Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 27/03/2012
Vraag om uitleg van de heer Hermes Sanctorum tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de emissiehandel voor luchtvaartmaatschappijen en de omzetting van de betreffende Europese richtlijn
- 1504 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, het dossier van de emissiehandel voor luchtvaartmaatschappijen blijft aanslepen. Er is de Europese richtlijn. Maar, zoals zo vaak in dit complexe land, volgt dan de discussie over de verdeling. In dit geval gaat het vooral over de verdeling van de lusten. Het is een heel complex dossier geworden, waarin gewesten en de federale overheid onderling tegenover elkaar staan via allerlei juridische procedures, het Grondwettelijk Hof, de Raad van State enzovoort.
Het Grondwettelijk Hof vernietigde het Vlaamse Luchtvaartdecreet. De argumentatie was duidelijk: de emissies van de vliegtuigen vinden, door de beperkte oppervlakte van het Vlaamse Gewest en door de weinig ontwikkelde binnengewestelijke luchtvaart, hoofdzakelijk in het luchtruim buiten het Vlaamse Gewest plaats. Ik heb begrepen dat het Vlaamse Gewest ondertussen naar de Raad van State is getrokken om een federaal besluit van eind vorig jaar te laten schorsen of te laten vernietigen.
Minister, er is nog altijd geen duidelijk kader. Er is ook geen samenwerkingsakkoord tussen de gewesten en het federale niveau. De vraag is natuurlijk wat dat in de praktijk betekent. Sinds 1 januari van dit jaar moest dat van kracht zijn.
Minister, wat is de stand van zaken? Hoever staat het? Komt het samenwerkingsakkoord er? Wat betekent dit specifiek voor de vliegtuigexploitanten? Zij moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Wat gebeurt er als dit kader niet geïmplementeerd is op het Vlaamse niveau? Wat zijn de mogelijke gevolgen voor Vlaanderen aangezien de Europese richtlijn niet van kracht is op ons grondgebied?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Sanctorum, er werd al uitvoerig geantwoord op een schriftelijke vraag hierover van mevrouw Gwenny De Vroe.
Het klopt dat hierover vandaag nog geen akkoord is tussen de gewesten en de federale staat. Het staat wel geagendeerd op de vergadering van het Overlegcomité van 28 maart 2012.
Door de samenloop van de deadline van 31 december 2011, die het Grondwettelijk Hof in zijn arrest had vooropgesteld, en het arrest van de Raad van State van 29 december 2011 dat het besluit vernietigde, kan het Vlaamse Gewest sinds januari 2012 zijn taken als bevoegde autoriteit niet naar behoren uitoefenen. Dat kan ook gevolgen hebben voor de vliegtuigexploitanten.
De federale staat heeft de arresten van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State aangegrepen om een beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen de Vlaamse ministeriële besluiten van 28 november 2011 houdende de totale hoeveelheid emissierechten die voor het jaar 2012 en de periode 2013-2020 worden toegewezen aan de verschillende vliegtuigexploitanten. Er is dus rechtsonzekerheid voor de vliegtuigexploitanten. Maar de situatie dreigt ertoe te leiden dat het Vlaamse Gewest geen sancties kan opleggen als vliegtuigexploitanten hun verplichtingen niet nakomen. Zo is de situatie sinds januari 2012.
Overeenkomstig artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de Commissie, die ervoor moet zorgen dat de verdragen worden nageleefd, bevoegd om juridische stappen te ondernemen tegen een lidstaat die zijn verplichtingen uit hoofde van het Europees recht niet nakomt. De inbreukprocedure begint met een verzoek om informatie aan de betrokken lidstaat, dat binnen een bepaalde termijn, meestal twee maanden, moet worden beantwoord. Wanneer de Commissie de informatie niet toereikend acht en tot de conclusie komt dat de betrokken lidstaat de verplichtingen niet nakomt, kan zij een formeel verzoek tot naleving van het EU-recht sturen. Dat is een met redenen omkleed advies. Daarin wordt de lidstaat, België, verzocht de Commissie binnen een bepaalde termijn, meestal twee maanden, de maatregelen mee te delen die zijn genomen om het EU-recht na te leven. Wanneer een lidstaat er dan niet in slaagt het EU-recht na te leven, kan de Commissie besluiten de lidstaat voor het Hof van Justitie te brengen. Indien een lidstaat door het hof wordt veroordeeld, moet hij de maatregelen nemen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest. In het specifieke geval van een lidstaat die de omzettingsmaatregelen niet tijdig heeft meegedeeld, kan de Commissie het hof verzoeken om al in zijn eerste arrest over de zaak een financiële sanctie op te leggen.
In een mededeling van november 2010 heeft de Commissie gesteld dat ze voortaan systematisch van die mogelijkheid gebruik zal maken. Het is volgens de mededeling haar voorlopige intentie om daarbij enkel een dwangsom en dus geen boete te vorderen. In het geval van de richtlijn hebben Vlaanderen en Wallonië de omzetting genotificeerd in de loop van de voorbije jaren, maar gerechtelijke procedures hebben ondertussen de juridische basis daarvoor aangetast of dreigen die aan te tasten. Het risico op het welslagen van een procedure door de Commissie op grond van artikel 260 is dus groot. De Commissie speelt als hoedster van de verdragen in het kader van het nieuwe artikel 260 in het voorstadium een doorslaggevende rol: het is aan haar om de procedure van artikel 258 in te leiden en die te combineren met een verzoek uit hoofde van artikel 260, door voor te stellen een forfaitaire som of een dwangsom te betalen. In tegenstelling tot de procedure van artikel 260 kan in dat geval de door het hof op te leggen sanctie niet hoger zijn dan de Commissie heeft aangegeven.
Het Vlaamse Gewest houdt rekening met een mogelijke toepassing van het substitutiemechanisme door het federale niveau. De artikelen 169 van de Grondwet en 16, paragraaf 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 voorzien in een substitutiemechanisme waardoor de federale overheid in de plaats kan treden van de gemeenschaps- en gewestoverheden wanneer de internationale aansprakelijkheid van de Belgische staat in het gedrang dreigt te komen. Het substitutiemechanisme kan alleen a posteriori worden ingesteld, nadat de Belgische staat door een internationaal of supranationaal rechtscollege werd veroordeeld wegens het niet-nakomen van een internationale verplichting. Als daaraan is voldaan, is de substitutiebevoegdheid facultatief, tijdelijk en met een verhaalrecht voor de door de staat gemaakte kosten.
Die voorwaarden staan opgesomd in artikel 16, paragraaf 3, van de bijzondere wet. Luidens dat artikel kan bij veroordeling door het Hof van Justitie van de EU de federale staat voor de uitvoering van het beschikkende gedeelte van de uitspraak in de plaats treden van de deelstaat. Daar zijn twee voorwaarden aan verbonden. Ten eerste moet de betrokken deelstaat ten minste drie maanden voordien bij een met redenen omkleed en in ministerraad overlegd KB in gebreke zijn gesteld. Ten tweede moet de betrokken deelstaat door de federale staat bij de gehele procedure betrokken zijn.
Het betreft ook een tijdelijk substitutierecht, aangezien de maatregelen ophouden gevolg te hebben vanaf het ogenblik dat de deelstaat zich schikt naar het beschikkende gedeelte van de uitspraak. In het geval van een veroordeling door een supranationaal rechtscollege wegens het niet aannemen van bindende wetgeving, zou dus een eventuele federale wetgevende akte op grond van de substitutie ophouden te bestaan wanneer een gewest ondertussen wel zijn wetgevende bevoegdheden uitoefent.
Dat is uiteraard een nogal complexe situatie, die de rechtszekerheid niet dient. Het is zelfs ultracomplex in het geval dat nu voorligt, aangezien volgens het Grondwettelijk Hof voor de omzetting van de richtlijn een samenwerkingsakkoord nodig is tussen de federale overheid en de gewesten. Tot op heden is het substitutiemechanisme nog nooit toegepast bij ons, laat staan dat het voor gevallen van omzetting via wetgeving praktisch mogelijk is. Ten andere ontbreekt er een wetgevend kader om het substitutierecht ook effectief uitvoerbaar te maken.
Morgen is er een vergadering van het Overlegcomité. Er zal verder gewerkt worden om tot een samenwerkingsakkoord te komen.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, bedankt voor uw antwoord. Dat ziet er dus niet goed uit. Als ik het goed begrijp, hangen er ons dwangsommen boven het hoofd. Hoeveel kunnen die bedragen? Ik veronderstel dat dat ook is vastgelegd.
Minister, dit is inderdaad een discussie die we in het verleden ook al hebben gevoerd. De vernietigde bepalingen, zoals ook door Vlaanderen vastgelegd, bleven wel bestaan, tot er een samenwerkingsakkoord zou zijn. Dat was dan uiterlijk tot 31 december 2011. Intussen zijn er alweer wat maanden gepasseerd, en dat samenwerkingsakkoord is er nog altijd niet.
Ik wil het zeker niet partijpolitiek spelen, maar CD&V speelt zowel in Vlaanderen, in Brussel als op federaal niveau een belangrijke rol. Dan begrijp ik niet dat er niet op een of andere manier een draagvlak kan worden gecreëerd over de grenzen van gewesten en federale overheid heen. Ik stel voor dat jullie, net als bij de discussie over de fantoombevoegdheden, eens overleg plegen onder CD&V-ministers.
De vergadering van het Overlegcomité vindt plaats op 28 maart. In het vernietigde VER-besluit (besluit inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen) lezen we: Met ingang van 2011 moet de vliegtuigexploitant tegen uiterlijk 31 maart van elk jaar een als bevredigend geverifieerd CO2-emissiejaarrapport indienen bij de bevoegde autoriteit.
Er zijn een aantal luchtvaartmaatschappijen die niet mee willen doen met dit emissiehandelsverhaal. Wat gebeurt er dan? Die moeten geen jaarrapport indienen, neem ik aan. Wat verder in het VER-besluit lezen we dat er een administratieve geldboete kan worden opgelegd zodra het jaarrapport niet wordt ingediend. Ik neem aan dat we ook die boete niet kunnen innen. Er is dus geen enkele sanctiemogelijkheid vanuit Vlaanderen ten aanzien van de luchtvaartexploitanten. Dat is onbegrijpelijk.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Sanctorum, dit heeft niets met partijpolitiek te maken. Ik vind het zelfs bijzonder jammer dat u dat op die manier probeert te vertalen. U draagt zelf ook verantwoordelijkheid in een aantal betrokken regeringen. Het zou goed zijn dat u mee naar oplossingen zoekt.
We willen er als Vlaanderen voor zorgen dat onze rechten, die wij menen te hebben, overeind blijven. Daar hebben we altijd alles voor gedaan. Van daaruit willen wij ook een samenwerkingsakkoord afsluiten. Maar om een akkoord af te sluiten, moet je met verschillende partijen zijn. Daar gaan we voor. We zullen zien hoe het morgen loopt. We gaan er in elk geval absoluut niet mee akkoord dat de rechten die ons toekomen, zomaar uit handen worden gegeven. Dat moet onze eerste bekommernis zijn, dat we over de rechten die ons toekomen, ook iets te zeggen hebben.
Dat heeft absoluut niets met partijpolitiek te maken. Ik vind het bijzonder eigenaardig dat u het daarover hebt. Het toont wel aan vanuit welke ingesteldheid u deze vraag hebt gesteld. Het toont ook aan dat u niet eens bekommerd bent om het leefmilieu of een oplossing voor de luchtvaartmaatschappijen, maar dat u het puur politiek wilt spelen. Dat is bijzonder triestig.
Het klopt dat wij niets kunnen doen. Wij hebben onze verantwoordelijkheid genomen. We hebben een besluit genomen. We moeten vaststellen dat dat vernietigd is. We hebben onszelf op zich niets te verwijten. Wij staan nog altijd recht in onze schoenen. We zullen zien welke oplossing eruit komt.
Ik zal nog navragen hoeveel de dwangsommen kunnen bedragen.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, u hebt mijn opmerking verkeerd begrepen. Het was zeker geen negatief verhaal. Het was integendeel bedoeld om een oplossing te zoeken: zou u niet beter eens bellen met uw CD&V-collegas op de andere niveaus?
Nu goed, dat is allemaal secundair. Op die manier probeert u de discussie een beetje opzij te schuiven. U bent als Vlaams minister van Leefmilieu bevoegd voor deze materie. En er is geen oplossing, voor een probleem dat al maandenlang aansleept. Het Grondwettelijk Hof heeft het Vlaamse Luchtvaartdecreet begin vorig jaar vernietigd. Ondertussen zijn we meer dan een jaar verder.
Ik kijk uit naar uw bijkomende antwoord op mijn vraag over de boetes. Ik heb duidelijk begrepen dat de luchtvaartexploitanten geen emissierapport moeten indienen en dat er geen boetes kunnen worden geïnd.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.