Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 26/04/2012
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over Flanders Port Area
- 1578 (2011-2012)
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Voorzitter, minister, collegas, ik heb de schriftelijke versie van mijn vraag heel kort geformuleerd, maar staat u mij toe om ze mondeling wat beter te schetsen, uiteraard met behoud van de vraagstelling. Ik eindig dus met de vragen zoals ik ze u schriftelijk heb bezorgd, en zo hoort het ook.
Uw voorganger, de huidige minister-president Peeters, had een droom. Hij had de droom om de vier Vlaamse zeehavens, Oostende, Zeebrugge, Gent en Antwerpen aan te zetten tot maximale samenwerking. Die droom werd in 2007 vorm gegeven door het opstarten van een project en dat heette toen Flanders Port Area. Tot op vandaag is dat volgens mij nog steeds officieel de benaming. Ondertussen zit er al wat ruis op de droom. Zes jaar later is er niet meer veel over van wat de toenmalige minister bevoegd voor de havens, beoogde.
Ik verklaar mij nader. In 2007 had ik het voorrecht om mee aan tafel te schuiven, maar vanuit een andere hoedanigheid, namelijk als voorzitter van de haven van Gent. Toen hebben we veelvuldig vergaderd met minister Peeters, zijn kabinet, de vier havenbesturen en de werkgevers van de vier havens, over de vraag wat we samen kunnen doen. De vraag werd toen, in den beginne, vrij extensief ingevuld. Ik herinner me dat we op een bepaald ogenblik, in een van de vele mooie kastelen die Vlaanderen rijk is, een hele reeks doelstellingen hebben geformuleerd. In de periode 2007-2012, dat is de periode tijdens dewelke de havenbesturen ook politiek hun bevoegdheden kunnen uitputten want die loopt samen met de legislatuur van de gemeenten , zouden we vorm geven aan dat idee, aan die droom. In den beginne waren we het allemaal eens, de ene al wat meer dan de andere, om samen te werken. Maar van in den beginne was het ook al wel duidelijk dat het voor de Antwerpse haven minder evident was dan voor de andere.
Minister, u hebt de droom van de minister-president niet overgenomen, dat is duidelijk, maar ik voel dat u de droom ook een andere richting geeft. Waar de droom eerst werd omschreven als een Flanders Port Area, spreekt u steeds vaker van een Area of Flanders Ports. Het lijkt een woordspelletje, maar dat is het absoluut niet. De twee omschrijvingen dekken een andere lading. De eerste vlag is duidelijk. Het is een vlag die de lading dekt van samenwerking en van afstemming. De tweede vlag dekt eerder de lading van het samengaan van individuele havens met hun individuele verzuchtingen waarbij alleen maar een doorsnede wordt gezocht waar die door de vier havenbesturen wordt aangeboden. Het tweede concept is veel defensiever dan het eerste, het oorspronkelijke concept.
Mijn vraag is vooral geïnitieerd door wat eind februari in de pers stond en in de havenkringen weer op alle banken lag, namelijk de vraag hoe ver we gaan met de samenwerking. De criticasters van de samenwerking hebben het vooral over het feit dat concurrentie tussen de havens goed is. Zeker als liberaal voel ik mij dan aangesproken. De havenbaas van Antwerpen, Bruyninckx, zegt: In welke mate worden we er beter van wanneer we de concurrentie tussen de havens wegnemen, want juist door de concurrentie worden we sterker, zitten we veel korter op de bal en zijn we veel assertiever bij het aantrekken van goederenstromen? Ja, maar, minister, moet de concurrent niet worden gezocht buiten Vlaanderen?
Wat is de opdracht van de vier havenbesturen? Hun opdracht is het genereren van Vlaamse welvaart. De Vlaamse welvaart wordt omschreven door Vlaanderen als deelstaat. En dus stel ik me de vraag of het wel zo verstandig is om de concurrentie binnen Vlaanderen te zoeken. Is het wel zo verstandig dat Antwerpen de concurrentie aangaat met Zeebrugge en omgekeerd, want dat zijn de hoofdspelers wanneer het om concurrentie gaat? Moeten we de concurrentie of de concurrent niet veeleer zoeken in het buitenland, in Rotterdam, Hamburg, Shanghai, Osaka, Nagoya en de vele andere havens in de wereld die goederenstromen aantrekken? Dit is dus een eerste vraag, minister: vindt u ook niet dat de concurrentie vooral in het buitenland moet worden gezocht en veel minder in de eigen Vlaamse regio?
Ik heb nog een tweede bedenking. Vindt u het als minister bevoegd voor de havenbesturen, de meest efficiënte en effectieve oplossing om een beleid neer te zetten door niet samen te werken? Daar komt het gaandeweg immers op neer: er wordt heel weinig samengewerkt. Is het niet zo dat wanneer u inderdaad Flanders Port Area zou kunnen opladen en zou kunnen omvormen tot een geoliede machine met vier cilinders van eenzelfde motor, u dan het Vlaams havenbeleid waaraan u gestalte wilt geven, veel efficiënter en effectiever kunt implementeren? Dat is mijn tweede vraag.
Mijn eerste vraag is dus: moet de concurrentie niet veeleer in het buitenland dan in het binnenland worden gezocht? En de tweede: kan uw Vlaams havenbeleid niet veel beter geïmplementeerd worden wanneer de vier havens inderdaad misschien zelfs voor een stukje gedwongen worden om meer dan vandaag het geval is, samen te werken?
En dan wil ik eindigen met het citeren van een artikel dat de directe aanleiding was voor mijn vraagstelling. De Vlaamse havens moeten verregaand integreren. Of zelfs fuseren, zegt Johan Vande Lanotte. De minster van Economie zit daarmee op de lijn van de havenbesturen van Zeebrugge en Gent, de havenklanten Maersk en CMA-CGM, de containerbehandelaar PSA en Vlaams minister Hilde Crevits. Eén man is tegen: Eddy Bruyninckx, topman van de Antwerpse haven. Dat was de subtitel van het artikel.
Ik zal niet het hele artikel voorlezen, maar toch nog de volgende passage: In januari pleitte de topman van APM Terminals (Maersk) in Zeebrugge, Paul Jacob Bins, voor een verregaande samenwerking tussen de drie Vlaamse havens. Tegen de expansie van Rotterdam en de Duitse havens. Tegen Haropa, het nieuwe samenwerkingsmodel van de Franse havens Le Havre, Rouen en Parijs dat bedoeld is om Antwerpen te treiteren. De drie Vlaamse havens profileren zich best als één haven als een New Port of Antwerp willen ze marktaandeel terugwinnen, zegt Bins. Applaus alom. Zowel bij de Zeebrugse havenbaas Joachim Coens als bij de Gentse haventopman Daan Schalk. Al valt over de structuur nog een en ander te zeggen. Ook het kabinet van de bevoegde Vlaamse minister Hilde Crevits kan zich in dat gedachtegoed vinden, al laat ze bang om bruggen op te blazen dat niet zo expliciet horen. Federaal minister Johan Vande Lanotte heeft minder schroom om Bruyninckx tegen de haren te strijken. In TerZake parafraseerde hij vrijdagavond de woorden van Bins. We bieden ons in verspreide slagorde aan. Antwerpen kijkt wat Zeebrugge binnenhaalt en omgekeerd. De baseline van de voorzitter van de haven van Oostende was duidelijk: zo kan het niet langer. Er is een verregaande integratie nodig tussen de havens, misschien zelfs een fusie. Gedaan met politiek oude stijl.
Ik moet wel vaststellen dat iedere keer dat ik in 2007, 2008 en 2009 aan tafel schoof om hierover te praten met de andere havens, ik Johan Vande Lanotte nooit heb ontmoet, maar dit terzijde.
Het artikel eindigt als volgt: Minister Crevits start in maart gesprekken met de vier havenbazen inclusief Oostende om te kijken hoe de samenwerking kan worden opgevoerd. In een tweede fase worden ook de havenbedrijven uitgenodigd. Mogelijk wordt Bruyninckx al vroeger aan de tand gevoeld.
En zo kom ik op de vraag of u die gesprekken in maart hebt gevoerd. Zo ja, wat is het resultaat van die gesprekken?
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Mijnheer van Rouveroij, u had het over de droom van de minister-president die ik niet overgenomen, maar gewijzigd heb. Als ik keuzes maak, probeer ik me zo goed mogelijk te informeren en zo goed mogelijk te luisteren naar wat er leeft op het terrein. Bij het begin van de legislatuur heb ik op een bepaald moment gezegd dat Flanders Port Area misschien moet worden benaderd als een area of ports. Die uitspraak deed ik nadat ik eerst heel goed de vier CEOs van de havenbedrijven had gehoord.
Vlaanderen is een regio van havens. We hebben een hanzeatische traditie. Naar aanleiding van een vraag om uitleg nog niet zo lang geleden hebben we daarover gediscussieerd. De heer Penris was daar toen bij aanwezig. In onze decreetgeving staat ook dat men concurrentieel kan zijn. Dat is ook de sterkte van onze vier havens.
We hebben ervoor gekozen om Flanders Port Area te benaderen in die zin dat Vlaanderen een regio is van havens. We moeten nagaan wat de gemeenschappelijke strategie is om ervoor te zorgen dat onze vier havens sterk staan in de wereld. Dat is een ander pleidooi dan wanneer we zeggen dat we van onze vier havens één haven maken.
Ik heb die uitspraak gedaan na zeer grondig overleg met de havenbedrijven zelf. In de beleidsbrieven en de beleidsnotas is een weerslag te vinden van de wijze waarop het overleg is verlopen en van de wijze waarop we tot die keuze zijn gekomen.
Een aantal maanden geleden is er een vraag gesteld omdat er wat fricties bestonden over sommige punten inzake Flanders Port Area. Dat was ook het geval. Zeker in tijden waarin het wereldwijd economisch wat minder goed gaat, voelt men dat ook de eigen havens wat meer op zichzelf terugplooien. Ik heb toen het engagement genomen om die havenbedrijven bij mij te roepen. Ik had in mijn agenda een concrete datum ingeschreven om niet alleen de havens maar ook een vertegenwoordiging van de havenbedrijven te horen. Die vergadering is niet kunnen doorgaan omdat niet iedereen erbij kon zijn. In dat geval heeft het weinig zin om samen te gaan zitten.
Een week later waren er de problemen met de loodsen. Er waren stiptheidacties van de loodsen en tegelijkertijd organiseerden de maritieme dienstverleners een staking. Uit de brieven die ik heb ontvangen van de vertegenwoordigers van de havenbedrijven bleek dat het loodswezen voor hen net een van die zaken was waarover moest worden gepraat. Ik heb daar tijdens een plenaire vergadering al een en ander over uitgelegd.
Het thema van de loodsdiensten staat heel hoog op de agenda wanneer het gaat over samenwerking en slagkracht ten aanzien van de buitenwereld. Aangezien de havenbedrijven en de CEOs van de havens expliciet hadden gevraagd om bij dat havenloodsoverleg te worden betrokken, heb ik beslist om tijdens de daarop volgende weken zowel de CEOs van de havens als een vertegenwoordiging van de bedrijven bij het loodsoverleg te betrekken. Vanmorgen heeft daarover nog een vergadering plaatsgevonden op mijn kabinet.
Mijnheer van Rouveroij, dat overleg is gepland voor 27 of 28 mei. Het was de bedoeling om de resultaten mee te nemen van het overleg dat we hebben gevoerd over de loodsproblematiek.
Het aangekondigde gesprek ten gronde over de manier waarop we dat verder zullen aanpakken, is doorkruist door het loodsgebeuren. Ik heb het overleg om die reden ook gepland eind mei. Ik kan u vandaag dan ook nog niet zeggen welke keuze er is gemaakt. Er was een duidelijke oproep vanuit de bedrijfswereld waarin wordt gevraagd naar een meer doorgedreven samenwerking tussen de havens. Ik heb die oproep gehoord. Het is mijn bedoeling daar actief mee aan de slag te gaan. Het is echter ook belangrijk dat ik nu nog een aantal weken de tijd krijg om het loodsoverleg te laten plaatsvinden en dan eind mei een groot overleg te organiseren.
U vraagt ook of niet vooral moet worden geconcurreerd met het buitenland of met de omliggende regios. U kent de Gentse haven goed. U weet dan ook dat er vandaag heel wat samenwerkingsverbanden bestaan, ook tussen de Vlaamse havens. Er bestaan ook samenwerkingsverbanden tussen bijvoorbeeld Gent en Zeeland Seaports. Her en der zijn er dus een aantal goede samenwerkingsverbanden. De havens investeren heel uitdrukkelijk in elkaar. De tijd is echter evengoed rijp om een aantal lijnen voor de toekomst uit te zetten.
Mijn voorganger, toenmalig minister Peeters, heeft ooit gezegd dat als havens op reis gaan, een code of conduct ervoor moet zorgen dat ze niet gaan concurreren in het buitenland. Toch zijn de havens in 2007 en 2008 hun eigenheid blijven behouden. Ze zijn altijd autonome en op zich staande bedrijven geweest die zo goed mogelijk handel dreven maar elkaar daarbij in geen enkele mate bekampten. Dat zijn de basisregels die ook vandaag nog altijd gelden. Wat de samenwerking tussen de havens betreft, verwijst u in het bijzonder naar de haven van Antwerpen. Het lijkt me goed om het debat daarover ook eens puur economisch te benaderen en na te gaan wat de meerwaarde zou kunnen zijn indien men ook op structureel vlak grondiger zou samenwerken. Dat zijn zaken die we eind mei zullen bespreken.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Minister, ik zal nog eens terugkomen op dit thema zodra u met de havenbazen hebt gepraat. Het belangrijkste uit uw antwoord is echter dat u aanvoelt dat er naar een tweede versnelling moet worden geschakeld. Nu blijven we een beetje ter plaatse trappelen. Daar zijn we niet mee gebaat. We moeten dan ook keuzes maken. Ofwel gaan we in de ene richting en blijft het allemaal heel vrijblijvend. Ofwel proberen we er toch iets van te maken. In het geval dat u naar een tweede versnelling wilt schakelen, kunt u zeker rekenen op de havens van Gent, Zeebrugge en Oostende. De insteek die u geeft inzake een economische benadering, is goed. De haven van Antwerpen stelt zich de vraag of we daar beter van worden. Ik wil die we anders invullen. Voor mij staat wij voor Vlaanderen. Als Vlaanderen beter wordt van meer samenwerking, dan moeten we dat zeker doen en ook de haven van Antwerpen op dat spoor zetten. Als dat niet het geval is, dan is er geen enkele reden om dat te doen. Laten we het dus niet emotioneel, maar zakelijk bekijken.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Een aantal maanden geleden heb ik me naar aanleiding van een vorige vraag om uitleg geëngageerd om met de havens samen te komen en na te gaan op welke manier we een hogere versnelling kunnen nemen. Ik vind het echter heel belangrijk om het overleg een kans te geven. Ik wil het overleg op een goed gedocumenteerde wijze aangaan. Ik heb me ook geëngageerd ten aanzien van de havenbedrijven. Het overleg gebeurt dus op twee niveaus: in een eerste fase met de vier CEOs en in een tweede fase met de havenbedrijven erbij. Het feit dat de havenbedrijven nu al betrokken zijn bij het loodsoverleg zorgt voor een speciale dynamiek. We zijn eigenlijk al een beetje aan het roderen. Dat loodsdossier is er plots bij gekomen. De CEOs zien elkaar vaak, ook op mijn kabinet, want er wordt vrij intens overlegd. Misschien kan dit iedereen op weg zetten om hopelijk tegen eind mei tot goede conclusies te komen, hoewel die datum nog niet is bevestigd.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Een tweede dossier zoals de loodsen, zijnde havenarbeid, brengt hen ook samen. Het is heel gevoelig, maar ook daar trekken ze meestal aan hetzelfde zeel. Daar kan ook samenhorigheid ontstaan.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.