Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 21/06/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Vanderpoorten tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de omkadering in type 5-scholen van het buitengewoon onderwijs
- 2036 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, minister, collegas, kinderen en jongeren hebben recht op onderwijs, maar hoe verloopt hun ontwikkeling als ze lichamelijk en/of geestelijk zwaar ziek zijn en niet meer naar school kunnen? Hoe belangrijk kan onderwijs thuis of in een ziekenhuisschool dan zijn? En welke voorzieningen en hulpmiddelen bestaan er voor de schoolse ondersteuning van de langdurig zieke kinderen en jongeren?
Een ziekenhuisschool probeert ervoor te zorgen dat het leerproces van deze kinderen en jongeren niet wordt onderbroken. Het is van essentieel belang dat zieke kinderen, als ze eenmaal genezen zijn of als hun chronische aandoening voldoende stabiel is, opnieuw kunnen deelnemen aan het gewone onderwijs en aan het sociale leven van hun leeftijdsgenoten. In de ziekenhuisschool vindt het kind ook de structuur terug waar het, soms onbewust, nood aan heeft. Veelal vragen de kinderen en jongeren zelfs naar meer uren onderwijs.
Stelt de Vlaamse Gemeenschap vandaag voldoende middelen ter beschikking om de kwantiteit aan lestijden en de kwaliteit van het onderwijs voor deze kinderen te verzekeren? Misschien moet de bestaande regelgeving in verband met tijdelijk onderwijs aan huis aangepast worden, zodat kinderen en jongeren meer ondersteuning van de thuisschool kunnen genieten tijdens hun verblijf in het ziekenhuis.
Minister, op de viering van dertig jaar ziekenhuisschool, vorig jaar in Leuven, werden enkele pijnpunten in de huidige omkadering voorgelegd. Men sprak onder andere over nood aan meer coördinatiepunten ICT, nood aan meer administratief en beleidsondersteunend personeel, nood aan specifiek zorgpersoneel buitengewoon onderwijs type 5 is uitgesloten van paramedisch personeel. Men had het ook over nood aan masters voor patiënten uit de derde graad secundair onderwijs. De ziekenhuisschool zou ook moeten kunnen beschikken over een aantal uren kinesitherapie en logopedie om leerlingen buitengewoon onderwijs verder te ondersteunen in hun leerproces. En er is nood aan een orthopedagoog voor de organisatie van voorzorg, zorg en nazorg.
In uw toespraak ter gelegenheid van die viering benadrukte u dat het beleid met betrekking tot het zieke kind voor u belangrijk is en dat u bijkomende maatregelen in overweging neemt. Op 9 april van dit jaar ontving u opnieuw een brief van de directie van het ziekenhuis van Leuven, die de meesten onder ons in kopie hebben gekregen, opnieuw over de problematiek van de ziekenhuisscholen. De brief verwijst onder andere naar het voorontwerp van decreet met dringende maatregelen. Daarin was aangestipt dat het de bedoeling was om type 5 te evalueren op het vlak van opdracht en omkadering. Dat werd uiteraard op gejuich onthaald. Er worden in de brief echter nog een aantal andere pijnpunten aangestipt. Het ging daarbij ook over de opvang van de kinderen die het busongeval in Sierre hebben overleefd.
Naar aanleiding van die brief, maar ook van de opmerkingen die tijdens de viering vorig jaar werden gemaakt, heb ik enkele vragen. Denkt u aan een uitbreiding van het aantal lestijden voor de type 5-scholen? Ik kan mij niet voorstellen dat er zal worden verwezen naar de op til zijnde dringende maatregelen in het najaar, maar ik zou graag toch al een tip van de sluier opgelicht zien. Hebt u de vragen uit de brief beantwoord en hoe luiden die antwoorden? De brief is naar ons doorgestuurd omdat er nog geen antwoord op was gekomen.
Kan de vraag naar meer pedagogische omkadering, gezien de specifieke situatie van de type 5-scholen, niet ingevuld worden via de thuisschool? Ik denk aan een aangepast systeem van het fungerende tijdelijk onderwijs aan huis voor zieke kinderen. Zou een uitbreiding van het systeem Bednet naar de ziekenhuisscholen geen meerwaarde zijn voor de patiënt op sociaal, emotioneel, pedagogisch en didactisch vlak? Zo ja, kan daarvoor ondersteuning worden geboden vanuit het beleid?
In de marge van dit alles zou ik graag vernemen hoe ver het staat met het decreet leerzorg in mini-uitvoering de dringende maatregelen? Komt dit of een aangepast decreet er nog tijdens deze legislatuur? Hoe staat het met de voorbereiding? Is het nog te vergelijken met het ontwerp waar de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) in maart advies over heeft gegeven?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mevrouw Vanderpoorten, de aandachtspunten waar u in verband met de ziekenhuisscholen naar verwijst, zijn inderdaad gekend. Momenteel is er echter geen budgettaire ruimte beschikbaar om de omkadering van het type 5 uit te breiden. Wel hebben we ons binnen de Vlaamse Regering geëngageerd om de aangehaalde problemen van de type-5 scholen mee te nemen in onze hervormingsplannen van het onderwijs aan kinderen met een beperking.
Het antwoord aan de heer Govaerts werd half juni 2012 verstuurd. Ik heb een kopie van de brief bij, ik zal hem laten kopiëren en aan de commissieleden overmaken.
Mijn diensten maken momenteel een oefening waarbij onderzocht wordt hoe het systeem van tijdelijk onderwijs aan huis in het leerplichtonderwijs geoptimaliseerd kan worden. Daarbij gaat de aandacht ook naar de beperkingen die we momenteel opleggen, zoals het niet kunnen combineren van een aanbod van tijdelijk onderwijs aan huis met type 5-onderwijs wanneer de leerling in een ziekenhuisschool verblijft.
Hoewel ik natuurlijk niet op de feiten kan vooruitlopen, betreft de vraag of we de bestaande aanpak ten aanzien van de type 5-scholen al dan niet willen handhaven een afweging die ik zeker bereid ben te maken.
Voor een aantal kinderen en jongeren betekent het kosteloos gebruik van het Bednet-systeem een zeer waardevolle aanvulling op het bestaand onderwijsaanbod. Het Bednet-systeem komt tegemoet aan een reële behoefte om een kind in verbinding met zijn eigen klas te stellen. Dit is complementair met alles wat al bestaat voor zieke kinderen, zoals de ziekenhuisschool, tijdelijk onderwijs aan huis voor zieke kinderen en vrijwilligers voor thuisonderwijs. Op die manier krijgt het zieke kind maximale onderwijskansen die op zijn specifieke situatie en mogelijkheden zijn afgestemd. Het gebruik van het Bednet-systeem, waarbij de leerling-patiënt van de ziekenhuisschool daarnaast met de thuisschool verbonden blijft, vormt geen probleem. Dat gebeurt nu ook al.
De uitbreiding van het Bednet-systeem naar intern gebruik binnen de ziekenhuisscholen, waarbij ze in samenwerking met de Bednet-partner, ook voor de virtuele begeleiding van de zieke leerling instaan, vraagt bijkomende ondersteuning. Dit is op korte termijn minder evident. Het lijkt me evidenter mogelijke bijkomende middelen prioritair in te zetten om de verbinding met de thuisschool te verzorgen.
In uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 om in afwachting van de realisatie op langere termijn van de leerzorg een aantal dringende maatregelen te nemen, hebben we in het Onderwijsdecreet XXII een aantal bepalingen opgenomen. De sociale partners hebben verkozen een verzameldecreet niet als het gepaste instrument te beschouwen. Aangezien we hier begrip voor kunnen opbrengen, hebben we hen daarin gevolgd.
Om die reden hebben we een apart voorontwerp van decreet betreffende dringende en andere maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften opgesteld. Dit voorontwerp van decreet heeft op 2 maart 2012 een eerste principiële goedkeuring van de Vlaamse Regering gekregen. Op 29 maart 2012 heeft Vlor een advies over dit voorontwerp uitgebracht. Het is mijn bedoeling de onderhandelingen over het ontwerp van decreet nog in de loop van dit schooljaar te starten. Daarna kan het ontwerp van decreet, nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht, in het Vlaams Parlement worden ingediend.
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Er is alvast een concreet resultaat, met name het antwoord op de brief van de briefschrijver. Wat er op ons afkomt, zullen we op dat ogenblik en in relatie tot het vandaag gegeven antwoord bekijken.
Ik veronderstel dat het ontwerp van decreet na de onderhandelingen opnieuw aan de Vlaamse Regering zal worden voorgelegd. Is die tekst nog te vergelijken met de tekst waarover de Vlor advies heeft uitgebracht?
Minister Pascal Smet : Mevrouw Vanderpoorten, zolang dat niet is afgerond, geven we geen commentaar over de staat van de teksten. Dat hebt u ook nooit gedaan. Ik zal dat nu ook niet doen.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Minister, u kunt nu wel zeggen of er nog serieus aan is gesleuteld of dat het resultaat nog sterk op de oorspronkelijke tekst lijkt. Wij moeten immers werken met het oorspronkelijk advies van de Vlor.
Minister Pascal Smet : Dat begrijp ik. We hebben een tekst. Dan levert de Vlor een advies. Dan bespreken we dit met de vakbonden en met anderen. De tekst wordt nog aangepast. Vervolgens krijgen de leden van het Vlaams Parlement een tekst. Ze kunnen dan zien wat de eindtekst is geworden.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Dat is hier vorige week ook gebeurd. We hebben ons tijdens de bespreking van het ontwerp van decreet moeten baseren op een advies van de Vlor dat veel eerder was gegeven. Er zijn vaak al veel zaken veranderd. Soms is het belangrijk de Vlor om een nieuw advies te vragen.
Minister Pascal Smet : Er is natuurlijk iets eigenaardigs aan de hand. Dit geldt trouwens niet enkel voor dit ontwerp van decreet. De mensen die het advies van de Vlor leveren, zijn de mensen waarmee we daarna spreken. Dat zijn dezelfde mensen.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Dat weet ik.
Minister Pascal Smet : Er is eerst een oorspronkelijke tekst. De Vlor wordt in zekere zin een kamer van beroep. Daarna komt de tekst opnieuw bij ons terecht. We onderhandelen dan opnieuw met de mensen. Dit levert een resultaat op. We kunnen ons dan de vraag stellen of we al dan niet opnieuw advies moeten vragen. We hebben de afgelopen jaren gemerkt dat er toch steeds wordt overlegd. We weten wat die mensen denken. De tekst evolueert mee. Het kan soms opportuun zijn. We zullen op dat ogenblik beoordelen of het al dan niet nodig is een nieuw advies te vragen.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Ik leid hieruit af dat de tekst nog sterk op de oorspronkelijke versie lijkt.
Minister Pascal Smet : Ik ga niet in op vragen over de juiste formulering.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : In dat geval zullen we nog maar eens moeten wachten.
Minister Pascal Smet : Dat vind ik niet correct. Ik heb enkele weken geleden al verklaard dat we dit ontwerp van decreet nog voor de zomer opnieuw met de partners zullen bespreken. Die besprekingen zullen in september 2012 nog lopen. We zullen zien hoeveel tijd we nodig hebben. In het najaar zullen we een beslissing nemen. Dat zal parallel met de behandeling van Onderwijsdecreet XXII gebeuren.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Dat zal allemaal na 14 oktober 2012 gebeuren.
Minister Pascal Smet : We zullen dan zeer veel beslissingen nemen.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Ik heb deze vraag om uitleg gesteld omdat dit onderwerp in het werkveld sterk leeft. Er is ook een zekere moeilijkheidsgraad. Wat met leerzorg te maken heeft, is nooit eenvoudig. Er zijn echter grote noden. Die mensen wachten op leerzorg. Dit is nu tot een aantal dringende maatregelen omgevormd. Autisme is een goed voorbeeld. Die mensen wachten op bepaalde zaken.
Minister Pascal Smet : Ik wil erop wijzen dat die mensen hier beneden aanwezig zijn.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Dat is de reden waarom ik hierover een vraag om uitleg stel.
Minister Pascal Smet : Die mensen zijn momenteel in het gebouw aanwezig. Ik heb hen daarnet toegesproken. Volgens mij hebben zij begrip voor wat ik heb gezegd. Er is veel vriendelijk geglimlacht en zelfs gekust.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : In dat geval ziet het er goed uit. We verwachten een mooi initiatief. We zullen dit in het najaar verder bekijken.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.