd om vervangers aan te stellen via de werkingsmiddelen.
Verder wordt in het kader van het loopbaandebat ook nagegaan op welke wijze we de vervangingen in de toekomst kunnen organiseren, zodat scholen vervangers ter beschikking hebben vanaf het begin van het schooljaar, en dat voor het hele schooljaar, waardoor de vervangers ook werkzekerheid hebben. Het is de bedoeling om in het loopbaandebat in het najaar tot conclusies te komen.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Het antwoord van de minister biedt ongetwijfeld enig perspectief, zeker als hij ook het engagement aangaat om dit zelf te onderzoeken en voor de nodige opvolging ervan te zorgen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.