Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 17/04/2012
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de dreigende sluiting van het Helpcenter bij het Instituut voor Tropische Geneeskunde en het wegvallen van laagdrempelig testen op hiv en soa
- 1604 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Voorzitter, minister, collegas, in februari heeft de plenaire vergadering een voorstel van resolutie over het uitwerken van een meer doelmatig en doeltreffend hiv- en aidsbeleid goedgekeurd. We hebben daarover ook een wat pittig debat gevoerd in deze commissie. Dat de inhoud van deze resolutie zeer actueel is, mag blijken uit het feit dat een structurele oplossing voor de financiering van een proactief testbeleid vanuit de gemeenschappen, zich opdringt.
Enkele weken geleden raakte bekend dat de Federale Regering de subsidiering van de drie laagdrempelige testcentra voor hiv in ons land het Helpcenter van het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, Elisa in Brussel en Sida Sol in Luik dreigt te schrappen. Even was er paniek omdat de bevoegde minister niet voorzien had in enige overgangsmaatregelen. Intussen zijn de subsidies zij het zeer kortstondig toch verlengd.
Voor Vlaanderen betekent dit concreet dat het Helpcenter van het Instituut voor Tropische Geneeskunde met sluiting wordt bedreigd. In dat centrum kunnen mensen zich gratis en anoniem op hiv en soas laten testen, en ze krijgen er ook begeleiding. Het Helpcenter voor laagdrempelige hiv- en soa-consultaties is destijds opgezet als een vijfjarig experiment om mensen te helpen met anonieme en gratis hiv-testen en van daaruit een definitieve oplossing uit te tekenen.
Het centrum is een succes, in de eerste plaats omdat men er bijvoorbeeld als mogelijk besmet mens minder in de kijker loopt dan in een ziekenhuis of een aidsreferentiecentrum (ARC). Bovendien combineert het Helpcenter preventie, behandeling en psychische begeleiding: drie elementen die bij hiv- en soa-problemen erg moeilijk uit elkaar te halen zijn.
Minister, toch is dat laatste exact wat dreigt te gebeuren. Wanneer het Helpcenter zijn deuren sluit en dat zou al op 1 juli het geval kunnen zijn want, zo vernam ik, het huurcontract werd reeds opgezegd wordt hiv- en soa-ondersteuning weer over het Vlaamse land verspreid. Preventie zou aan de gemeenschappen worden toegewezen en de behandeling wordt aan de aidsreferentiecentra overgelaten omdat die zich in eerste instantie op het medische aspect richten. Post-exposure prophylaxis (PEP), dat zich op de grens tussen preventie en behandeling bevindt ook daarover hebben we het hier al een aantal keren gehad , zou eveneens aan die laatste medische instellingen worden toegewezen. Die zouden voortaan trouwens ook voor de psychische begeleiding moeten instaan, hoewel de ervaring leert dat dit niet op hetzelfde niveau gebeurt als het Helpcenter.
Collegas, minister, het werkveld reageert negatief op dit nieuws. Behalve uiteraard het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG), zien zowel çavaria als Sensoa de nakende sluiting als een slechte evolutie, temeer omdat de homospecifieke gezondheidszorg op die manier wordt afgebouwd, net wanneer gepleit wordt om deze uit te breiden wegens het jaar na jaar stijgende aantal hiv-besmettingen bij mannen die seks hebben met mannen. Bovendien gaat dit ook in tegen de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Het is nog niet eens zo lang geleden dat bekend raakte dat de geslachtsziekte chlamydia aan een spectaculaire opmars bezig is bij jongeren. Liefst een op twintig is besmet. Daarmee lijkt de rol en de noodzaak van een anoniem laagdrempelig testcentrum op hiv en soa nogmaals bevestigd.
Minister, ik wil u vanuit een grote bezorgdheid een aantal vragen stellen. Wat is de stand van zaken in dit dossier? Hoe ziet de toekomst voor het Helpcenter van het ITG eruit? Hebt u reeds overlegd met uw federale collega van Volksgezondheid, zoals in de resolutie werd gevraagd, om een overgangsperiode inclusief dito maatregelen en bijhorende financiering uit te werken? Zo ja, wat is daaruit gekomen? Hoe gaat u het Helpcenter op een structurele manier proberen in te bedden in uw beleid rond hiv/aids en soa, uiteraard rekening houdend met de vragen van dit parlement zoals verwoord in de resolutie die ik daarnet heb aangehaald?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans : Ik wil me zeer uitdrukkelijk aansluiten bij de vraag van de heer Roegiers. We hebben de resolutie inderdaad uitvoerig behandeld. Een van de grote bekommernissen die daarin is opgenomen, is dat de laagdrempelige testmogelijkheden zeker belangrijk zijn, ook in de verdere bestrijding van hiv en aids. Als nu blijkt dat door federale maatregelen zeer zinvolle en goede initiatieven niet kunnen worden voortgezet, dan is het een taak voor Vlaanderen, waar preventie een zeer belangrijk onderdeel van het beleid is, om daar verder op in te zetten en verder zelf initiatieven rond te nemen. We hebben enerzijds de testcentra, maar anderzijds wil ik ook wijzen op de rol van de huisartsen in dit verband. Minister, ik had graag van u vernomen of er al verdere stappen zijn gezet en wat de planning zal zijn in verband met overgangsmaatregelen of het structureel opnemen in ons eigen beleidsdomein.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Zoals u aangeeft, is er sprake van een tijdelijke verlenging. Naar aanleiding van een overleg met federaal minister Onkelinx begin februari 2012 is voorzien in een overgangsperiode in continuïteit tot 1 september 2012. In tussentijd wordt bekeken wat nodig en mogelijk is, zowel door de federale overheid als door de verschillende gemeenschappen en gewesten die betrokken zijn en die door de federale minister hierover een voor een worden aangesproken.
Hoe de toekomst voor het Helpcenter van het ITG eruit zal zien, kan ik vandaag nog niet concreet aangeven. Wel stelde ik het instituut alvast de vraag om, bij wijze van voorbereiding, een analyse te maken van zijn activiteiten, in het licht van een eventuele overheveling, en te proberen een onderscheid te maken tussen preventieactiviteiten en behandeling. Ik wacht deze analyse op dit ogenblik nog af.
Het overleg is wel degelijk gehouden begin februari 2012. De conclusie ervan was de overgangsperiode tot 1 september 2012. Er is omtrent deze problematiek in tussentijd geen nieuw overleg met mijn federale collega geweest.
Ik kan helaas nog geen uitspraken doen over de activiteiten en subsidiëring die de Vlaamse overheid al dan niet zal overnemen. Daarvoor wacht ik de analyse van het instituut af en ook het verloop van de verdere contacten met mijn federale collega en de bespreking op het niveau van de interministeriële conferentie. In Brussel en in Luik lopen er immers gelijkaardige initiatieven en is men geconfronteerd met gelijkaardige problemen. Alleszins wil ik op basis van de analyse van het ITG de budgettaire oefening en de inhoudelijke overweging maken om te kijken of en hoe een helpcenter aansluit bij het Vlaamse beleid inzake seksuele gezondheid en de beleidsprioriteiten die daarin passen.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is duidelijk dat u nog niet echt veel duidelijkheid kunt of wilt verschaffen. Er heeft een gesprek plaatsgehad. Voorlopig zijn er geen andere gesprekken. De problematiek blijft natuurlijk wel acuut. U hebt een analyse gevraagd. Dat lijkt me een stap in de goede richting. De vraag is wanneer die analyse klaar zal zijn en wat u daarmee zult aanvangen.
Het is duidelijk dat u een analyse moet afwachten voordat u daar een standpunt kunt over innemen, maar het probleem blijft wel erg acuut. U hebt zelf de datum van 1 september 2012 naar voren geschoven. Als ik het goed begrijp, betekent dit dat we voor die datum toch een oplossing zullen moeten hebben, wat ook die analyse is. Desnoods zegt u dat het gedaan is, dat het moet worden afgebouwd en dat het wordt gesloten. Ofwel probeert u het te continueren. Het is mij en ook het centrum in kwestie absoluut niet duidelijk hoe ze zich hier verder moeten op voorbereiden. Wanneer zal die analyse klaar zijn? Hoeveel tijd, minister, denkt u nodig te hebben om die analyse te doorgronden en eventueel in te plannen in uw eigen beleid? Ik vind dit echt wel belangrijk.
Minister Jo Vandeurzen : Ik suggereer absoluut niet dat dit niet belangrijk is. Ik heb een afspraak willen maken met het instituut. Die mensen hebben me gezegd dat het niet opportuun is omdat ze in overleg zijn met de federale minister. Ik wacht op die analyse. Hoe kunnen we een budgettaire inschatting maken als we daar geen kennis van krijgen?
De heer Jan Roegiers : Dat zeg ik ook. Die analyse lijkt me een eerste stap. De vraag is wanneer die analyse op uw kabinet aankomt en hoeveel tijd u nodig denkt te hebben om een beslissing te nemen.
Minister Jo Vandeurzen : Minstens drie centra en alle gemeenschappen zijn met gelijkaardige problemen geconfronteerd. We moeten nagaan welke aanpak elders wordt overwogen en of er gelijkenissen of verschillen zijn in de gehanteerde aanpak.
Op de interministeriële conferentie zou daar zeker over moeten kunnen worden gesproken. Mijn collega heeft gezegd dat er in mei een interministeriële conferentie is. Daar zullen we zeker proberen dat aan de orde te krijgen.
In september is er een deadline. Met de betrokken partijen, inclusief de federale overheid, zullen we moeten bespreken hoe we voor de continuïteit kunnen zorgen.
De heer Jan Roegiers : Minister, die laatste aanvulling is voor mij een houvast. In mei is er een interministeriële conferentie en u engageert zich om dat daar ter sprake te brengen. Dat is voor mij een formeel engagement, waarover ik nadien graag verder debatteer met u.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.