Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 06/06/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Katrien Schryvers tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het koppelen van technopreventief advies aan bouwvergunningen
- 1967 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Voorzitter, minister, collegas, ik heb een vraag ingediend naar aanleiding van de berichtgeving over de eventuele verplichting tot het opnemen van technopreventief advies als voorwaarde in een bouwvergunning. Vorige week heeft er in Antwerpen op initiatief van de gouverneur een veiligheidsconferentie Inbraak in woningen plaatsgevonden waar een aantal voorstellen werden gelanceerd.
De provincies Antwerpen en Limburg hebben aangekondigd te gaan samenwerken om de inbraken in de streek aan te pakken. Dat is goed, want inbraken zijn een plaag en gemeentelijke overheden moeten er alles aan doen om dat tegen te gaan. Het aantal diefstallen in de provincie Antwerpen is het voorbije jaar immers aanzienlijk gestegen: in het arrondissement Turnhout zelfs met 30 procent. Het doel van de gezamenlijke strategie van beide provincies is om enerzijds de slaagkans van inbrekers en dieven te verlagen en anderzijds de pak- en strafkans te verhogen. De pakkans kan omhoog door snellere politionele interventies, buurtonderzoeken en uitwisseling van informatie tussen de politiediensten.
Een van de maatregelen die de Antwerpse gouverneur voorstelt om de slaagkansen van inbrekers aan te pakken, is om inbraakbeveiliging op te nemen in de bouwvergunning. Er zou met andere woorden geen bouwvergunning kunnen worden afgeleverd als er voorafgaand geen technopreventief advies werd gegeven. Ik heb eerder al twee schriftelijke vragen gesteld. Ik meen dat het antwoord dat u gaf, niet helemaal rijmde met de plannen die er nu in Antwerpen worden gelanceerd. U zei in antwoord op mijn schriftelijke vragen dat de preventie tegen inbraak eerder te maken heeft met het beheer, inrichting of onderhoud van een gebouw. De stedenbouwkundige relevantie ervan is gering en de aanvaardbaarheid van een project mag niet afhankelijk zijn van de inbraakveiligheid. Bovendien zei u dat een gemeente niet via een stedenbouwkundige verordening kan opleggen om bouwplannen te laten adviseren door technopreventieadviseurs. Dit element is immers niet opgenomen in de limitatieve lijst van artikel 2.3.2, paragraaf 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, die stelt voor welke materies de gemeenteraad stedenbouwkundige verordeningen kan opstellen. Het zou ook niet wenselijk zijn vanwege de extra administratieve handelingen die dat met zich meebrengt. Vanzelfsprekend is positieve motivatie van kandidaat-bouwers om aandacht te besteden aan veiligheid van belang. Denk maar aan premies die daarvoor bestaan of de fiscale aftrekbaarheid van investeringen. De voorstellen gaan over een verplichting die heel wat impact zou kunnen hebben op de afhandeltermijn van bouwaanvragen, maar ook een belasting zou kunnen zijn voor politie- of gemeentelijke diensten die zon technopreventief advies zouden moeten uitvoeren.
Minister, is het gemeenten of andere vergunningverlenende overheden toegestaan de voorwaarde van technopreventief advies op te nemen in de bouwvergunning? Ik heb vastgesteld dat er momenteel vanuit verschillende overheden verschillende signalen worden gegeven. Het is belangrijk om duidelijkheid te creëren. Hoe zult u hierin een rol spelen zodat kandidaat-bouwers correct worden ingelicht? Is het u bekend of er nu al gemeenten zijn die die toepassing maken?
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Minister, in uw antwoorden op de schriftelijke vragen van mevrouw Schryvers bent u duidelijk geweest en ook de codex is heel duidelijk: het kan geen voorwaarde zijn voor een stedenbouwkundige vergunning en de provincie is niet bevoegd. Ik denk dat iedereen een beetje verrast was dat het op deze manier in de media kwam. Men moet inzetten op sensibilisering. Men kan niet zomaar bijkomende lasten opleggen, want op de duur zal het ontsporen. Hoeveel administratie zal er dan nog bij komen, zowel voor de bouwheer als voor de architect, als voor de ambtenaren? Er moet toch wel paal en perk aan worden gesteld. Ik hoop dat uw antwoord in de lijn zal liggen van het eerdere antwoord dat u hebt gegeven.
Er is dan ook nog de handhaving. Hoe moet men dat controleren? Moet men echt alles tot in detail ter plaatse gaan controleren? Ik zou willen pleiten voor enige soberheid in de regelgeving.
De heer Wilfried Vandaele : Ik heb ook het gevoelen dat we de ruimtelijke ordening aan het opzadelen zijn met allerlei zaken die niet strikt behoren tot de kerntaak van de ruimtelijke ordening na de rookmelders nu ook nog de inbraakpreventie. Men noemt dat betutteling.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Schryvers, als antwoord op uw eerste vraag kan ik algemeen stellen dat voor zover voorwaarden voldoende precies zijn en redelijk in verhouding tot de vergunde handelingen, de gemeente die kan opnemen bij de stedenbouwkundige vergunning. Men kan dus voorwaarden opnemen in de stedenbouwkundige vergunning, maar de gemeente kan niet het aanvragen van een technopreventief advies verplichten als voorwaarde bij de vergunning, noch een dergelijk advies opleggen als extra administratieve stap bij elke aanvraag. Ik heb geen weet van gemeenten die dit toepassen en ik hoop dat ze het niet toepassen, want anders zijn ze in overtreding met dat voorschrift.
In de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt precies omschreven voor welke materies een stedenbouwkundige verordening kan worden opgesteld. Het betreft een limitatieve lijst. In bescherming tegen diefstal is in deze materies niet voorzien. Integendeel, veiligheid van bouwwerken, installaties en hun omgeving wordt in de codex uitdrukkelijk bepaald als zijnde de beveiliging tegen brand en overstroming. Bijgevolg heeft een gemeente momenteel niet de mogelijkheid om via een stedenbouwkundige verordening het technopreventief advies te verplichten. Zoals ik ook in het antwoord op uw schriftelijke vraag heb gesteld, heeft de preventie tegen inbraak heeft eerder te maken met het beheer, inrichting of onderhoud van een gebouw.
Ik blijf dus bij mijn eerdere antwoorden. De stedenbouwkundige relevantie is gering. De aanvaardbaarheid van een gebouw of project is hiervan niet afhankelijk. De ingrepen voor inbraakpreventie type sloten, alarmsystemen, verlichting zijn meestal vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunning.
Als we volop bezig zijn om planlastdecreten uit te vaardigen met minder lasten en voorschriften en met het promoten van verantwoordelijkheid van burgers en gemeenten, dan past dit voorstel hier niet in. Zelf denk ik dat de koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning als regel niet de oplossing zal zijn, maar vooral een bijzonder grote administratieve last zal teweegbrengen terwijl sensibilisering de juiste methode is. We moeten sensibiliseren over de mogelijkheden die meestal enorm evolueren.
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Minister, ik dank u voor uw antwoord, dat zeer duidelijk is. Het is belangrijk dat dit ook duidelijk aan de gemeenten wordt gecommuniceerd. Ik lees af en toe bepaalde tijdschriften, en in politiekringen heeft men het soms over gemeenten als een goed voorbeeld van waar dit of dat wel wordt geëist. U antwoordt toch wel heel duidelijk dat dit niet kan. Ik onderschrijf absoluut dat we moeten gaan voor een positieve motivatie en sensibilisering zonder weer een heleboel administratie. Er zijn heel wat middelen om mensen op een positieve manier te stimuleren om rekening te houden met een aantal veiligheidsmaatregelen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.