Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 21/06/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over Tussenstap en meer bepaald het uitbreiden van de doelgroep en de continuïteit van de dienstverlening
- 2061 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Mijn vraag bestaat uit twee delen: de uitbreiding van de doelgroep en de continuïteit van de dienstverlening.
Begin dit jaar vernam ik na een schriftelijke vraag dat de cijfers met betrekking tot de oriënterende trajecten, die door Tussenstap, een afdeling van de vzw Zenitor, in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF) waren uitgevoerd tot september 2011, niet echt bemoedigend waren. Uit uw antwoord op mijn vraag om uitleg over de begeleiding van werkzoekende gefailleerden in de commissievergadering van 8 maart 2012 bleek dat er weliswaar een licht stijgende evolutie merkbaar was in het aantal trajectdeelnemers, maar dat Tussenstap nog altijd niet op kruissnelheid was gekomen.
Intussen zijn we juni 2012 en verneem ik uit de sector dat er inmiddels 157 overdrachten zijn gebeurd, met een tempo van tien overdrachten per maand. Aangezien het project over vier maanden afloopt, zal het vooropgestelde operationele doel van zeshonderd overdrachten niet gehaald worden.
De door u aangehaalde redenen voor de lagere dan verwachte doorstroming blijven wel geldig: de moeilijke opstart door de geringe bekendheid; het feit dat de begeleiding aanvankelijk gericht was op ondernemers in moeilijkheden en niet op gefailleerden; de marketingstrategie die gericht was op het individu en minder op intermediairen; de relatief hoge uitval bij het eerste verkenningsgesprek.
Een van de opvallendste zaken was echter dat men gewoonweg niet in aanmerking kwam voor begeleiding omwille van de stringente toelatingsvoorwaarden. Dat bleek, samen met ziekte, een van de voornaamste redenen waarom men uitviel na het verkenningsgesprek.
Er was ten eerste verwarring over de term gefailleerde. Helpers of meewerkende echtgenotes bleken niet aan de definitie te voldoen omdat ze eenvoudigweg niet persoonlijk failliet kunnen worden verklaard. Nochtans betreft het hier zelfstandigen die evengoed getroffen worden in hun persoonlijk vermogen als de titularis van de zaak, en die hun enige beroepsactiviteit verliezen als rechtstreeks gevolg van het faillissement van de eenmanszaak waarin ze werkten.
Ten tweede waren er problemen met gefailleerden die nog een ondernemingsnummer bleken te hebben. Om in aanmerking te komen voor een gesubsidieerde begeleiding op maat moeten gefailleerden ingeschreven zijn als werknemer of formeel werkloos zijn. Wie, in afwachting van een nieuwe opstart, een tijdelijke tewerkstelling creëert binnen het statuut als zelfstandige, komt niet in aanmerking. In de praktijk blijkt dat het merendeel van de gefailleerden die reageren op het aanbod van Tussenstap zich in deze situatie bevindt. Er is in hun ogen geen alternatief omdat ze dringend moeten voorzien in het levensonderhoud van zichzelf en hun gezin. Veel gefailleerden hebben geen recht op een werkloosheidsuitkering, omdat ze al meer dan dertien jaar zelfstandig zijn. Ze hebben ook geen voeling met de arbeidsmarkt, geen ervaring met solliciteren, en ze staan vaak afkerig tegenover werken in ondergeschikt verband. Wetenschappelijk onderzoek en de ervaring van Tussenstap geeft aan dat juist die groep het meeste risico loopt om te snel en te onbezonnen opnieuw te willen starten, met alle noodlottige individuele en maatschappelijke schade van dien.
Ten derde is er het probleem van de uitsluiting van gefailleerden die een slapende vennootschap aanhouden, hetzij om een eventuele herstart te vergemakkelijken, hetzij omdat ze niet over de financiële middelen beschikken om een bij exploitatie verlieslatende vennootschap te vereffenen. In het laatste geval is het slapend maken van de vennootschap een middel om te voorkomen dat de schulden van de vennootschap groter worden dan het actief. Het gaat dus vaak over niet kunnen in plaats van niet willen vereffenen. Ook hier gaat het over personen die door een faling aangetast zijn in hun persoonlijk vermogen en een belangrijke afstand tot de arbeidsmarkt ondervinden, die door coaching sneller hun talenten opnieuw maatschappelijk nuttig kunnen maken.
Ten vierde zijn ook uitgesloten: de ondernemers die in een failliete vennootschap een vennootschappelijk mandaat bekleedden, zonder werkend vennoot te zijn, zelfs als dit mandaat de enige beroepsactiviteit uitmaakte. Heel veel faillissementen treffen kleinschalige familiale vennootschappen. Het onderscheid tussen vennootschappelijk mandataris en werkend vennoot komt in het kader van een kleinschalige familiale vennootschap veeleer arbitrair over. Minstens voor de personen bij wie het uitoefenen van een vennootschappelijk mandaat de enige beroepsbezigheid uitmaakt die wegvalt door een faillissement, rijst de vraag waarom hun de toegang tot een begeleidingstraject geweigerd wordt.
De voorwaarden zouden gewoonweg te stringent zijn, met als jammerlijk gevolg dat een heel belangrijk deel van de beoogde doelgroep niet kan worden bereikt. Nog los van het feit dat er vaak fysiek moeilijkheden bestaan om gefailleerde zelfstandigen te bereiken door adreswijzigingen, afwezigheid van aangesloten telefoonlijnen enzovoort, sluit men een onverantwoord grote groep uit.
Ik ben me ervan bewust dat het traject niet bedoeld is voor actieve zelfstandigen, maar ik ben ervan overtuigd en ik hoor vergelijkbare geluiden uit de sector dat men zonder een verstandige versoepeling van de criteria net die groep van mogelijke ondernemers uitsluit die wellicht het kleinste duwtje nodig hebben om met succes opnieuw zelfstandig een zaak uit te bouwen of zich op een andere manier nuttig te maken voor onze Vlaamse economie.
Naast het probleem van de instroomvoorwaarden rijst steeds acuter het probleem van de continuïteit van de intussen door Tussenstap ontwikkelde waardevolle dienstverlening aan gefailleerden.
Het project, waarvan de uitvoering door het Vlaams ESF-agentschap toevertrouwd werd aan vzw Zenitor op 1 november 2010, is weliswaar verlengd met zes maanden, maar loopt toch ten einde na 31 oktober 2012.
Het aanwenden van middelen van het Vlaams werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) ten behoeve van de verhoging van de activiteitskansen van gefailleerden past in het armoedebestrijdingsluik van Vlaanderen in Actie, en is een concrete realisatie van de aanbevelingen die zijn vervat in de small business act van de Europese Commissie, medegedeeld in de Europese Raad.
De kans voor Vlaamse ondernemingen om te blijven bestaan en niet door een faling te verdwijnen, is van 1 op 127 in 2006 gedaald tot 1 op 96 in 2009. Sedertdien heeft dit cijfer zich op dat verontrustend lage niveau gestabiliseerd. Daarmee doet Vlaanderen het weliswaar een stuk beter dan Wallonië en zeker dan Brussel, maar het lijkt niet verantwoord om de inspanningen inzake armoedebestrijding ten gunste van ondernemers na faling al in november 2012 te staken. Integendeel, een structurele vorm van ondersteuning van de reactivering van gefailleerden dringt zich op, want de absolute cijfers ogen zo mogelijk nog indrukwekkender. In het jaar 2006 waren er al 3419 failliete bedrijven en op basis van de eerste vijf maanden van 2012 mogen we tegen eind dit jaar 5330 Vlaamse falingen verwachten.
Het instandhouden van onze welvaartsstaat staat onder groeiende druk door enerzijds voormelde uitstroom van actieven nog voor de pensioenleeftijd en anderzijds een groeiende schaarste aan talent door de snelle afvloeiing van de babyboomers. Vlaanderen heeft er dus alle baat bij het talent van ondernemers na faling zo snel mogelijk opnieuw inzetbaar te maken voor onze economie. Daar heeft niet enkel de groep van gefailleerde ondernemers, maar heel de Vlaamse samenleving baat bij.
De kwaliteit van het oriëntatietraject blijkt uit de persoonlijke evaluatie van de deelnemers. Uit statistische verwerking blijkt ook dat niet minder dan 70 procent van de deelnemers behoren tot de klassieke kansengroepen: ze zijn allochtoon, arbeidsgehandicapt, kortgeschoold of 50-plusser. Ook zijn 73 procent van de deelnemers niet aan het werk tijdens het traject. Overige argumenten die pleiten voor het voortzetten van deze dienstverlening zijn het witten van illegale arbeid, de acceleratie van het sociale herintegratieproces na faling, het verlagen van de drempel voor ondernemers van structurele Vlaamse dienstverlening zoals die van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) en van SYNTRA, en last but not least het onderbouwen van het succes van tweedekansondernemers en van gefaalde ondernemers die werknemer worden.
Met andere woorden, het betreft een dienstverlening die past in de beleidsopties waar heel de Vlaamse Regering achter staat. Het gaat om een kwalitatief aanbod waar een grote nood aan bestaat en dat vooral diegenen bereikt die het verst van de arbeidsmarkt staan. Het komt dan ook verontrustend over dat er vier maanden voordat dit project afloopt nog geen zicht is op enige opvolging.
Minister, in uw afsluitende woorden op 8 maart 2012 vermeldde u dat u het probleem met de criteria zou laten opnemen door de stuurgroep. Werd bovengenoemde problematiek door u al aanhangig gemaakt in de stuurgroep? Zo neen, wanneer zal dit gebeuren? Zo ja, welke overwegingen en/of conclusies werden genomen? Deelt u mijn mening dat de voorwaarden om toe te treden tot het kosteloze coachingtraject van Tussenstap te eng zijn waardoor een niet-onaanzienlijk deel van de doelgroep buiten de boot valt? Welke verdere stappen gaat u daaromtrent nog ondernemen? Sluit u zich aan bij de argumenten die pleiten voor een voortzetting van deze dienstverlening? Vanaf wanneer zullen de modaliteiten bekend worden voor de voortzetting van deze dienstverlening? Welke maatregelen hebt u genomen zodat de gebruikers van deze dienst vanaf 1 november 2012 niet in de kou blijven staan?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Ik dank mevrouw Fournier voor haar uitgebreide uiteenzetting over de problematiek bij Tussenstap. Ik sluit mij volledig aan bij haar verzoek tot continuering van dit project. De mensen die dat begeleidingstraject hebben gevolgd, zijn zeer tevreden over de aanpak en de ondersteuning die zij hebben gekregen. We weten dat de aanvangsfase moeilijk is verlopen. We weten ook dat er in februari 2012 een tussentijds evaluatierapport werd gefinaliseerd. Minister, in uw antwoord op mijn schriftelijke vragen daarover zei u al dat dit evaluatierapport ook binnen het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) zou worden besproken. Op het VESOC-overleg van februari werd het maar in heel grote lijnen besproken. Er zouden nog geen verbetervoorstellen of aanbevelingen zijn geformuleerd. Is dat inmiddels wel gebeurd? We weten, zoals mevrouw Fournier al zei, dat het project afloopt in oktober 2012. Gezien de meerwaarde ervan zou ik, minister, graag uw visie kennen met betrekking tot het continueren van dit project.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Uiteraard werden de toeleidingsvoorwaarden in verschillende stuurgroepen besproken en opgevolgd. Het ESF-agentschap ging in het voorjaar van 2011 akkoord met een bijsturing van de toegangsvoorwaarden. Daardoor konden de volgende groepen toegeleid worden: de koopman, dat zijn de zelfstandigen in hoofdberoep die een eenmanszaak hebben verloren wegens faillissement; de rechtspersoon, dat is de koopman die een vennootschapsvorm opstartte om te fungeren als werkende vennoot, met een beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid. Er waren wel restricties: stille vennoten, vennootschappelijke mandatarissen en bestuursleden worden niet aanvaard; personen in het bezit van een slapende vennootschap kunnen niet tot het project worden toegelaten.
Het is de eerste keer dat we het project Begeleiding van gefailleerden hebben opgezet. Dat is belangrijk en het zal belangrijk blijven. De filosofie ervan is: hernieuwd ondernemerschap stimuleren en mogelijk maken. Daardoor behoren personen met een slapende vennootschap niet tot de doelgroep. Voor hen is een heroriëntering mogelijk via de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) of een opleiding bij een SYNTRA. Meewerkende echtgenotes die de stap naar ondernemerschap willen verkennen, kunnen dan weer terecht in het project Ondernemen werkt.
Mevrouw Fournier, ik sluit me aan bij uw analyse over de instapvoorwaarden van het project. In de uitwerking van het project zijn er ongewild drempels geslopen waardoor een deel van de gefailleerde personen niet in aanmerking komt. Mijn antwoord hierop is tweeledig. De drempels die opduiken, worden door de stuurgroep besproken om de impact zo veel mogelijk te verkleinen. Binnen de contouren van het huidige project beschouw ik dit als de efficiëntste manier om tegemoet te komen aan de problemen. De oorspronkelijke doelstelling van dit specifieke project mag niet uit het oog worden verloren: hernieuwd ondernemerschap. Hiertoe zijn bepaalde criteria nodig om te bepalen of iemand zijn kans als ondernemer waagde, op een bepaald moment faalde en nu opnieuw wil onderzoeken of hij opnieuw ondernemerschap kan opnemen.
Dat dit in het huidige project niet altijd even optimaal verloopt, is zeker geen geheim. Mevrouw Fournier, dat hebt u in uw inleiding duidelijk naar voren gebracht. Ik opteer er echter voor om in de laatste maanden van het project er niet meer op in te grijpen. Ik houd uiteraard wel rekening met de ervaringen van Tussenstap in het beleid dat ik daarrond in de toekomst wil voeren.
We zien zeker ook, en ook nu is het onze ervaring, dat gefailleerden maatwerk nodig hebben. We komen altijd op hetzelfde terug. Ze hebben meestal specifieke vragen die de adviseur via deskundig advies probeert te regelen. Gefailleerden hebben vanuit hun negatieve ervaringen met officiële instanties ook niet altijd nood aan groepssessies. Vanuit de opgedane ervaringen blijkt dat advies op maat het beste werkt.
Ondernemerschap vormt een essentieel onderdeel van een arbeidsmarktbeleid waarbij gestreefd wordt naar meer mensen aan de slag, in meer werkbare jobs en gemiddeld langere loopbanen. Als minister van Werk beoog ik dat meer mensen een sterke start als zelfstandige ondernemer maken. Dit kan zowel een eerste start als een tweede of derde start betekenen. Ik ben overtuigd van de noodzaak om gefailleerden nieuwe kansen te geven naar ondernemerschap. Hiervoor is mijn administratie volop bezig met het uitwerken van een structureel kader voor trajecten naar ondernemerschap voor werkzoekenden. Gefailleerden vormen een van de groepen die expliciete aandacht krijgen in deze oefening. Omdat de werkzaamheden op dit moment lopen, is het aangewezen het finale resultaat af te wachten. Hierover zal ik te gepasten tijde communiceren. Ik wil dus het project voortzetten, maar meer ingekapseld in het structurele beleid dat we voeren.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Minister, ik dank u voor het antwoord. Gefailleerden zijn inderdaad het meest geholpen met gespecialiseerd maatwerk, persoon per persoon.
U zei dat er in 2011 een bijsturing is gebeurd. Als ik u goed begrijp, zal er in de komende maanden niet echt veel bijsturing zijn, maar gaat u alle ervaring die Tussenstap zal delen, gebruiken om nieuwe projecten en trajecten op te starten.
Minister Philippe Muyters : Ik wil het eigenlijk structureel maken en inbedden in trajecten naar ondernemerschap met specifiek oog hebben voor gefailleerden. Het is de bedoeling dat gefailleerden opnieuw naar ondernemerschap gaan. Het moet dus ingebed zijn in een structureel beleid naar trajecten naar ondernemerschap. Dat is de filosofie. We doen het dus niet in een project voor gefailleerden omdat het niet werkt, maar in een structurele werking rond ondernemerschap.
Mevrouw Martine Fournier : In de twee jaar dat het project loopt, zal er al heel veel ervaring opgedaan zijn om deze nieuwe projecten op te starten. Een bijsturing is misschien niet meer echt haalbaar, maar de opgedane ervaring kan meegenomen worden in nieuwe trajecten. Dat is het belangrijkste. Hopelijk laten die nieuwe trajecten niet te lang op zich wachten en sluiten ze aan op het traject dat eind dit jaar eindigt.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, ik dank u voor uw antwoord. We kijken uit naar het nieuwe structurele kader voor het ondernemerschap.
U zegt dat maatwerk veel belangrijker is voor de gefailleerden. Ik kan me daar zeker in vinden. Mevrouw Fournier heeft de bedenking gemaakt dat de knowhow die er is opgebouwd in het kader van het proefproject, zeker moet worden gebruikt. In het evaluatierapport van februari merken we een relatief hoge uitval van mensen na het eerste kennismakingsgesprek. De individuele sessies zijn zeker belangrijk, maar het is markant dat velen na die eerste kennismaking afhaken. Dat moeten we meenemen in de toekomstige projecten waar we uiteraard naar uitkijken.
Minister Philippe Muyters : Als ik me goed herinner, is die grote uitval ook een gevolg van het feit dat die mensen niet tot de doelgroep behoorden en niet tot de filosofie om na een faillissement terug naar ondernemerschap te gaan. Sommigen zeggen dat het genoeg is geweest. U weet dat Sneeuwwitje nooit zou zijn gemaakt als Walt Disney niet tot drie keer toe failliet was geweest en terug kon beginnen. Als de wil om terug naar ondernemerschap te gaan er niet is, dan valt die persoon eruit.
Mevrouw Fournier, het is natuurlijk de bedoeling om de ervaring van de laatste twee jaar te gebruiken. Ik heb de administratie dat ook gevraagd.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.