Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 29/05/2012
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het luik Vlaamse ontvoogdingsstrijd in het project 100 jaar Groote Oorlog
- 1838 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Minister, onlangs besliste het IJzerbedevaartcomité dat de IJzerbedevaart vanaf 2013 zal plaatsvinden op 11 november, en dit minstens tot 2018. Daarna zal men opnieuw evalueren en beslissen wat er met de bedevaart moet gebeuren, maar we kennen de uitslag nu al. Het IJzerbedevaartcomité wil hiermee naar eigen zeggen opnieuw aansluiten bij wat de bedevaart oorspronkelijk was: een herdenking van de Vlaamse soldaten die in de Groote Oorlog sneuvelden langs het IJzerfront. Verder wil het comité zich hiermee inschakelen in het project 100 jaar Groote Oorlog en wil het afstappen van de semipolitieke manifestaties en wil het enkel de slachtoffers van alle oorlogen herdenken.
Minister, het is voor mij, en hopelijk ook voor u, bijzonder erg om vast te stellen dat het comité nu niemand zal dat ontkennen, en zeker u niet , nadat de IJzerbedevaart decennialang het speerpunt was van de Vlaamse Beweging, de link tussen de oorspronkelijke bedevaarten en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd volledig negeert.
Het gaat sinds 1920 uiteraard om een herdenking van de Vlaamse doden uit de Eerste Wereldoorlog aan het IJzerfront, maar het fenomeen kan niet los worden gezien van het zogenaamde activisme en de Frontbeweging die de taalwantoestanden in het Belgisch leger aanklaagde. Van meet af aan was er dus een link tussen de pacifistische dodenherdenking en de flamingante strijdretoriek, onder het motto: Nooit Meer Oorlog, Zelfbestuur en Godsvrede.
De IJzerbedevaart was van in het begin niet alleen een herdenkingsmoment, maar ook een uiting van de verhoogde bewustwording van meer Vlaamse autonomie. Dit ontkennen, is een loopje nemen met de historische waarheid. Er is overigens unanimiteit bij historici dat de beleving van WO I ertoe heeft geleid dat een expliciet Vlaams-nationalistische partij, zoals de Frontpartij, werd opgericht en de Vlaamse ontvoogdingsbeweging dus ook een uitgesproken partijpolitieke component kreeg. Wie dacht dat de provincie West-Vlaanderen aandacht zou besteden aan de herdenkingsactiviteiten rond WO I in het cultuurprogramma GoneWest en aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, is eraan voor de moeite, want tot op heden gebeurt dat niet.
Het wegmoffelen van het aspect Frontbeweging en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd door alle overheden, sluit natuurlijk naadloos aan bij de herdefiniëring van de IJzertoren als memoriaal van Vlaamse ontvoogding en vrede. Het is in dat vredesperspectief dat het IJzerbedevaartcomité ter gelegenheid van honderd jaar Eerste Wereldoorlog het initiatief neemt om rond de site een Muur van Herinnering te bouwen waarop alle gesneuvelde landgenoten van het Belgisch-Duitse front zullen worden vermeld, Vlamingen zowel als Walen.
Minister, tijdens diverse besprekingen over het project 100 jaar Groote Oorlog in de commissie en de plenaire zitting heb ik u gevraagd waar het aspect van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd terug te vinden zal zijn in het project 100 jaar Groote Oorlog, maar u antwoordde me steevast dat dit op en rond de IJzertoren zou gebeuren. Met de beslissing van het IJzerbedevaartcomité komt dit nu toch wel op de helling te staan.
Het is mij volstrekt onduidelijk waarom aandacht voor de Frontbeweging en het ontluikend Vlaams politiek bewustzijn tijdens WO I niet zou kunnen samengaan met de herdenking van WO I als universeel herdenkingsevenement met internationale uitstraling en het uitdragen van een universele vredesboodschap voor de huidige en toekomstige generaties.
Minister, wat is uw visie op de beslissing van het IJzerbedevaartcomité? Welke en hoeveel subsidies ontvangt het IJzerbedevaartcomité van u, niet als minister van Toerisme, maar met andere bevoegdheden? Welke en hoeveel subsidies ontvangt het IJzerbedevaartcomité momenteel van de Vlaamse overheid? Gelet op de beslissing van het IJzerbedevaartcomité, waar en hoe wilt u de Vlaamse ontvoogdingsstrijd nu aan bod laten komen in het project 100 jaar Groote Oorlog, visueel en inhoudelijk?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik ben op geen enkele manier voogdijminister, toezichthoudend of controlerend minister inzake het IJzerbedevaartcomité, zoals u natuurlijk heel goed weet. Ik kan als minister van Toerisme geen uitspraak doen in antwoord op uw eerste vraag.
Voor de subsidies verwijs ik naar het decreet dat u wel of niet hebt goedgekeurd, dat weet ik niet inzake de erkenning en subsidieregeling voor het memoriaal van de Vlaamse ontvoogding en vrede, waarin twee structurele subsidies zijn opgenomen. Daarnaast is er vanuit het beleidsveld Toerisme een subsidie van 772.000 euro, toegekend in december 2010 vanuit het impulsfonds 100 jaar Groote Oorlog voor het project actualisering van de IJzertorensite en het IJzertorenmuseum. Daarnaast heeft de vzw Vrede, Vrijheid en Verdraagzaamheid in het kader van de oproep 2012 voor het impulsprogramma evenementen WO I 2014-2015 een projectvoorstel ingediend.
Momenteel worden in de schoot van Toerisme Vlaanderen de verschillende ingediende voorstellen al onderzocht en geëvalueerd. Normaal wordt de jurering eind volgende maand beëindigd en kunnen we weten welke projecten met een subsidie worden gehonoreerd. Daar heb ik geen zicht op, ik ken ook de inhoud niet van de projecten.
Mijnheer Sintobin, ik weet niet of ik steevast heb geantwoord. Ik heb daar maar één antwoord over teruggevonden. Op 10 november 2009 heb ik u geantwoord: Wat de frontbeweging betreft, is het niet aan mij om de verhalen in te vullen. Ik kan me echter moeilijk inbeelden dat het museum in de IJzertoren vernieuwd zou worden zonder dat de frontbeweging aandacht zou krijgen. Men zal zich daar specifiek toespitsen op de Belgisch-Duitse situatie terwijl de Engelse en Canadese situatie veel meer in Ieper is geconcentreerd. Dat heeft te maken met de omstandigheden, zoals die zich lokaal hebben voorgedaan.
Ik heb de bevestiging gevraagd van wat ik toen heb meegedeeld in het kader van het antwoord op uw vraag. Het IJzerbedevaartcomité heeft bevestigd dat de geschiedenis van de Frontbeweging, het activisme en de ontvoogdingsstrijd mee in de museale invulling is opgenomen, waarvoor de subsidie wordt verleend.
100 jaar Groote Oorlog heeft in de eerste plaats een internationale dimensie. Het is de bijdrage van Vlaanderen aan de wereldwijde herdenking van het eerste wereldwijde conflict. We vestigen daarmee de aandacht op de stellingenoorlog aan het westelijke front, die zich deels in Frankrijk, deels in Vlaanderen, met alle omstandigheden die daaraan verbonden zijn, heeft afgespeeld. De situatie achter het front, de situatie van de Frontbeweging, het activisme, dat is museale, wetenschappelijk onderbouwde en ondersteunde, invulling. Het is niet aan mij om die strategische projecten in te vullen, en ik ga dat ook niet doen.
Wat de evenementen betreft, is er een oproep gebeurd over heel Vlaanderen, en die evenementen hebben betrekking op de periode voor de stellingenoorlog, en ook op de martelaarssteden en op de periode van vier jaar stellingenoorlog in dat gebied, met alle aspecten verbonden aan de oorlog. Ik hoop dat alle maatschappelijke, sociale aspecten daaraan verbonden, de situatie van het leger en de soldaten, het leven van de soldaten achter het front, aan bod zullen komen. Een van de belangrijke aspecten van WO I is dat van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Nogmaals, de Vlaamse Regering maakt die evenementen niet. Wat de infrastructuur betreft, kan ik u verzekeren dat de plaats bij uitstek waar het verhaal van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd aan bod kan komen, uiteraard een invulling zal krijgen in de museale context.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Minister, dat u niet zou antwoorden op mijn eerste vraag, kon ik natuurlijk wel verwachten omdat u zegt dat u geen voogdijminister bent. Maar als Vlaams-nationalistisch politicus zou u toch de moed moeten hebben om daar uw mening over te geven. Het valt trouwens op dat hier geen N-VA-volksvertegenwoordigers meer aanwezig zijn tijdens mijn vraagstelling.
Minister, u hebt natuurlijk gelijk, u bent niet verantwoordelijk voor de invulling van de projecten. Ik heb toch een toespraak van u gevonden op het internet over de verhoging van de jaarlijkse onderhoudspremie voor de IJzertoren in Diksmuide van 100.000 naar 150.000 euro. De IJzertoren is in 1986 door de Vlaamse overheid erkend als memoriaal van de Vlaamse ontvoogding. Ik citeer u: Omdat het een herinnering is aan hen die streden voor welbepaalde idealen van de Vlaamse Gemeenschap, aldus het erkenningsbesluit. Dan zegt u verder: De herinnering aan die strijd voor Vlaamse emancipatie wil ik letterlijk en figuurlijk in stand houden.
Dat is toch een beetje anders dan het antwoord dat u daarstraks hebt gegeven, dat u niet instaat voor de invulling van bepaalde projecten. Als minister zou u de mensen er toch moeten toe bewegen een van de belangrijkste aspecten van het project 100 jaar Groote Oorlog aan bod te laten komen. Het IJzerbedevaartcomité beweert dat het aandacht zal hebben voor de frontbeweging, maar dat zullen we nog moeten zien. Ze hebben de beslissing genomen te ontkennen dat de Vlaamse ontvoogdingsstrijd van in het begin van de IJzerbedevaart belangrijk was. Ik geloof niet meer in wat het IJzerbedevaartcomité zegt. Het is bijzonder jammer dat u hen daarin volgt en dat u te weinig aandacht besteedt aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in het project 100 jaar Groote Oorlog.
De voorzitter : De heer Vanlerberghe heeft het woord.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Ik ben tevreden met het antwoord van de minister. De IJzerbedevaart is inderdaad een onafhankelijke vzw en de Vlaamse Regering hoeft daar niet dag in dag uit de schoonmoeder van te spelen, net zoals ze dat niet doet van vele andere vzws waaraan ze subsidies geeft. Dat de Vlaamse minister van Toerisme zich niet inlaat met de praktische invulling van elk toeristisch paneel in die straks vernieuwde tentoonstelling, is ook logisch: op een ander doet hij dat ook niet. Ik heb de minister nog niet ontmoet om te controleren of elke zin naar zijn wens is.
De discussie gaat een andere richting uit. De heer Sintobin citeert maar half wat het IJzerbedevaartcomité zelf zegt over zijn intenties. Op de website geeft het comité duidelijk aan dat het 11 juli aanhoudt als de dag waar ze het over Vlaanderen willen hebben, over de reflectie over verleden, heden en toekomst en waar het met de Vlaamse beweging heen moet. Ze willen 11 november terugbrengen naar wat het initieel was, namelijk een bedevaart en een moment van herdenking. Of ze dat nu willen of iets anders, is een beslissing van de vzw. De Vlaamse Regering of het Vlaams Parlement moeten zich met die dagelijkse werking niet bezighouden.
We hadden het ook over recuperatie. De onderliggende reden voor deze vraag om uitleg is de idee dat wat ooit is gerecupereerd, nu misschien wordt teruggegeven aan de volledige Vlaamse bevolking.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer Sintobin, u bent weer bezig in uw typische stijl, die bestaat uit verdraaiing van woorden. U brengt citaten die ik niet heb gezegd. U zegt dat ik kritiek geef op het IJzerbedevaartcomité en u vindt het bijzonder jammer dat ik het IJzerbedevaartcomité daarin volg. Ik daag u uit hier een uitspraak van mij te citeren die in de lijn ligt van wat u zegt. Ik heb daarover op geen enkele manier mijn mening geuit. Ik heb ook gezegd waarom ik dat heb gedaan. Niettemin neemt u dat als conclusie van uw betoog.
Ik heb u in het begin gezegd dat ik verwijs naar het decreet. Het zou mooi zijn te weten of u dat mee hebt goedgekeurd. Maar u moet niet vragen aan mij welke subsidie er wordt gegeven. Ik heb inderdaad een subsidie gegeven, en die is decretaal verankerd. Ik heb dat gedaan voor de decretale verankering. Het gaat om een subsidie van 145.000 euro voor onroerend erfgoed. Dit is dus een subsidie voor de instandhouding, de herstelling, het onderhoud en de verbetering van het Memoriaal. Dat is vanuit Erfgoed.
Het tweede deel in dat decreet gaat over een subsidie met ingang van het begrotingsjaar 2011 van tenminste 380.000 euro in de algemene uitgavenbegroting. Dat is voor: 1° het ondersteunen van het museum van het Memoriaal, met focus op de Eerste Wereldoorlog en de Vlaamse emancipatiebeweging; 2° het ondersteunen van culturele, gemeenschapsvormende, educatieve, maatschappelijk activerende of sensibiliserende initiatieven die gekoppeld zijn aan de herinnerings- en herdenkingsfunctie en de vredesboodschap van het Memoriaal, met betrekking tot de thema's bewustwording, vrede, vrijheid en verdraagzaamheid.
U knikt. U hebt dat mee goedgekeurd. Ik ben begonnen met te verwijzen naar dit decreet om te zeggen dat er een verankering van de subsidiëring is. Wat mij betreft, gaat het om de bescherming van het Memoriaal, van het geheel: de toren, de Paxpoort, de crypte en het omringende domein dat erkend is als Memoriaal van de Vlaamse ontvoogding en de vrede. Omdat die infrastructuur heel veel kosten vraagt, heb ik vanuit Erfgoed deze subsidie verleend. Ik weet niet waarvan u mij citeert. Als het van het internet is, moet u daarmee oppassen. Ik zal ongetwijfeld commentaar gegeven hebben op het moment dat ik die premie ingevoerd heb. Ik ben ook blij dat die decretaal is verankerd, nadat ik ze destijds heb ingevoerd, ik geloof in 2010.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Ik wacht af wat de concrete invulling zal zijn van het Memoriaal. Misschien moet ik u te gepasten tijde opnieuw interpelleren over hoe het zit met het aspect van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in het project 100 jaar Groote Oorlog. Nogmaals, na de beslissing en na alle uitspraken van het IJzerbedevaartcomité, heb ik mijn grote twijfels.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik weet niet of dergelijke interpellaties ontvankelijk zijn. U kunt me straks interpelleren over de invulling van het In Flanders Fields Museum en dergelijke, maar dat is niet mijn verantwoordelijkheid. Als dat ontvankelijke interpellaties zijn, weet ik nu al wat ik daarop zal antwoorden.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, ik vind het wel erg dat de minister nu zegt wat er eventueel ontvankelijk of niet ontvankelijk zal zijn. Ik zie hier wel andere dingen passeren.
De voorzitter : De commissie zal beslissen over haar werkzaamheden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.