Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 14/06/2012
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het tekort aan jeugdverblijfcentra type A in Brussel
- 1987 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, van de jeugdbewegingen in Brussel vernam ik dat er de voorbije jaren heel veel vragen kwamen van jeugdbewegingen uit Vlaanderen om op weekend te kunnen komen in Brussel. Dikwijls gaat het over groepen die op zoek zijn naar eenvoudige en goedkope locaties voor twintig tot dertig personen. Het gaat werkelijk om een basisaccommodatie, waar ze gewoon zelf hun matje kunnen uitrollen en zelf voor eten kunnen zorgen. Een commerciële jeugdherberg is niet echt wat die groepen zoals jeugdbewegingen zoeken.
Ik heb het heel interessante boekje Kom uit je tent doorgenomen na die vergadering met de jeugdbewegingen in Brussel. Daaruit bleek dat in Brussel 0 procent van de overnachtingen van het lokale jeugdwerk in Vlaanderen plaatsvindt, omdat er gewoon geen geschikte locatie is. In de vijf Vlaamse provincies zijn in totaal 271 jeugdverblijfcentra type A en B en in Brussel zijn er voor A en B samen welgeteld nul - dus is het ook logisch dat er geen overnachtingen zijn.
Het probleem is gekend. In het jeugdbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) was de intentie opgenomen om tijdens deze legislatuur de mogelijkheid voor een laagdrempelig jeugdverblijf te onderzoeken. Ook het boekje Kom uit je tent verwijst naar de problematiek in Brussel. Er staat: Er zijn enkele jeugdherbergen en één jeugdverblijf type C, maar een volledig gebrek aan type A- en B-verblijven, ondanks de vraag van verschillende jeugdgroepen. De nood is gesignaleerd.
Ik kreeg een lijst toegestuurd met alle aanvragen die de verantwoordelijken voor de jeugdbewegingen in Brussel kregen van groepen in Vlaanderen. Minister, we kunnen vermoeden dat die vraag nog groter zou zijn als de voorzieningen hiertoe wel aanwezig zouden zijn in Brussel. Ik denk aan groepen uit de Rand, vormingsweekends die in Brussel zouden kunnen plaatsvinden, enzovoort. Waarschijnlijk zijn er ook veel groepen die rechtstreeks de chiro- en scoutsleiding aanschrijven. Er bestaat dus een grote vraag naar dergelijke overnachtingen in Brussel. Er is helaas vandaag geen aanbod.
Deze vraag gaat over meer dan alleen het belang van de lokale aanwezigheid van jeugdverblijfcentra. Het is een door het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering gedragen idee dat we de band tussen Vlaanderen en Brussel moeten aanhalen. Het is goed dat jongeren en kinderen uit Vlaanderen in Brussel komen om onze hoofdstad te leren kennen en om te tonen dat Vlaanderen belang hecht aan zijn hoofdstad. Mijn vraag heeft dus ook te maken met de uitstraling van Brussel in Vlaanderen.
Ik weet dat er een subsidieoproep binnen Toerisme Vlaanderen bestaat waarop jeugdbewegingsgroepen of andere groepen kunnen intekenen. Het opstellen van een dossier voor de omvorming van hun lokalen zou dan wel bovenop hun vrijwillig engagement in de leiding komen. Dan rijst de vraag naar het runnen van een jeugdverblijfcentrum type A. Hebben de jeugdbewegingen in Brussel voldoende draagkracht om zon centrum te runnen? Er is dus enerzijds de opmaak van de vraag zelf, maar anderzijds zijn er ook de consequenties ervan.
Minister, ik kijk niet alleen naar u. Ik weet dat dit een gedeelde verantwoordelijkheid is. Ik kijk ook naar de VGC en naar de Vlaamse minister voor Brussel. Maar ik denk toch dat de Vlaamse overheid aandacht zou moeten hebben voor dit aspect in Brussel en dat zij het zou moeten ondersteunen.
Men zou een aantal maatregelen kunnen overwegen. Men zou kunnen onderzoeken of bij bepaalde renovatie- of nieuwbouwprojecten van overheidsinfrastructuur een dergelijk project van jeugdverblijfcentrum type A zou kunnen worden geïntegreerd. Ik denk aan gemeenschapscentra, jeugdhuizen, scholen, enzovoort. Er kan ook een dialoog worden aangegaan met de Franse Gemeenschap om vormen van synergie te onderzoeken, en om te bekijken of er mogelijkheden zijn om jeugdlokalen aan Franstalige kant beschikbaar te stellen als jeugdverblijf voor Nederlandstalige jeugdverenigingen. De overheid kan ook een gerichte informatiecampagne opzetten om organisaties zoals gemeenschapscentra of jeugdhuizen aan te moedigen om initiatieven te nemen. Ik zie dit in het licht van de draagkracht van deze organiserende instanties.
Minister, ik veronderstel dat u weet hebt van deze problematiek en van het tekort aan jeugdverblijfcentra in Brussel, zeker in vergelijking met de andere Vlaamse provincies. Welke stappen denkt u te zetten om deze achterstand in Brussel in te halen? Worden er momenteel bepaalde locaties in Brussel onderzocht waar eventueel een jeugdverblijfcentrum kan worden gehuisvest?
Gaat u akkoord met de bewering dat de aanwezigheid van dergelijke jeugdverblijfcentra een belangrijke rol zou kunnen spelen voor de aantrekkingskracht van Brussel in Vlaanderen? Er is nu al een vraag. Maar er is geen aanbod, dus komt er geen positief antwoord. Ik veronderstel dat de band tussen Brussel en Vlaanderen, waar wij met ons allen aan werken, zou kunnen worden gepromoot indien er wel een positief antwoord zou kunnen komen op die vraag.
Hebt u hierover al overleg gehad met de Brusselse jeugdverenigingen op regionaal niveau en eventueel met de VGC? Hebt u al concrete afspraken kunnen maken, bijvoorbeeld voor wat betreft de promotiecampagne? Wordt er onderzocht of de jeugdverenigingen hiervoor voldoende ondersteuning krijgen? Ik heb het dan zowel over de dossierbehandeling als over de exploitatie van zon centrum. Welke afspraken bestaan er met de VGC om bij renovatie of nieuwbouwprojecten van gemeenschapsinfrastructuur te onderzoeken of er kan worden gedacht aan de creatie van een jeugdverblijfcentrum type A?
Minister, bent u bereid om contact op te nemen met de Franse Gemeenschap of de Commission Communautaire Française (COCOF) om te zoeken naar vormen van synergie of gezamenlijke projecten ter zake? Ik stel deze vraag niet zomaar. Ik ben een grote fan van stadsklassen, ook hier in Brussel. Onlangs was hier een school uit Vlaanderen op bezoek, ook in dit parlement. Ik vroeg waar ze logeerden aangezien er in Brussel voor stadsklassen een tekort bestaat aan mogelijkheden om te logeren. We hebben het hier niet over jeugdverblijfcentra type A, het gaat over andere types van logeermogelijkheden. De verantwoordelijken van die school antwoordden mij dat ze al jaren op bezoek kwamen in Brussel en al jaren ons parlement bezochten, en dat ze al jaren gebruik maakten van bepaalde infrastructuurmogelijkheden van de COCOF in Brussel. Vandaar mijn vraag naar eventueel overleg met de Franse Gemeenschap of de COCOF.
De voorzitter : De heer Mahassine heeft het woord.
De heer Chokri Mahassine : Jeugdverblijven van het type A zijn jeugdverblijven van het laagste uitrustingsniveau, als ik het goed voorheb. Daar moeten bijvoorbeeld geen bedden zijn. Wordt vastgesteld of er een tekort is in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Is er met andere woorden vraag naar dit soort verblijven in een grootstad? Heeft dit te maken met de stedelijke context? Jeugdverblijven waar men zijn eigen bed moet meebrengen, verwachten we eerder in een landelijk gebied.
In Vlaanderen worden dergelijke kampplaatsen meestal door privépersonen uitgebaat. Ziet u het als een taak van de Vlaamse overheid om dat aanbod van verblijfcentra type A in Brussel actief mee uit te bouwen en te beheren?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Het klopt dat het aanbod aan jeugdverblijven type A onbestaande is in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Er zijn trouwens ook geen erkende jeugdverblijven type B. Type A betekent dat er geen bedden zijn, bij type B zijn er wel bedden en bij type C is er ook eten.
Dat is anders voor de Vlaamse provincies. We hebben daar op 20 maart een heel uitvoerige gedachtewisseling over gehouden naar aanleiding van de uitvoering van het Actieplan van de Jeugdverblijven.
Vlaanderen heeft geen vragen ontvangen vanuit het jeugdwerk voor locaties voor een kamp- of weekendplaats in Brussel. Er is een eenmalig overleg geweest met een Brusselse jeugdvereniging. Die vereniging wilde een lokaal als jeugdverblijfplaats laten erkennen. Noch in Brussel noch in de rest van Vlaanderen doet Toerisme Vlaanderen zelf actief aan prospectie om te achterhalen of er specifieke locaties zijn voor de oprichting van jeugdverblijfcentra.
In 2007 heeft Toerisme Vlaanderen een bezoek gebracht aan lokaal Den Bunker in Jette omdat de scouts van Jette een erkenningsaanvraag hadden ingediend om dit lokaal als jeugdverblijfplaats type A te laten erkennen. Dat project is niet doorgegaan. Er waren problemen om te voldoen aan de erkenningscriteria en problemen met vandalisme aan de lokalen. Die scouts hebben toen afgezien van hun poging om hun lokalen te verhuren.
Mijnheer Delva, ik ben het met u eens dat jeugdverblijfcentra in Brussel een zekere aantrekkingskracht kunnen hebben voor Vlaamse jeugdbewegingen. Ik ben ook bereid om daar middelen voor in te zetten. Het gaat immers om een gemeenschapsbevoegdheid. Wij geven 40 procent ondersteuning voor investeringskosten voor het uitvoeren van brandveiligheids-, modernisering- of toegankelijkheidswerken of voor de oprichting zelf van het nieuwe verblijf. Uiteraard kunnen ook de Brusselse verenigingen daar gebruik van maken.
Er is nog geen overleg geweest tussen Vlaanderen en de Brusselse jeugdverenigingen of met de VGC. De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft daar ook nooit een vraag over gesteld. Ik heb ook al gezegd dat Toerisme Vlaanderen nergens actief aan prospectie doet. Er is ook geen apart overleg tussen Toerisme Vlaanderen en de jeugdverenigingen. Toerisme Vlaanderen neemt wel deel aan het overleg in de expertisegroep Jeugdtoerisme, voorheen het Platform Jeugdtoerisme, die het Steunpunt Jeugd organiseert. In die expertisegroep is ook Brussel vertegenwoordigd.
Op dit moment bestaan alle nodige ondersteuningsmaatregelen voor uitbaters van jeugdverblijven en dus ook voor jeugdverenigingen die hun lokalen als jeugdverblijfcentra verhuren.
De afdeling Jeugd van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen voorziet in werkingssubsidies voor jeugdverblijven type A en B. Voor de jeugdverblijven type C en de hostals bestaat ook de mogelijkheid om personeelssubsidies te krijgen.
De afdeling Jeugd erkent het Centrum voor Jeugdtoerisme als ondersteuningsstructuur voor de uitbater van jeugdverblijven. Deze organisatie biedt onder meer de nodige ondersteuning en begeleiding aan personen of verenigingen die willen starten met de verhuur van een jeugdverblijfcentrum. Ook de koepels van de erkende jeugdverenigingen bieden de leden van hun lokale groepen ondersteuning als zij hun lokaal willen verhuren. Heel wat informatie, handleidingen, voorbeelddocumenten over de organisatie en aanpak van de verhuur zijn gebundeld op de website jeugdlokalen.be van het Steunpunt Jeugd.
Ik ben niet van plan om contact op te nemen met de COCOF. Het gaat hier om een gemeenschapsmaterie. Ik wil wel een actie ondernemen in Brussel wat we elders niet doen. We stellen immers vast dat er in Brussel geen dergelijke verblijfplaatsen zijn. Ik ga akkoord met de opmerking van de heer Mahassine dat de meeste klassieke verblijfcentra zich in een eerder landelijke omgeving bevinden.
Ik zal contact opnemen met de VGC. Ik ben van plan om alle Nederlandstalige jeugdverenigingen in Brussel aan te schrijven om hen te informeren. Ik zal hen een volledig informatiepakket bezorgen en hen wijzen op de mogelijkheden die er bestaan. In die zin wil ik daar iets proactiever optreden dan in het brede Vlaanderen. Daar is het actieplan gelanceerd en wachten we tot er aanvragen binnenkomen. Dat gebeurt regelmatig. Aangezien er uit Brussel geen aanvragen binnenkomen, moeten we daarover sensibiliseren en een campagne voeren. We moeten zorgen voor een contactpersoon met wie die mensen contact kunnen opnemen als zij vragen hebben of concrete initiatieven willen nemen.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik ben tevreden dat u onderkent dat er op dat vlak een probleem is in Brussel.
Ik begrijp dat we moeten wachten op een initiatief van derden. Ik heb daar geen enkele bedenking bij. Ik begrijp dat Toerisme Vlaanderen inspeelt op de vragen, maar in Brussel zullen er niet veel vragen komen door de beperkte draagkracht van een aantal organisaties. Ik ben blij met uw voornemen om op dat vlak proactief te werken.
De promotiecampagne naar de jeugdverenigingen vind ik een heel goed idee. Het is goed dat u contact opneemt met de VGC. Waarschijnlijk valt daar ook een rol te spelen door de Vlaamse minister van Brussel.
Ik denk dat we elkaar begrijpen. Als we de situatie bekijken door de bril van de organisatoren, dan zal er de komende jaren niet veel bewegen in Brussel. Als we kijken door de bril van de potentiële klanten, dan zal men op een andere manier moeten omgaan met deze problematiek.
Dit is de kernvraag. Stel dat er in de toekomst, ondanks de campagnes, geen privé-initiatief komt. Dat is denkbaar, een aantal groepen kan worden afgeschrikt. Vindt u het dan als Vlaams minister logisch dat er ondanks die situatie minstens ergens één jeugdcentrum type A aanwezig zou zijn in onze hoofdstad? Dat is dan ook om een antwoord te kunnen bieden op de vele vragen van de jeugdbewegingen. Met andere woorden, ik zou de vraag willen verschuiven van de organisatoren naar de klanten. Ziet u voor u als vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid een rol weggelegd om bij gebrek aan private initiatiefnemers in de toekomst zelf een taak hierin op te nemen?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Wat dat laatste betreft, misschien komt er uit de dialoog met de Gemeenschapscommissie iets naar voren. Het reglement, de decretale basis, de subsidiëring bestaan, maar als er geen initiatieven zijn, kan ik moeilijk subsidie verlenen.
We gaan in eerste instantie doen wat ik heb aangekondigd: de jeugdverenigingen allemaal aanschrijven en sensibiliseren. Stel dat dit allemaal uitblijft en dat de Gemeenschapscommissie wel een opportuniteit ziet, er is een terrein of een locatie, dan ben ik bereid om dat samen te bekijken, precies omwille van de bijzondere situatie van Brussel. Het is nu zaak om eerst, in het kader van het decreet en de subsidieregeling, te zien of er stimulansen kunnen worden gegeven. Lukt dat niet, dan ben ik bereid om eender welke dialoog aan te gaan.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.