Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 10/05/2012
Vraag om uitleg van de heer Ludo Sannen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de verhoogde intra-Europese studentenmobiliteit, haar effecten en de invoering van een compensatiesysteem
- 1632 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Minister, in deze commissie werden de effecten van de stijgende internationale studentenmobiliteit op het Vlaamse onderwijssysteem reeds veelvuldig behandeld. Hernieuwde aandacht, nu ook uit Nederlandse hoek, biedt een motief dit dossier opnieuw in deze commissie te brengen.
Nederlandse studenten wijken steeds vaker uit naar België. Uit cijfers van de Nederlandse Organisation for international cooperation in higher education (Nuffic) blijkt dat dit jaar 4620 Nederlanders met een studiebeurs een volledige opleiding in België volgen zo schrijft althans de Volkskrant. Dat is een stijging van 7 procent ten opzichte van vorig jaar. De verwachting is echter dat de grote instroom pas de volgende jaren van start zal gaan, want dan verdwijnt de studiebeurs ook voor de eerste master in Nederland. Dat voorspelt Rosa Becker, beleidsadviseur van Nuffic.
De voorwaarden zijn nu reeds aantrekkelijker in Vlaanderen dan in Nederland. Zo is er in Vlaanderen slechts 578,80 euro inschrijvingsgeld ten opzichte van 1713 euro in Nederland. De kost voor een tweede master in Nederland loopt al snel op tot meer dan 10.000 euro. Daarnaast zijn er natuurlijk de extra barrières zoals het behalen van hoge resultaten in het secundair onderwijs en/of een numerus clausus.
Zoals ik vorig jaar in deze commissie al stelde, dreigt, door de facilitatie van de internationale studentenmobiliteit, die dient te worden aangemoedigd, in combinatie met de verhoging van de barrières voor de toegang tot het hoger onderwijs in landen als Nederland, Groot-Brittannië en sommige Duitse deelstaten, een watervalsysteem te ontstaan waarin minder vermogende of capabele studenten een uitweg zoeken naar landen met een meer open systeem van hoger onderwijs.
Zo becijferde de Nederlandse staatssecretaris voor Onderwijs, die nu zelf de barrières verhoogt, dat de nettokost van de instroom van buitenlandse studenten in Nederland zon 90 miljoen euro bedraagt. Ten opzichte van de 19.000 in het buitenland studerende Nederlanders, zijn de instromers daar met 34.000, waarvan 24.000 Duitsers. Hij zei dan ook bij de betrokken Duitse deelstaten te pleiten voor een verrekeningssysteem. Zon systeem van financiële compensatie bestaat trouwens reeds tussen Zweden en Denemarken.
Verschillende voorstellen om deze intra-Europese problematiek op te lossen, werden de voorbije jaren reeds uitgewerkt. Zo pleitte professor Gérard van de universiteit van Bergen voor de invoering van een financieringssysteem in het Europese hoger onderwijs waarbij niet het in- maar het uitstroomland zou betalen, via de combinatie van internationale transfers en een directe financiering van uitstromende studenten.
U antwoordde op mijn schriftelijke vraag van 9 november 2011 dat het onderwerp nog niet formeel aan bod is gekomen op de vergaderingen van de directeurs-generaal van het hoger onderwijs, maar dat het aspect balanced mobility wel werd opgenomen in de draft mobiliteitsstrategie hoger onderwijs, die op 27 april werd goedgekeurd op de ministeriële conferentie in Boekarest 2012. Daarin wordt gesteld dat landen die een bestaand onevenwicht onhoudbaar vinden, aangespoord worden onderling een oplossing te vinden.
Minister, ik vind dat een ietwat zwakke formulering in die resolutie. In de Raad van Europa ligt er momenteel een resolutie voor om die mobiliteit binnen het Europese hoger onderwijs te versterken, vergroten, budgettair mogelijk te maken, zeker met de landen die nog verder in het oosten liggen. Dan dringt zich snel een systeem op waarbij we ernstig nadenken over de balanced mobility.
Zowel in het Europese hoger onderwijs als binnen de Europese Unie wordt het vrije verkeer van personen als een absoluut principe naar voren geschoven. De sociale dimensie die er in een bepaald beleid aanwezig is, in dit geval in ons hoger onderwijsbeleid, waartoe we een heel gemakkelijke, open, democratische toegang hebben, zou echter misschien onder druk kunnen komen. Dat probleem dreigt zich ook in de dienstensector voor te doen. Als we daar niet snel een duidelijk antwoord op krijgen, dreigt de evolutie in Europa te zijn dat alle landen zullen worden gedwongen zich te oriënteren naar wat gemeenschappelijk aanwezig is. Dat gemeenschappelijke zal waarschijnlijk niet of zelden de lage, open en sociaal vriendelijke, beperkte drempel zijn die er in ons hoger onderwijs is.
Minister, verwacht u een significante toename van de instroom van Nederlandse studenten bij het wegvallen van de studiebeurs in de masters? Verwacht u capaciteitsproblemen? Coördineert u over dit onderwerp met uw Nederlandse collega? Kunt u een soortgelijke schatting maken met betrekking tot instroom, uitstroom en nettokost voor de Vlaamse overheid? Werd het onderwerp opnieuw ter sprake gebracht op de vergaderingen van de directeurs-generaal van hoger onderwijs? Wat is de tendens van die besprekingen? Welk standpunt hebt u op de ministeriële conferentie verdedigd met betrekking tot het aspect balanced mobility? Bent u voorstander van een intra-Europees verrekeningssysteem?
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Voorzitter, ik sluit me bijzonder graag aan bij de vragen van de heer Sannen. Ik heb zelf ook al vragen gesteld over deze problematiek, zowel hier als tijdens de plenaire vergadering.
Ook wij stellen vast dat in verschillende Europese landen de toegangsdrempels naar het hoger onderwijs worden verhoogd. Daar kunnen we niets aan doen. We hebben wat dat betreft geen wetten te stellen in andere landen.
Heel wat Nederlandse studenten vinden inderdaad de weg naar het Vlaamse hoger onderwijs. Op zich is het een goede zaak dat de mobiliteit van de studenten toeneemt. Als de reden echter van financiële aard is, is dat misschien niet interessant. Prijsconcurrentie tussen regios is niet het juiste instrument voor het versterken van de mobiliteit. Het valt ook nog maar af te wachten welke studenten je daarbij aantrekt. Blijkbaar zijn de slaagcijfers voor de Nederlandse studenten in Vlaanderen absoluut niet hoog.
Wat kunnen we doen om de effecten van de intra-Europese studentenmobiliteit op te vangen? We zijn uiteraard gebonden aan een bepaalde regelgeving. Hogere inschrijvingsgelden zijn voor ons absoluut geen optie.
Mijnheer Sannen, u haalt in dat verband wel de interessante piste van het verrekeningssysteem aan. Minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord op de haalbaarheid daarvan.
Ik wil ook graag uw aandacht vragen voor de Open Universiteit. U zegt dat u frequent overleg pleegt met uw Nederlandse collega. Daarom wil ik graag het dossier van de Open Universiteit onder uw aandacht brengen. Blijkbaar gaan er in Nederland stemmen op om dat te privatiseren.
Er is toch wel samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Die samenwerking zorgt ervoor dat Vlaamse studenten de kans hebben om het Nederlandse aanbod te volgen met Vlaamse begeleiding. Ik wil u vragen dat dossier nauwgezet op te volgen en te anticiperen bij bepaalde beslissingen die de Nederlandse overheid neemt. Ik weet dat het in de marge van deze vraag is, maar het is toch een bedenking.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik zal met dat laatste dossier beginnen. Ik heb mijn Nederlandse collega, ontslagnemend staatssecretaris Halbe Zijlstra, telefonisch gesproken over het dossier van de Open Universiteit. Ze hadden inderdaad plannen, die hij zou overmaken zodat we die konden bekijken. Het is uiteraard een beslissing van de Nederlandse regering. Dat was voor de val van het Nederlandse kabinet. Ik ga ervan uit dat al die plannen on hold zijn in afwachting van de verkiezingen in september in Nederland, tenzij het is opgenomen in de besparingsvoorstellen die ze daar de komende dagen gaan goedkeuren, dat weet ik niet. Hij had in elk geval beloofd om het over te maken, zodat we het tijdig kunnen bekijken.
Ik ga verder met de vraag van vandaag. In 2009-2010 studeerden 4569 Nederlandse studenten in de Vlaamse hogescholen en universiteiten. Voor 2010-2011 waren dit er 5101 en voor 2011-2012 denken we dat het er 5651 zijn. Dat betekent dat er telkens een stijging is van 11 procent. De studiebeurs voor Nederlandse studenten die een masteropleiding willen volgen, zou worden vervangen door een studielening. Het financiële voordeel om naar Vlaanderen te komen, is dan vooral gelegen in het verschil in studiegeld, ongeveer 1133 euro. Wij verwachten geen massale instroom van Nederlandse studenten. Daarnaast waren er ook plannen om de strengere toegangsregels te versoepelen, bijvoorbeeld in de geneeskunde. Op dit moment is het onduidelijk welke van de voorgestelde maatregelen ook effectief door de nieuwe Nederlandse regering uitgevoerd zullen worden.
Wij verwachten de eerstvolgende jaren, met het nodige voorbehoud en voorzichtigheid, geen significante capaciteitsproblemen die te wijten zijn aan de instroom van Nederlandse studenten, omdat het aandeel van de Nederlandse studenten in de totale studentenpopulatie aan onze hogescholen en universiteiten relatief beperkt blijft: 1,78 procent aan de hogescholen en 3,32 procent aan de universiteiten, berekend ten opzichte van het aantal diplomacontracten in initiële opleidingen. Daarenboven wordt het toegangsbeleid in Nederland ook aangepast, wat voor minder diplomamobiliteit kan zorgen vanuit Nederland.
Ik heb dit thema besproken in het kader van het ministercomité bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Daar wisselen we regelmatig informatie uit over beleidsontwikkelingen. In een telefonisch gesprek met mijn collega Zijlstra heb ik daarover ook al eens gesproken. Ook hij schatte in dat maar een beperkt aantal Nederlandse studenten naar Vlaanderen zou komen.
Zoals gezegd studeren er 5101 Nederlandse studenten in Vlaanderen. We hebben ongeveer 2162 Vlaamse studenten die studeren aan Nederlandse universiteiten of hogescholen. Dat betekent dat de Nederlanders met 3000 meer zijn bij ons. Dat is dus het nettoverschil. De primaire geldstroom aan universiteiten en hogescholen in Vlaanderen bedraagt 1,3 miljard euro.
Op basis van deze gegevens zouden we een schatting kunnen maken, maar die zou niet correct zijn. Het financieringssysteem is immers geen lineair systeem waarbij één student een bepaald bedrag vertegenwoordigt. Het is een verdelingsmechanisme op basis van onderwijs- en onderzoeksparameters, vaste gedeelten, zijnde de sokkels, variabele gedeelten en wegingsfactoren op basis van kenmerken van opleidingen en studenten. Een toename of afname van studenten zet zich dan ook niet lineair door in de financiering. Bovendien werken we met tijdvensters van vijf jaar. Het is dan ook onmogelijk om een kostprijs te berekenen. We zouden de kenmerken van elke inkomende en uitgaande student moeten aanpassen, wat toch veel tijd vergt en eigenlijk onmogelijk is.
Bovendien moeten we wel een beetje oppassen als we dergelijke berekeningen beginnen te maken. Indien elk land netto gaat berekenen wat mobiliteit kost of opbrengt ten aanzien van buurlanden of andere Europese partners, zouden we de Europese gedachte, die u ook zo dierbaar is, ondermijnen, mijnheer Sannen.
We hebben het onderwerp niet meer ter sprake gebracht op de afgelopen vergaderingen van de directeurs-generaal van het hoger onderwijs, omdat de meeste directeurs-generaal dat eigenlijk niet zon interessant thema vinden voor dat forum. Een kwestie als de selectieve toegang of de verhoging van de inschrijvingsgelden en de gevolgen daarvan voor andere overheden beroert eigenlijk enkel Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, de Franse Gemeenschap van België, de Vlaamse Gemeenschap van België en Nederland en Engeland versus Schotland binnen het Verenigd Koninkrijk. Alle anderen voelen zich daardoor niet aangesproken, waardoor zij dat ook niet zo meteen op de agenda wensen te plaatsen.
U weet dat ik mijn deelname aan de tweejaarlijkse ministeriële opvolgingsconferentie van het Bolognaproces in Boekarest heb moeten annuleren wegens de begrotingsbesprekingen. Om onze belangen want ik ga ervan uit dat het onze gezamenlijke belangen zijn bij die begrotingsbesprekingen te verdedigen, vond ik dat ik in Vlaanderen moest zijn en niet in Boekarest. Maar mijn vertegenwoordigers hebben mijn standpunt, dat op voorhand was doorgenomen onder andere met de studenten, met brio verdedigd, want we hebben zelfs Vlaamse amendementen doen aanvaarden.
Ik onderschrijf uiteraard het streven naar een evenwichtige mobiliteit binnen Europa en wereldwijd. Er zijn gesprekken op Europees niveau noodzakelijk, naar aanleiding van nationale beleidsmaatregelen en hun impact op de internationale mobiliteit. Dat moeten we zeker doen. U weet dat er ook een arrest-Bressol is, waarbij het Hof van Justitie heeft gezegd dat men beperkingen kan invoeren op inkomende studentenmobiliteit. Maar dat is gebonden aan voorwaarden. Het is mogelijk een ongelijke behandeling in te voeren wanneer die noodzakelijk is om een kwalitatief hoogstaande en voldoende toegankelijke medische dienstverlening te verzekeren. Het ging, als ik mij niet vergis, over de toegangsproef voor diergeneeskunde tussen de Franse Gemeenschap en Frankrijk. Het hof zegt dat het gevaar voor de kwaliteit van de medische zorgverstrekking bewijskrachtig moet worden aangetoond, met cijfers. Men moet die voorwaarde mutatis mutandis dus ook voor andere opleidingen toepassen.
Voor Vlaanderen zijn de financiële gevolgen voorlopig nog beperkt het verschil bedraagt nu 3000 netto-eenheden , zodat het opzetten van een intra-Europees verrekeningssysteem op dit moment dus niet aan de orde is. Het is wel een mogelijkheid en wij zullen een initiatief in die zin niet tegenwerken, maar wij moeten toch goed beseffen dat dit een enorme administratieve karwei is. Wij moeten goed nadenken vooraleer wij daarmee beginnen.
De heer Ludo Sannen : Ik reageer eerst op dat laatste. Wij kennen Nederland en de mercantiele benadering. Hoe het in de toekomst zal evolueren, weten wij niet. Maar zij zijn zelf vragende partij om samen met Duitse deelstaten een verrekeningssysteem op te starten. Men kan zich afvragen of het niet goed zou zijn om tezelfdertijd een verrekeningssysteem in Vlaanderen op te starten, al besef ik dat het aantal studenten op dit ogenblik nog geen probleem veroorzaakt. Maar dat kan veranderen, en wanneer het over 10.000 of 15.000 mensen zou gaan, wordt het onmogelijk om nog een goed verrekeningssysteem uit te werken. Omdat zij zelf vragende partij zijn om samen met Duitse deelstaten een verrekeningssysteem op te starten, kunnen wij beter nu de koe bij de horens vatten en voorstellen om samen dergelijk systeem op te starten.
Minister, de Europese gedachte is mij dierbaar. Ik ben een absolute voorstander van de vrijheid van verkeer van personen. Van mij mag iedereen hier komen studeren. En zij moeten niet meer bijdragen dan de Belgische of Vlaamse student. Men mag die vrijheid echter niet verabsoluteren. Ik zie niet in waarom wij in Europa niet zouden kunnen afspreken om van die studenten een andere of hogere bijdrage te vragen. Dat is geen voorstel om te beperken of te discrimineren. Het is wat vergelijkbaar met de woonproblematiek, met het Breitsohlarrest. Eigenlijk is dat wat onrechtvaardig, want het gevolg ervan is dat de minst sociale toestand op termijn de norm wordt. Wat huisvesting betreft, zullen wij ook btw op de grond moeten betalen, dat is het uiteindelijke resultaat. Het grote voordeel van de regeling hebben wij moeten bijsturen. Dat beangstigt mij.
Mijn voorstel is gerechtvaardigd, want u stelt dat maar een beperkt aantal landen daarin geïnteresseerd zijn. De andere landen zijn daarin niet geïnteresseerd omdat het inschrijvingsgeld er al te hoog is.
Minister Pascal Smet : Het is geen issue.
De heer Ludo Sannen : Zij zijn niet geïnteresseerd. Dat betekent dat bij die 27 Europese landen uiteindelijk een mentaliteit zal ontstaan die ervoor zal zorgen dat wij de toegangsdrempels zullen moeten optrekken. Dat baart mij zorgen. Van mij mag iedereen hier komen studeren, maar iedereen moet dan ook een bijdrage betalen. Wij doen dat via het inschrijvingsgeld en de belastingen; wie van elders komt, moet op een andere manier bijdragen. Ik ben een voorstander van mobiliteit, maar dat mag niet betekenen dat de sociale bescherming van een bepaald land wordt ondergraven. Hetzelfde mechanisme is aan het werk in de dienstensector, waar de arbeidsomstandigheden onder druk komen te staan. Ik vrees hetzelfde voor het onderwijs. Ik vrees dat wij in een evolutie terechtkomen waarbij wij ons op de middelmaat moeten richten, en onze voorsprong moeten opgeven.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.