Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 12/06/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Vits tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de toename van het aantal rokers in België
- 2030 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Mia De Vits : In 2010 bedroeg het percentage rokers volgens een onderzoek van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO) 18 procent. In 2011 zou daar 3 procent bij zijn gekomen. Volgens het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ligt het aantal rokers nog hoger.
We weten allemaal wat daar de gevolgen van zijn. In België zouden elk jaar 18.600 mensen sterven ten gevolge van tabaksgebruik. Mensen moeten dus zoveel mogelijk ontmoedigd worden om te roken.
In Nieuw-Zeeland heeft men een ambitieuze doelstelling vooropgesteld: tegen 2025 moet het land volledig rookvrij zijn. In Vlaanderen wil men tegen 2015 ook een aantal doelstellingen bereiken. Zo wil men niet meer dan 11 procent rokers bij jongeren tot 15 jaar. Bij personen van 16 jaar en ouder mag het percentage rokers niet hoger liggen dan 20 procent.
Er zijn ook positieve cijfers. Zo is het aantal rokers dat de hulp heeft ingeroepen van een tabakoloog om te stoppen met roken nog nooit zo hoog geweest. In 2011 zijn volgens cijfers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) 35.316 personen bij een tabakoloog geweest. Aangezien we toch te maken hebben met een stijging van het aantal rokers, kunnen we ons afvragen of de doelstellingen uit het Vlaams Actieplan Tabak, Alcohol en Drugs 2009-2015 gerealiseerd zullen kunnen worden.
Minister, we hebben het daar al over gehad in 2010. U zei toen dat de gezondheidsdoelstelling aangeeft dat er resultaten moeten worden geboekt tegen eind 2015 en dat we daar nog een paar jaren van verwijderd waren. Intussen zijn we twee jaar verder en we merken dat er nog niet echt een kentering is.
Vorig jaar stelde u in de commissie dat u een grondige evaluatie van het Vlaams Actieplan Tabak, Alcohol en Drugs zou doen in 2013. De vraag is echter wat we nog kunnen doen indien uit de evaluatie blijkt dat we niet op schema zitten. Minister, welke bijsturingen plant u om de doelstellingen van het plan nog te halen?
U zei op 23 maart 2010 dat er geen studie is die aangeeft onder welke omstandigheden de verschillende profielen van rokers bereid zijn om zich te laten begeleiden. U voegde eraan toe dat een dergelijke studie niet veel tijd in beslag moet nemen. Hebt u de opdracht gegeven om zon studie uit te voeren? Zo ja, zijn daar al resultaten van bekend? Welke conclusies leverde dit op? Indien neen, waarom niet? Zult u alsnog de opdracht geven om deze studie uit te voeren?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Er zijn nogal wat onderzoeken die gegevens verzamelen over roken bij jongeren of volwassenen. Er is ESPAD (European School Survey Project on Alcohol and Other Drugs), Leerlingenbevraging, HBSC ( Health Behaviour in School-aged Children) , Gezondheidsenquête, OIVO enzovoort.
Verschillen in de methodologie en in de timing zorgen voor verschillen in de percentages, dat is te verwachten. Als ik alles overschouw, dan is de voorlopige conclusie dat de aanzienlijke dalingen die zich hebben voorgedaan sinds de jaren negentig gevolgd worden door een stagnatie. Het is een terechte vraag of we daar vanuit het actieplan iets aan kunnen doen en zo ja, wat.
Wat mijn bevoegdheid betreft, blijft het een kwestie van sensibilisatie ik verwijs naar de actie Rokers verdienen een beloning en van een versterkte uitvoering van de bestaande, effectieve strategieën. Het lijkt ons wijs om een aantal zaken consequent en duurzaam voort te zetten.
We hebben vanuit het actieplan al heel wat geïnvesteerd, maar dat heeft geen effect van vandaag op morgen. Hoe dan ook blijven onze Vlaamse beleidsinstrumenten beperkt. De meest kosteneffectieve manier om het tabaksgebruik verder te doen dalen is het verhogen van de prijs, en dat is een federale bevoegdheid. Er is het afgelopen jaar weliswaar een beperkte verhoging doorgevoerd, maar volgens de Stichting tegen Kanker is het eindresultaat nog altijd onder het niveau van de algemene indexevolutie.
Ook na de zesde fase van de staatshervorming zullen de gemeenschappen niet bevoegd zijn voor de prijszetting. Hetzelfde geldt voor de terugbetaling van nicotinesubstitutietherapie voor rokers met een laag inkomen. We blijven deze zaken uiteraard wel bepleiten bij de federale overheid.
Bij BELSPO, de administratie die instaat voor het federaal wetenschapsbeleid, is een jaarlijks budget beschikbaar voor beleidsonderzoek over tabak, alcohol en drugs. Sinds vorig jaar worden de gewesten en gemeenschappen uitgenodigd om een inbreng te doen over themas. Naargelang het soort onderzoek kan er een beperkte cofinanciering worden gevraagd van de gewesten en gemeenschappen. Dat was hier ook het geval.
Vanuit de Vlaamse Gemeenschap hebben we dit onderzoek op tafel gelegd. Het voordeel van deze werkwijze zou zijn dat het thema kan worden opgenomen in de grotere procedure van de oproep van BELSPO, en uiteraard ook dat het ons veel minder kost. Aangezien rookstop een gedeelde bevoegdheid is, zou het ook logisch zijn dat er gewerkt wordt met cofinanciering. De reacties op het federale niveau, bij Volksgezondheid en Wetenschapsbeleid, waren positief. Niet alle gemeenschappen waren echter bereid tot een cofinanciering.
Momenteel loopt dezelfde procedure voor 2012. We zullen nog een poging doen om te zien of we dit via BELSPO geregeld kunnen krijgen. Is dat niet het geval, dan moeten we overwegen om zelf een overheidsopdracht in die zin uit te schrijven in het najaar. Voor meer informatie over het onderzoeksprogramma bij BELSPO kunt u terecht op de website van BELSPO.
De voorzitter : Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Mia De Vits : Minister, u hebt mijn vragen beantwoord. U hebt het over de prijszetting die op federaal vlak moet worden besproken. Wat het onderzoek betreft, zullen we de komende maanden wellicht uitsluitsel krijgen of dit mogelijk is samen met de andere gemeenschappen, gecoördineerd op het federale niveau. Als dat niet kan, kunnen we zelf misschien wel de middelen daarvoor uittrekken. Ik hoop dat we daarvan op de hoogte zullen worden gebracht.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.