Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 29/05/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het tweedaags colloquium Perspectiefplan 2020 en de voorafgaande brainstormsessies
- 1937 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, minister, collega's, op woensdag 6 en donderdag 7 juni vindt het tweedaagse colloquium Perspectiefplan 2020 plaats, in het Internationaal Congrescentrum (ICC) van Gent. Dat moet het sluitstuk vormen van het lang aangekondigde maatschappelijk debat over de brede context waarbinnen we de toekomst van de zorg voor personen met een handicap moeten zien. Zoveel mogelijk partners en actoren op het terrein en in onze maatschappij zouden daarbij worden betrokken en geconsulteerd.
Voorafgaand aan het colloquium werden diverse brainstormsessies georganiseerd, gefocust op drie themas. Een: het realiseren van een optimale kwaliteit van bestaan voor personen met een handicap, een inclusieve samenleving en zorggarantie, op 10 mei. Twee: de ethische en financiële aspecten die relevant zijn voor het vernieuwen van de zorg, op 15 mei. Drie: het garanderen van een inkomen en sociale bescherming voor personen met een handicap, op 22 mei. De eerste brainstormsessie vond plaats in vijf provincies, waarbij in elke provincie 75 mensen voor deelname werden uitgenodigd. De uitnodigingen kwamen amper één week voor de brainstormsessie in de mailbox van de uitgenodigden terecht. Personen met een handicap wisten tot dan niets over waar en wanneer ze werden verwacht. Het is nochtans essentieel dat zij dat tijdig weten, want dikwijls zijn zij aangewezen op het inschakelen van aangepast vervoer of moeten zij tijdig het openbaar vervoer kunnen inlichten.
De deelnemers werden, voor het eerste thema, door het VAPH toegeleid naar een brainstormsessie in een provincie los van eigen keuze of voorkeur, wat toch zeer merkwaardig is. Voor de brainstormsessies over de twee andere themas werden telkens 45 personen uitgenodigd. Deze sessies vonden plaats op één locatie. Ik vernam van de deelnemers dat het aantal aanwezigen op die eerste reeks van brainstormsessie toch niet al te hoog was. De deelnemers stelden dat de aanwezigen voornamelijk gebruikers en voorzieningen waren. Van een inbreng van de brede maatschappij was eigenlijk geen sprake. Er werd ook niet meteen een grote meerwaarde opgetekend, want de ideeën die er naar voren werden geschoven zijn al tien jaar gekend en worden al tien jaar bepleit. Ze werden in al die jaren nog altijd niet gerealiseerd in het beleid.
Ook stelt men zich de vraag op welke manier er nu gevolg zal worden gegeven aan de ideeën die uit deze brainstormsessies zijn voortgekomen. Komt er een verslag? Want het is toch de bedoeling om de ideeën uit de brainstormsessies op het colloquium te concretiseren in aanbevelingen voor de beleidsmakers. Hoe dat precies moet gebeuren en welke actoren daarbij zullen worden betrokken, is nog maar de vraag.
Het valt op dat op het colloquium vooral een grote rol is weggelegd voor wetenschappelijke inzichten. De sprekers op de eerste dag zijn allemaal academici. Enkel op dag twee kunnen personen met een handicap, verenigingen en andere organisaties op het terrein hun inbreng doen in deelgroepen, en dit gedurende slechts anderhalf uur. Na de middag is er dan nog een debat van één uur, waarbij niet duidelijk is wie aan dat debat kan en zal deelnemen of waarover dat debat precies zal gaan.
De vraag rijst dus of personen met een handicap op dit colloquium wel voldoende hun inbreng zullen kunnen doen, en ook op welke manier de inbreng van de brede maatschappij gaat gebeuren. De eerste dag lijkt eerder op een academische zitting, die weinig weg heeft van een breed maatschappelijk debat. Het is ook zo dat de deelnemers verplicht zijn om op beide dagen aanwezig te zijn, en dat een inschrijving voor één dag niet mogelijk is. Bovendien zou een inschrijving per deelnemer 70 euro kosten, en dat is toch wel een aanzienlijk bedrag voor veel mensen. Zeker voor mensen die sociaal of financieel zwakker staan, betekent zon uitgave een grote hap uit hun inkomen.
Minister, acht u een deelnameprijs van 70 euro verantwoord, gelet op het feit dat de doelgroep toch heel wat mensen in een financieel, fysiek en sociaal zwakkere positie bevat? Waarom werd een relatief beperkt aantal mensen uitgenodigd voor de brainstormsessies, terwijl het toch de bedoeling was een breed maatschappelijk debat tot stand te brengen? Waarom werden deelnemers door het VAPH naar een bepaalde provincie toegeleid, en konden ze niet vrij kiezen? Waarom zijn de uitnodigingen zo laat verstuurd? Vindt u dat een praktische manier van werken?
Hoe beoordeelt u de beperkte opkomst voor de brainstormsessies en de inhoudelijke meerwaarde van deze brainstormsessies, waar klaarblijkelijk veel ideeën aan bod zijn gekomen die al veel jaren lang in de sector leven? Op welke manier zullen deze ideeën in de verslaggeving worden verwerkt en hoe zullen zij worden behandeld op het colloquium? Op welke manier wil men uiteindelijk deze ideeën omzetten in concrete beleidsaanbevelingen? Waarom wordt op het colloquium zo veel aandacht besteed aan de inbreng van academici en zo weinig aan de inbreng van en interactie met personen met een handicap zelf? Vindt u dat het opzet van dit colloquium beantwoordt aan het vooropgestelde doel: het organiseren van een breed maatschappelijk debat?
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Voorzitter, minister, collega's, ik ben verwonderd omdat enkele weken geleden mijn mondelinge vraag over dit onderwerp is afgewezen, maar nu dus is de vraag van mevrouw Van der Borght, zeer terecht, wél aanvaard. De logica ontgaat mij.
Wat de inhoud betreft, wil ik graag weten hoe personen met een handicap zelf bij dit verhaal worden betrokken. Mevrouw Van der Borght zei het al: de prijs 70 euro is een hoge drempel voor veel personen met een handicap, want velen hebben het financieel niet gemakkelijk. 70 euro moeten betalen om over de eigen toekomst te mogen praten, is vreemd. Het gaat om een overheidsinitiatief, maar dit getuigt niet van een inclusieve aanpak.
Personen met een handicap hebben een stem in het kapittel. Maar wat is het aandeel van sprekers met een beperking of een handicap? En dat van sprekers zonder een beperking of een handicap? Het is belangrijk dat personen met een beperking of een handicap zelf kunnen spreken en hun visie kunnen verwoorden. Zij kunnen zoals academici hun visie geven.
Voorts vraag ik me af hoe over het voorbereidend traject van dit colloquium is gecommuniceerd. Ik heb er zelf niets van vernomen. Ik heb alles via anderen moeten vernemen. Waarom is er geen opener communicatie gevoerd? Waarom is niet goed vooraf gecommuniceerd? Mensen zo kort voor de bijeenkomsten uitnodigen, getuigt niet van een ernstige manier van werken. En wie zal instaan voor de verslagen van de provinciale bijeenkomsten, en hoe zullen die op het colloquium aan bod komen? En hoe zit het met het verslag van het colloquium zelf, inclusief de eindconclusies?
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, collega's, ik sluit mij graag aan, want iedereen verwacht veel van dit colloquium. In het Perspectiefplan 2020 wordt het maatschappelijk debat een belangrijke rol toebedeeld omdat een aantal conclusies ervan de zorg van de toekomst mee zullen moeten vormgeven. Iedereen zit met vragen. Wat is gebruikelijke zorg en specifieke zorg? Wat is betaalbare zorg? Wat is maatschappelijk haalbaar? Deelnemers aan de provinciale initiatieven hebben een aantal opmerkingen overgemaakt. Ik vernam dat bepaalde doelgroepen ondervertegenwoordigd waren, zoals de vertegenwoordigers van werknemers. Mensen ervoeren ook dat vooral over personen met een handicap werd gesproken, en minder met hen.
Mijn grote vraag is hoe wij hieraan gevolg zullen geven. Hier is al gevraagd naar verslagen, maar het lijkt mij vooral belangrijk te weten hoe wij na het colloquium de gegevens, insteken en opmerkingen kunnen omzetten in praktische conclusies en zo vooruitgang kunnen boeken in de realisatie van het Perspectiefplan 2020.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Voorzitter, collega's, ik betreur dat sommigen toch niet echt goed zijn ingelicht over de gang van zaken. Voor ik op de concreet gestelde vragen inga, licht ik, voor een goed begrip, het opzet van het colloquium kort toe. Op 5 en 6 juni organiseert het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en niet het VAPH, zoals in de vraag wordt gesuggereerd het colloquium Perspectiefplan 2020. Een inclusieve samenleving in 2020: van droom naar werkelijkheid! Het feit dat het departement dit colloquium organiseert, illustreert het opzet: een breed maatschappelijk uitgevoerde speurtocht naar antwoorden op de drie vragen die u vermeldt.
Het gaat om meer dan het oppikken van signalen uit de gehandicaptensector. Het is wel degelijk de bedoeling om tijdens het colloquium met alle stakeholders en belangstellenden het gesprek aan te gaan over hoe de zorg voor personen met een handicap er in de toekomst kan en moet uitzien. Dat debat zal uitmonden in beleidsaanbevelingen voor een toekomstgerichte organisatie en financiering van de zorg voor personen met een handicap.
Om ideeën te verzamelen die dit debat en de uitwerking van concrete beleidsaanbevelingen kunnen voeden, organiseerde het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin inderdaad een voorbereidend traject, met drie thematische brainstormsessies. Het is dan ook belangrijk dat initiatief samen met het colloquium als één geheel te zien. Het colloquium is als het ware het sluitstuk van een stapsgewijs opbouwen van relevante beleidsadviezen. Op 10 mei werd er in dat verband in vijf provincies in Vlaanderen op hetzelfde moment gebrainstormd over het realiseren van sociale inclusie, kwaliteit van bestaan en zorggarantie voor personen met een handicap. Op 15 mei had er in Grimbergen één brainstormsessie plaats over de financiële en ethische aspecten die relevant zijn voor het vernieuwen van de zorg voor personen met een handicap. Op 22 mei werd, in Leuven, het voorbereidend proces afgesloten met één brainstormsessie over sociale bescherming en inkomensgarantie van personen met een handicap. Medewerkers van Flanders DC en de Vlaamse innovatiecentra zorgden tijdens elke brainstormsessie voor professionele begeleiding.
Ik ben eigenlijk verwonderd over de commotie over de prijs van deelname aan het colloquium. 70 euro voor deelname aan een tweedaags gebeuren, met inbegrip van twee broodjeslunches en van de ontvangst van een verslagboek van de wetenschappelijke bijdragen, is in het licht van de vigerende prijzen voor studiedagen en congressen zeker geen hoge prijs integendeel. Het doelpubliek is ook niet beperkt tot personen met een handicap, gelet op het bredere debat dat we beogen. Daarbinnen een onderscheid maken en voorzien in een sociaal of gratis tarief is niet evident. Op welke grond? Hoe dit nagaan? Een prijs van 70 euro voor twee dagen noopt daar mijns inziens ook echt niet toe. De snelheid waarmee meer dan 300 mensen zich hebben ingeschreven het colloquium was op zeer korte tijd volzet illustreert dat de inschrijvingsprijs de facto ook geen grote drempel is.
Voor het meerdaags congres dat de vzw Inclusion Europe deze week organiseert samen met een aantal gebruikersverenigingen onder meer Inclusie Vlaanderen betalen professionelen 195 euro. Self-advocaten, familieleden of begeleiders uit België schrijven in voor 50 euro. Ik wil er bijkomend nog op wijzen dat de begeleiders van personen met een handicap op het tweedaags colloquium gratis deelnemen en dat een aantal gebruikersverenigingen zelf beslist hebben voor een aantal deelnemers de kostprijs op zich te nemen.
De verplichting om de twee dagen te volgen hangt samen met het gekozen concept. In een voortraject worden relevante beleidssignalen ontvangen. Op de eerste dag van het colloquium worden die gepresenteerd en wetenschappelijk omkaderd, waardoor een stevig fundament kan ontstaan voor het op de tweede dag geplande debat. Daar zinvol aan deelnemen, veronderstelt ook kennis van de informatie van de eerste dag.
Het rekruteren van deelnemers aan het voortraject verdient allereerst nuancering. Er is immers niet beperkt uitgenodigd. Uiteraard is een betekenisvolle aanwezigheid van personen met een handicap zelf bewaakt. Voor de brainstormsessies van 10 mei werden via de gebruikersorganisaties 85 personen met een handicap uitgenodigd om deel te nemen. Ook veertig personen met een handicap die geen lid zijn van een gebruikersorganisatie konden deelnemen. Om in het opzet van een breed maatschappelijk debat te slagen, nodigden we daarnaast evenwel ook 250 andere relevante stakeholders uit: vertegenwoordigers uit de sector Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, werkgevers en werknemers, wetenschappers, beleidsmakers, het brede middenveld, gaande van mantelzorgverenigingen, ziekenfondsen, het Rode Kruis, het Vlaamse Kruis, vrouwenverenigingen en vrijetijdsorganisaties tot en met het jeugdwerk en de Vlaamse Ouderenraad. Deze uitnodigingen vertrokken meer dan één week voor 10 mei, met name eind maart. Het is enkel nog de toewijzing aan de concrete denktafel die een week op voorhand gebeurde. Ik merk in dit verband op dat de geleide samenstelling van de denktafels vertrok van de woonplaats van de kandidaat-deelnemers en rekening hield met een evenwichtige spreiding over de verschillende categorieën van genodigden.
Ik heb wel, met u, moeten vaststellen dat de interesse vanuit het brede middenveld niet bijzonder groot was. We hebben er dan ook alles aan gedaan om bijkomend actief organisaties en personen aan te spreken. Voor de brainstorms op 15 en 22 mei was de aanpak analoog. Daarvoor nodigden we 14 personen met een handicap of hun vertegenwoordigers uit, naast 31 vertegenwoordigers uit de andere stakeholdersgroepen.
Samengevat: de personen met een handicap vertegenwoordigden op de brainstormsessies, met een derde van de genodigden, ruim de helft van de aanwezigen. Numeriek kan ik de volgende aanwezigheden opgeven: voor de provinciale sessies op 10 mei kwamen er 179 mensen opdagen, waarvan 75 gebruikers of hun vertegenwoordigers, 44 zorgverstrekkers binnen welzijn, 6 wetenschappers, 37 mensen van het middenveld en 17 mensen van de overheid. Op 15 mei hebben er 31 mensen geparticipeerd en op 22 mei hetzelfde aantal.
Ook al had ik, samen met u, liever een grotere betrokkenheid van het bredere middenveld gezien en er zijn extra inspanningen geweest maar die hebben daar jammer genoeg niet toe geleid , toch is het met de gerealiseerde aanwezigheid mogelijk geweest relevante signalen te ontvangen. Dat daarbij niet enkel totaal nieuwe ideeën zijn geformuleerd, lijkt me normaal. Het is wel zaak, voortbouwend op de analyse en de ideeën die ten grondslag liggen aan ons Perspectiefplan, verdere structurele keuzes te kunnen maken en te onderbouwen. En die meerwaarde heeft het voortraject zeker geboden.
De ideeën die de brainstormsessies opleverden, worden verwerkt door een redactiecomité waaraan het departement en de veranderingsmanager participeren. Deze ideeën zullen via een vertaling naar stellingen dienen om de debatten op de tweede dag van het colloquium te voeden, naast de elementen van het op de eerste dag aangereikte wetenschappelijke kader. Dat gebeurt, zoals het programma vermeldt, in twee bewegingen: in werkgroepen tijdens de voormiddag, plenair in de namiddag. Elkeen zal dan kunnen reflecteren op de vermelde stellingen. Het beoogde resultaat is een maximaal duidelijk zicht op mogelijke beleidsperspectieven, beleidsaanbevelingen én het draagvlak dat daar wel of niet voor bestaat.
Op vraag van een aantal deelnemers zal het ruw verwerkte materiaal uit de sessies aan hen ter beschikking worden gesteld zodat ook hier sprake is van een grote transparantie. Uiteindelijk is het de bedoeling om op het einde van de tweedaagse te komen tot gedragen aanbevelingen aan de veranderingsmanager. Hij zal die integreren in het projectplan dat hier op 13 december vorig jaar is besproken. U kunt hem uiteraard opnieuw uitnodigen om van gedachten te wisselen. Uiteindelijk moet het in de regering en in het parlement worden gevalideerd.
Waarom wordt op het colloquium zoveel aandacht besteed aan de inbreng van academici? Ik heb al aangetoond dat het colloquium, laat staan de eerste dag ervan, niet op zich staat. Er is ruimte gecreëerd voor een breed verzamelde input via het voortraject, een wetenschappelijke situering op de eerste dag en een open debat op de tweede dag, en dat met en voor personen met een handicap, met en voor het brede middenveld. In die zin hebben we er alvast alles aan gedaan het brede maatschappelijke debat mogelijk te maken.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat ik verwijs naar het VAPH. Ik heb mijn tekst nog eens nagelezen en ik heb er inderdaad één keer naar verwezen toen het ging over het toeleiden van mensen naar een bepaalde provincie. Ik heb nooit gezegd dat het VAPH de organisator was. Ik weet wel dat mensen op een bepaald ogenblik in contact zijn geweest met de veranderingsmanager.
Het feit dat twee leden van twee meerderheidspartijen toch ook heel wat vragen hebben en bemerkingen hebben, maakt duidelijk dat we er niet licht mogen overgaan. Het is altijd aangekondigd als een groot, breed en maatschappelijk debat. Als we de intentie hebben om over zon belangrijk thema zon belangrijk debat te voeren, dan moeten in eerste instantie de mensen over wie het gaat, erbij betrokken worden. Naar mijn aanvoelen kon je perfect een apart moment organiseren waarbij het debat academisch werd gevoerd. Ik vind het zeer eigenaardig dat men er alles aan gedaan heeft om het de mensen niet gemakkelijk te maken om er te kunnen aan deelnemen. Dat begrijp ik niet goed. Ik vind het spijtig dat u er zich niet in kunt herkennen en dat u niet zegt dat u het misschien iets beter had moeten aanpakken.
Ik blijf me afvragen wat er met zon beperkte triage van gaat komen en wat uiteindelijk de bedoeling was om dit groot, breed, maatschappelijk debat te voeren. Ik heb er mijn twijfels over en mijn vragen bij. Ik hoop dat de toekomst zal uitwijzen dat het op de goede manier is gebeurd.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Minister, ik heb met veel interesse naar uw antwoord geluisterd. U hebt gezegd dat men volgende dinsdag of woensdag tot een aantal gedegen beleidsaanbevelingen zou komen die dan door de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement zullen moeten worden gevalideerd.
U weet dat deze commissie veel interesse heeft in dit dossier. Is het de bedoeling dat die beleidsaanbevelingen ook in de commissie worden besproken? Op welke manier kunnen we er kennis van nemen? Zijn het publieke aanbevelingen? Het dossier interesseert mij heel erg. Het debat is georganiseerd door het departement. Ik zou graag de gelegenheid krijgen om in deze commissie over dit dossier van gedachten te wisselen.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Ik vraag niet liever dan dat men Jean-Pierre Van Baelen uitnodigt om er over te spreken. Ik weet ook niet welke aanbevelingen er zullen komen en of er draagvlak zal zijn voor een aantal aanbevelingen. We zullen afwachten wat het oplevert. Het feit dat ik er nogal onthecht aan ben, betekent ook dat we niet aangestuurd hebben. De veranderingsmanager was van oordeel en ik denk dat hij gelijk heeft dat het belangrijk was om een grondige discussie te houden wanneer we een aantal stappen moeten zetten om het plan te realiseren. Hij heeft het georganiseerd en het departement heeft een aanpak voorgesteld. We zullen afwachten wat het oplevert. Ik zou niet liever hebben dan dat u er uitvoerig kennis van neemt, u documenteert en hem uitnodigt om eens van gedachten te wisselen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.