Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 03/05/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de middelen voor werkateliers
- 1741 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : In het kader van het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) werden er middelen gepland voor werkateliers. Deze werkateliers werden in het leven geroepen met het oog op de toeleiding naar de arbeidsmarkt van de groep jonge werkzoekenden tot 25 jaar. Er werden werkateliers opgestart in drie regios: Antwerpen, Gent en de Limburgse mijnstreek.
Minister, uit de beleidsbrief Werk 2012 bleek dat de VDAB begin 2011 startte met de toeleiding van werkzoekenden naar de werkateliers. Eind maart vorig jaar waren er 193 werkzoekenden actief in een werkatelier. Nadien werd dat verruimd. Ik heb daarover enkele schriftelijke vragen gesteld. Op mijn schriftelijke vraag nummer 289 van 11 februari 2011 antwoordde u dat er over een periode van 2 jaar 2000 trajecten van maximaal 6 maanden waren gepland. De verdeling van die trajecten over de 3 regios gebeurde als volgt: 950 voor Antwerpen, 600 voor Gent en 450 voor de Limburgse mijnstreek.
Een half jaar later heb ik een nieuwe schriftelijke vraag ingediend. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 154 van 16 november 2011 bleek dat van de 450 toegewezen trajecten aan het Limburgse mijngebied er eind oktober 2011 reeds 229 waren opgestart. U stelde dat indien in het tweede jaar op hetzelfde niveau kon worden toegeleid, enkel in het Limburgse mijngebied het vooropgestelde contingent relatief vlot kon worden ingevuld. In Antwerpen en Gent zullen de VDAB en de partners nog een extra inspanning moeten doen om de geplande aantallen te bereiken.
Het feit dat het contingent in Limburg wel vrij goed werd opgevolgd, wijst erop dat er een groot doelpubliek aanwezig is in de Limburgse mijnstreek. Bovendien wijzen de lage uitstroomcijfers naar werk van werkzoekenden tot 25 jaar in het Limburgse mijngebied op de nood aan extra stimulansen in de begeleiding naar werk van deze doelgroep.
In het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) heeft men duidelijk aangekondigd dat de Vlaamse Regering en de sociale partners wilden inzetten op het remediëren van ongekwalificeerde uitstroom. Daartoe zal de VDAB maximaal inzetten op acties die werkervaring bieden via een aangepast job- en opleidingsaanbod, zoals werkateliers.
Minister, tijdens de gedachtewisseling over het VESOC-akkoord hebt u aangekondigd dat er een evaluatie komt van de werkateliers. Die zou op 20 april met de sociale partners worden besproken. Kunt u op dit moment meedelen hoeveel trajecten er binnen de werkateliers in de verschillende regios zijn opgestart? Is een herziening van de toegekende contingenten mogelijk? Zo ja, in welke zin?
Twee: werd de evaluatie van de werkateliers, zoals aangekondigd op 20 april, besproken met de sociale partners? Zo ja, kunt u de uitkomst van dit gesprek kort toelichten? Drie: wordt het initieel vooropgestelde aantal van tweeduizend trajecten in de werkateliers voor de periode 2011-2012 in de verschillende doelgebieden behouden? Vier: is er reeds duidelijkheid over de omvang en de verdeling tussen Gent, Antwerpen en de Limburgse mijnstreek van de extra middelen die in het kader van het akkoord van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) over het loopbaanbeleid voor trajecten in werkateliers worden vrijgemaakt? Wij hebben begrepen dat er extra middelen zullen komen. Als dat het geval is, welke objectieve parameters zullen worden gehanteerd voor de verdeling van die middelen over de verschillende regios? In welke mate zal daarbij rekening worden gehouden met de actuele uitstroomcijfers naar de arbeidsmarkt van jonge werkzoekenden in de verschillende regios? Vijf: kan de Limburgse mijnstreek rekenen op extra middelen voor trajecten in werkateliers omdat de uitstroom van jongeren naar de arbeidsmarkt in deze regio zeer beperkt is?
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, minister, collega's, ik heb een bijkomende vraag. In Limburg wordt het contingent gehaald. Dat is niet het geval in Gent en Antwerpen. Hoe komt dat? Ook in Gent is er een doelpubliek. De lage uitstroom van min-25-jarigen naar de arbeidsmarkt is een feit. Hoe komt het dan dat in Gent dat contingent van 600 eenheden niet ingevuld geraakt?
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : In februari hebben wij hier de kinderziekten van de toestroom naar de werkateliers al uitvoerig besproken. In de mijnstreek zijn er geen gemeenten bij betrokken, en is het de VDAB die de zaak samen met privépartners runt. Waarom lukt de toeleiding in Gent en Antwerpen minder goed? In Gent heeft JES, dat een partner was, afgehaakt, maar andere partners hebben dan ingesprongen. In Antwerpen zetten privépartners, de VDAB en de stad hard in op de werkateliers. De stad Antwerpen heeft met eigen middelen een website uitgebouwd om jongeren een moeilijke en grote doelgroep naar de werkateliers te leiden. Maar het lukt niet. Hebt u daarover misschien andere cijfers? Mevrouw Peeters zei het al: in de mijnstreek wordt het contingent wel gehaald. Komt dat misschien omdat te weinig plaatsen aan de mijnstreek werden toegewezen?
Via het loopbaanakkoord wil men de ongekwalificeerde uitstroom aanpakken. De implementatie van het loopbaanakkoord zal er wellicht komen na gesprekken met de grootsteden. De stad Antwerpen en het regionaal sociaal-economisch overlegcomité (RESOC) van Antwerpen sturen signalen uit dat men vragende partij is om over dit probleem te worden gehoord. Zij hebben u hun vraag voorgelegd, maar tot vandaag zijn zij bij de zaak nog niet betrokken. Zij willen van bij de aanvang worden betrokken om oplossingsgericht te kunnen werken.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, minister, collega's, ik wil graag weten hoe het zit. In het WIP stond heel duidelijk dat de middelen voor de werkateliers onder de verschillende steden en de Limburgse mijnstreek worden verdeeld. Het is duidelijk dat de werkateliers in de mijnstreek succesvol zijn. Wij hebben wel de indruk dat de opstellers van het loopbaanakkoord de werkateliers vooral in de grote steden willen uitbouwen, en niet langer in de mijnstreek. Kunt u dat verduidelijken?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, collega's, het verbaast mij soms welke indrukken worden geventileerd, nog voor er beslissingen zijn genomen of zelfs besprekingen zijn gevoerd. Ik zal eerst de vragen van mevrouw Peeters beantwoorden. De contingenten liggen vast in het bestek. Zij zijn aanbesteed, en bijgevolg kan men die niet gemakkelijk wijzigen. Ik ben er overigens nog niet van overtuigd dat wij ze niet allemaal ingevuld zullen krijgen.
Wat is de toestand vandaag? Het Limburgs mijngebied had er 450, en er zijn er 338 toegeleid. Antwerpen had er 950, en er zijn er 463 toegeleid. Gent had er 600, en er zijn er 341 toegeleid. Er waren kinderziekten, dat is al gezegd. De evaluatie van de werkateliers wordt met de sociale partners in de raad van bestuur van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) besproken. De bespreking in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) moet nog gebeuren. De bijeenkomst van de VESOC-werkgroep is uitgesteld en zal op 24 mei plaatsvinden. Ik kan daar dus niet op vooruitlopen. Ik heb echter de indruk dat, wanneer zon vergadering moet worden uitgesteld, de geruchtenmolen al volop draait.
Ik wil toch ook wel iets zeggen over het loopbaanakkoord. Mevrouw Peeters, ik ben immers wat verbaasd. Dat zal dan zeker aan ons liggen, maar nergens in het loopbaanakkoord staat dat de werkateliers worden voortgezet. Ik wacht de evaluatie daarvan af, om te bekijken of dat zinvol is. Er is inderdaad uitdrukkelijk sprake van een aantal zaken met betrekking tot de ongekwalificeerde uitstroom. Ter zake worden verschillende mogelijkheden genoemd, maar het is niet zo dat de werkateliers daar automatisch opnieuw bij zullen zijn. Dat kan, maar misschien ook niet. Het is ook nog niet uitgemaakt hoe we dit dan zouden inzetten, al dan niet gedifferentieerd. Het is misschien mogelijk om een deel op de steden te richten, maar dat betekent niet dat nergens in de rest van Vlaanderen sprake moet zijn van werkervaring of het aanpakken van ongekwalificeerde uitstroom, via een of andere maatregel. Dat zou ik niet durven te beweren. Wel staat in het loopbaanakkoord dat we overleg zullen plegen met de grote steden. Dat zullen we ook doen. Ik wil echter eerst ook bekijken wat de sociale partners ter zake binnen de VDAB zeggen. Dan zullen we overleggen. U mag er echter zeker van zijn dat we met de grote steden een afspraak zullen maken.
Mevrouw Peeters, mijnheer Van den Heuvel, het is alleszins niet mijn bedoeling om alle middelen waarin is voorzien voor de ongekwalificeerde uitstroom en als ik het me goed herinner gaat het over 7 miljoen euro op kruissnelheid voor de diverse maatregelen waarin we ter zake voorzagen alleen daarvoor in te zetten. Die discussie moeten we voeren, maar ik wil wel een efficiënt beleid voeren, waarbij we op de juiste manier inzetten. De ongekwalificeerde uitstroom is wellicht een groter probleem in de grootsteden dan elders. Het kan dus ook zijn dat die aanpak, mét de steden zelf, ook anders is in de grote steden dan elders. Ik wil daar echter niet op vooruitlopen. Dit jaar komen de werkateliers op kruissnelheid. Ik heb dus nog wel even de tijd om dat voort in detail te bespreken, met de sociale partners én de steden.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, dit verbaast me enigszins. U zegt dat het allemaal geruchten zijn die de ronde doen. We hebben inderdaad wel degelijk de geruchten opgevangen dat de Limburgse mijnstreek uit de boot zou vallen als het gaat over de toekomstige middelen voor die werkateliers.
Minister Philippe Muyters : Voor alle duidelijkheid: er staat nergens dat de werkateliers worden voortgezet. We evalueren die. Het gaat over werkervaring en de ongekwalificeerde uitstroom. Ik had eerst uw vraag niet begrepen. Nergens in het loopbaanakkoord wordt in middelen voorzien voor werkateliers. Het gaat er in het algemeen over de ongekwalificeerde uitstroom.
Mevrouw Lydia Peeters : In het loopbaanakkoord staat over het verhelpen van de ongekwalificeerde uitstroom toch letterlijk het volgende: De VDAB zal maximaal inzetten op acties die werkervaring bieden via een aangepast job- en opleidingsaanbod zoals werkateliers en/of werkplekleren met het oog op toeleiding naar knelpuntberoepen en de ruimere arbeidsmarkt. Daarin staat dus toch letterlijk te lezen dat in extra middelen zou worden voorzien voor die ongekwalificeerde uitstroom, via de werkateliers. Opnieuw, ik heb concreet de geruchten opgevangen dat de Limburgse mijnstreek uit de boot zou vallen wat de toekomstige middelen betreft waarin zou worden voorzien. In het kader van het WIP liep dit tot eind 2012. In de Limburgse mijnstreek is de nood groot. Of de nood er het grootst is, laat ik dan nog even in het midden. U zegt zelf dat van het contingent van 450 eenheden dat was voorzien, 380 eenheden zijn toegeleid. Dat is procentueel hoger dan in Antwerpen en Gent. Daar lagen de contingenten hoger, maar is een lager aandeel toegeleid. Dat wijst er opnieuw op dat in Limburg de nood toch wel heel groot is. Misschien is, zoals mevrouw Turan zegt, het voor Limburg voorziene contingent niet groot genoeg. Ik maak me zorgen als ik dan de geruchten opvang dat men de Limburgse mijnstreek nu die middelen wil ontnemen. Als het maar valse geruchten zijn die de wereld zijn ingestuurd, dan hoor ik u die graag ontkrachten. Goed, dan zijn we gerustgesteld. We zouden alleszins toch graag willen horen of de Limburgse mijnstreek nu nog kan rekenen op die middelen.
Minister Philippe Muyters : Ik zeg niet het ene of het andere. Ik wacht op de evaluatie en de gesprekken erna met de sociale partners. Iedereen in Puurs, Antwerpen, Gent, de Limburgse mijnstreek of waar dan ook mag nu al, voor ik die gesprekken ga voeren, proberen om een contingent aan middelen vast te leggen. Dat is natuurlijk klassiek. Iedereen wil dat doen, maar ik zal dat niet doen. Ik wacht de evaluatie en de gesprekken met de sociale partners af. Ik zeg ook niet op voorhand dat de werkateliers sowieso blijven bestaan, want die zullen worden geëvalueerd. Mevrouw Peeters, mocht uit die evaluatie blijken dat andere voorstellen beter zouden kunnen scoren dan de werkateliers, zullen we die dan voortzetten? Dat zou kunnen. Zeg niet dat ik heb verklaard dat we die niet voortzetten. Evaluatie is evaluatie, overleg is overleg. De middelen liggen vast. Ik garandeer alleen dat de middelen efficiënt zullen worden ingezet voor het beoogde doelpubliek.
Mevrouw Lydia Peeters : Wij dachten dat die evaluatie er was geweest op 20 april.
Minister Philippe Muyters : Die is uitgesteld.
Mevrouw Lydia Peeters : Dan zullen we daar eind mei misschien iets meer over horen. Ik dank u alleszins, en we blijven hopen dat men toch middelen blijft reserveren voor de Limburgse mijnstreek.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.