Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 08/05/2012
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over hulpverlening aan de gedetineerden in Vorst
- 1739 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, dames en heren, toen ik mijn vraag om uitleg indiende, voerden de cipiers van de penitentiaire instelling van Vorst al zes weken stiptheidsacties. Iedereen heeft de rapporten gezien. Vorst heeft twee voorname kenmerken: een schromelijke overbevolking en een verouderde toestand. Het is onhoudbaar voor wie er vandaag binnengaat. De cipiers protesteren daartegen.
Door deze acties kunnen de diensten die instaan voor de psychosociale opvolging van gedetineerden, sociaal-culturele activiteiten en opleiding hun opdracht niet uitvoeren. Volgens berichten in de media zullen de gemeenschapsministers die bevoegd zijn voor hulpverlening aan gedetineerden, de federale minister van Justitie Turtelboom hierover aanschrijven en om een overleg vragen.
Dit probleem is incidenteel in Vorst, maar door een gebrek aan capaciteit jammer genoeg structureel in zowat alle gevangenissen met een verouderde infrastructuur. Bij tijd en wijle zijn er in die verschillende gevangenissen ook syndicale acties. Zelfs zonder die syndicale acties zouden we weten dat er problemen bestaan. We hebben al die instellingen bezocht in de vorige legislatuur. Het is er bijzonder moeilijk werken voor de diensten psychosociale bijstand, sociaal-culturele activiteiten en opleiding.
Vandaar, minister, mijn vraag om uitleg over dit thema, dat hier weinig aan bod komt. Minister, kunt u bevestigen dat de diensten die instaan voor de hulpverlening en begeleiding aan gedetineerden hun opdracht niet kunnen uitvoeren door de acties van de cipiers? Bevestigt u dat aan minister Turtelboom hierover een overleg is gevraagd? Wanneer zal dit overleg plaatsvinden? Welke mogelijkheden ziet u voor de hulpverleners in afwachting van een akkoord tussen minister Turtelboom en de vakbonden? Kunt u op een of andere manier hun dienstverlening garanderen?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Minister, u noemde de problemen in Vorst incidenteel, maar eigenlijk is heel de situatie in Vlaanderen een zeer groot structureel probleem door het aanzienlijke capaciteitstekort. Mijnheer Van Malderen, u hebt de instellingen in de vorige legislatuur bezocht, ik heb dat dit jaar nog gedaan. Ik kan u zeggen dat de situatie er allesbehalve op vooruitgegaan is. Integendeel, het capaciteitsprobleem is alleen vergroot. U zult dat nog wel weten, minister, uit uw vorig leven als minister van Justitie, dat dat blijft toenemen. Dat is uiteraard het gevolg van de toenemende criminaliteit, dat moeten we ook zeggen: men belandt pas in een gevangenis na het plegen van strafbare feiten.
U kent ons standpunt wat betreft de aanpak van criminaliteit. Maar toch, iedereen die hier al langer zit, weet dat naast de harde aanpak ook een goede hulpverlening aan criminelen nodig is. Alleen via een goede begeleiding kunnen ze terugkeren naar de maatschappij en opnieuw integreren. Zo kunnen we proberen recidivisme voorkomen. Ik blijf daarin geloven, hoewel de cijfers mij hierin niet steunen. Dat zal misschien mee liggen aan een gebrekkige hulpverlening. Ik durf er echt op aan te dringen dat u alles op alles zet om erover te waken dat de gevangenen in Vlaanderen degelijk worden begeleid, dat er voldoende hulpverlening is om ervoor te zorgen dat ze op een goede manier weer in de samenleving kunnen fungeren.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen: Het klopt dat op dit ogenblik de diensten die instaan voor de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden hun opdracht niet kunnen uitvoeren. De hulp- en dienstverleners wordt de toegang tot de gevangenis niet ontzegd, maar het bewakend personeel brengt geen gedetineerden naar het hulpverleningsaanbod. Hierdoor kunnen op dit ogenblik volgende initiatieven niet plaatsvinden: trajectbegeleiding en naastbestaandenwerking van het centrum algemeen welzijnswerk (CAW), begeleiding naar werk door de VDAB van Brussel, leerbegeleiding door het Brussels consortium voor volwassenenonderwijs, de gespreksgroep detentiebegeleiding van het centrum voor geestelijke gezondheidzorg en het open leercentrum van het centrum voor basiseducatie en het Brussels consortium voor volwassenenonderwijs.
Uiteraard heb ik hierover overleg gevraagd met de minister van Justitie. Dat overleg zal eind deze week plaatsvinden. Ondertussen zijn de mogelijkheden zeer beperkt. Toch werden er een aantal stappen gezet. Zo hebben de diensten gezorgd voor een correcte berichtgeving aan alle gedetineerden over het uitblijven van hulp- en dienstverlening. Alle cliënten in een hulp- en dienstverleningstraject bij de Vlaamse diensten zijn op de hoogte gebracht. Vervolgens is, op 6 april 2012, aan alle 736 gedetineerden een brief bezorgd, om hen in te lichten over de situatie. Dit is in samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gebeurd. Daarnaast overlegt de Vlaamse beleidsmedewerker die de Vlaamse Gemeenschap vertegenwoordigt in de gevangenis, op regelmatige basis met het inrichtingshoofd van de gevangenis over een mogelijk opnieuw opstarten van de hulp- en dienstverlening.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Minister, ik dank u voor uw beknopte antwoord in dezen. Meestal bent u iets uitgebreider, moet ik zeggen. U zegt dat de mogelijkheden beperkt zijn. Ik begrijp dat wel. Men kan die dienstverlening niet even ambulant gaan uitvoeren. Alternatieve locaties zijn ook niet echt voorhanden. In een andere context zou men die oplossingen misschien kunnen nastreven, maar door de aard van deze zaak is dat niet mogelijk. Dat neemt echter niet weg dat die dienstverlening bijzonder belangrijk is.
Ik begrijp mevrouw Dillen wel dat men niet in de gevangenis belandt als men niets heeft mispeuterd. Ik ga daarvan uit, maar we moeten er ons ook wel van bewust zijn dat het grootste deel van de mensen die daar zitten, op een dag opnieuw in de maatschappij komt. Die herintegratie, die echt een essentieel onderdeel is van heel ons strafrechtsysteem, moet dus mee mogelijk worden gemaakt. Dat is geen kwestie van pamperen: het gaat erover dat we ervoor zorgen dat de recidivefactor zo laag mogelijk is.
Ik begrijp dat er een correcte berichtgeving is gebeurd, maar er is vandaag verder geen perspectief, behalve het overleg dat u eind deze week zult hebben. Mijn enige bijkomende vraag is dan ook wat uw standpunt zal zijn in dit overleg. Zult u op tafel slaan, om ervoor te zorgen dat de dienstverlening zo snel mogelijk wordt opgestart, in het algemeen belang, en dat een aantal van de meest schrijnende wantoestanden in Vorst kunnen worden aangepakt, zodat de acties daar worden beëindigd en daar zo snel mogelijk opnieuw sprake is van enige normaliteit?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mijnheer Van Malderen, ik denk dat we ons met betrekking tot de herintegratie min of meer op dezelfde golflengte bevinden. Het is heel belangrijk dat mensen die om welke reden dan ook in de gevangenis verblijven, op een degelijke wijze worden voorbereid op hun herintrede in de samenleving. Dat is niet alleen in het belang van de gedetineerde zelf, maar ook in dat van de samenleving. We kunnen het recidivisme niet volledig uitsluiten, maar op die manier zullen de kansen op recidivisme worden beperkt.
Minister, uw antwoord was zeer beperkt, in tegenstelling tot andere antwoorden, die heel uitvoerig zijn. Ik blijf erbij dat dit niet alleen een probleem van Vorst is, maar een probleem van veel gevangenissen in Vlaanderen. Als een gevolg van de overcapaciteit wordt het gevangenispersoneel beperkt in zijn mogelijkheden. Ook de mensen in de Vlaamse overheid die bevoegd zijn voor de hulpverlening, worden beperkt in hun mogelijkheden. U mag dus echt wel eens met uw vuist op tafel slaan. Ik blijf beklemtonen dat u deze problematiek bijzonder goed moet kennen. Er moet iets gebeuren, op de eerste plaats wat het afbouwen van de overcapaciteit betreft. Er moet iets gebeuren, zodat die hulpverlening in de toekomst in de meeste instellingen in Vlaanderen ik zal niet veralgemenen opnieuw deftig kan worden georganiseerd.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.