Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 27/03/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Cindy Franssen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de problematiek van de loopbaankloof naar aanleiding van Equal Pay Day
- 1500 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen : Voorzitter, minister, collegas, een goede week geleden was het Equal Pay Day. Tot die dag moeten vrouwen werken om aan het gemiddeld jaarloon te komen dat hun mannelijke collegas al in 2011 verdienden.
Of we van een viering kunnen spreken is dus de vraag. Dat Equal Pay Day dit jaar op 20 maart valt, betekent dat vrouwen gemiddeld 22 procent minder verdienen dan hun mannelijke collegas of bijna drie maanden langer moeten werken om hetzelfde jaarloon te verdienen.
Dat cijfer houdt weliswaar rekening met het loon van deeltijdse werknemers. Aangezien vrouwen meer deeltijds werken, resulteert dat in een lager gemiddeld maandloon voor vrouwen en wordt de loonkloof groter. Dat is een statistische nuance. Het heeft uiteraard ook een impact op het latere pensioen van vrouwen. Zelfs bij voltijds werkende mannen en vrouwen is er duidelijk sprake van niet-evenwaardige lonen. Daar zou de loonkloof, volgens de laatste OESO-cijfers, 9 procent bedragen. Op 10 jaar tijd is de loonkloof slechts met 6 procent verkleind en vergeleken met vorig jaar is er slechts een verbetering van 1 procent. Aan dit tempo zal het nog 22 jaar duren om de loonkloof te dichten.
Er moeten dus dringend meer stappen worden ondernomen. Het is ook deels federale materie. Een van de stappen werd genomen op federaal niveau door de Kamer, die op 8 maart een wetsvoorstel goedkeurde met een aantal maatregelen om de loonkloof te dichten. Ook het Vlaams regeerakkoord is ambitieus en in uw beleidsbrief 2011-2012 staan enkele maatregelen om de loonkloof-loopbaankloof aan te pakken. Het Vlaams Actieplan Bestrijding loopbaankloof mannen-vrouwen zou de loopbaankloof structureel moeten aanpakken.
Minister, in welke mate werden de aanbevelingen van de resolutie, die we enkele jaren geleden hebben goedgekeurd, betreffende de geïntegreerde aanpak van de loon- en loopbaankloof tussen mannen en vrouwen opgevolgd? Hoe zult u uw maatregelen afstemmen met uw federale collega? Wordt er al overleg gepleegd op een interministeriële conferentie? Heeft het Steunpunt Gelijkekansenbeleid gelijkekansenindicatoren gender geformuleerd om de nauwgezette opvolging van de oorzaken van de loonkloof mogelijk te maken? Werd er vorig jaar een nulmeting uitgevoerd? Wat zijn daarvan eventueel de resultaten?
Equal Pay Day 2012 legt dit jaar het verband tussen studiekeuze, loopbaan en loon. Welke maatregelen wilt u, ook als minister van Onderwijs, nog in de loop van deze legislatuur nemen voor roldoorbrekende studiekeuzes? Welke bijkomende maatregelen plant u voor de herwaardering en betere lonen voor zogenaamde vrouwensectoren en vrouwenberoepen?
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Minister, ik heb dit vorige week zijdelings aangeraakt naar aanleiding van mijn interpellatie over onder andere eerwraak in het kader van de Internationale Vrouwendag. Mevrouw Franssen heeft het zowel over de loonkloof als de loopbaankloof. Dat zijn twee totaal verschillende zaken. De redenen, oorzaken en gevolgen van de loopbaankloof zijn minder duidelijk dan die van de loonkloof.
Ik ga uiteraard akkoord met de stelling: gelijk loon voor gelijk werk. De loonkloof betekent dat er voor identiek hetzelfde werk een verschil is in betaling. Dat kan uiteraard niet, in onze maatschappij zeker niet. In verband met de loonkloof zou ik u dezelfde vragen willen stellen als mevrouw Franssen: welke maatregelen worden er genomen om die loonkloof te dichten?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : De resolutie waarnaar u verwijst, dringt aan op een geïntegreerde aanpak van de loon- en loopbaankloof. Dat is een noodzaak die ik volmondig onderschrijf en waarvan we tijdens deze legislatuur wel werk willen maken.
Zoals ik al geduid heb in mijn beleidsnota, ben ik ervan overtuigd dat de loopbaankloof enkel effectief bestreden kan worden wanneer er intensief wordt samengewerkt door alle betrokken partijen: de volledige Vlaamse Regering en haar diensten, de sociale partners, de actoren die actief zijn op de arbeidsmarkt en in het onderwijs, academische experten en een brede waaier aan middenveldactoren. Ik heb daarom in mijn beleidsnota gepleit voor een geïntegreerd Vlaams actieplan ter bestrijding van de loopbaankloof mannen-vrouwen.
Mijn pleidooi werd bovendien vergezeld van een engagement: ik gaf aan dat ik bij de aanmaak van een dergelijk actieplan niet enkel een initiërende, maar ook een faciliterende, stimulerende en voedende rol zou opnemen. Dat engagement formuleerde ik in de eerste plaats vanuit mijn coördinerende bevoegdheid als minister van Gelijke Kansen, namelijk in het kader van het proces van de open coördinatiemethode (OCM). Bij de voorbereiding kreeg ik het formele engagement van de ministers Muyters en Lieten om mee te werken aan het tot stand komen van het Vlaams actieplan. Dat is belangrijk. Dat zult u met me eens zijn, want zij oefenen in deze materie de sleutelbevoegdheden uit: Werk, Wetenschap en Innovatie. Er is uiteraard ook mijn bevoegdheid Onderwijs. Op 8 juli 2010 heeft Vlaanderen dit gemeenschappelijk engagement geuit in het doelstellingenkader. Het werd u ook meegedeeld.
Ik heb ervoor gezorgd dat dit proces wordt gevoed. Daartoe heb ik in 2011 een opdracht uitbesteed aan professor Sels van de KU Leuven, die een van de steunpilaren is van het Steunpunt Werk en Sociale Economie. Zijn opdracht bestond erin gerichte adviesvragen op te stellen, gericht aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) met betrekking tot het bestrijden van de loopbaankloof.
Professor Sels vertrekt bij de uitvoering van zijn opdracht van een grondige deconstructie van de thematiek loopbaankloof, en beëindigt elk beschreven facet met vragen die worden gesteld aan de SERV of de Vlor, of aan beide. Het betreft hier zowel vragen die moeten bijdragen aan het ontwikkelen van doelgerichte instrumenten en initiatieven die de loopbaankloof kunnen wegwerken, als vragen die gericht zijn op het uitwerken van een normatief uitkomstenkader.
We kijken vooral uit naar de standpunten met betrekking tot de eerder fundamentele kwesties, zoals de te hanteren indicatoren, de streefdoelen, en de prioriteiten die moeten worden gesteld. Het gaat immers om standpunten van sleutelactoren, die nodig zijn voor het aandrijven, uittekenen en implementeren van het actieplan. De combinatie van de analyse van professor Sels met de adviezen van de SERV en de Vlor zouden een goede basis moeten vormen om in een volgend stadium op een vruchtbare wijze meer partners bij het debat te betrekken en op het einde van deze legislatuur te landen met een degelijk actieplan en met duidelijke beleidsengagementen.
De adviezen van de SERV en de Vlor verwacht ik eind juni. Na ontvangst van die adviezen zal ik een summatieve nota opmaken, aangevuld met een kritische reflectie waarin aandacht wordt besteed aan de mogelijke implicaties van de voorgestelde klemtonen en maatregelen. Een dergelijke reflectie wordt eveneens gepland bij de pistes waarover eventueel verschillen in visie zouden bestaan. De nota van de arbeidsmarktexpert wordt verwacht tegen half september 2012 en zal vervolgens worden besproken met de betrokken ministers.
De nota moet dienen als basis voor een reeks rondetafelgesprekken die in het najaar van 2012 zullen worden georganiseerd met arbeidsmarktexperts, onderwijsactoren, politieke actoren en vertegenwoordigers van het middenveld. Deze rondetafelgesprekken moeten leiden tot een eerste versie van het actieplan. In de lente van 2013 moeten we over volgende stappen beslissen. De bedoeling is om uiterlijk in het begin van 2014 te landen met een Vlaams actieplan ter bestrijding van de loopbaankloof tussen mannen en vrouwen. De volgende regering weet dan meteen wat ze moet doen om dit concreet uit te voeren.
Dat betekent uiteraard niet dat er intussen geen concrete initiatieven zullen worden genomen. In de bundel OCM-actieplannen kunt u een oplijsting terugvinden van concrete initiatieven in verschillende beleidsdomeinen. Zelf heb ik genderindicatoren laten ontwikkelen en een nulmeting laten uitvoeren. Hierbij is uiteraard ook aandacht besteed aan loopbaankloofgerelateerde indicatoren. De nulmeting staat op de website van Gelijke Kansen bij de documenten die te maken hebben met de toepassing van de OCM.
Ik wil uiteraard werken vanuit mijn coördinerende bevoegdheid. Maar daarnaast is het ook een onderdeel van mijn eigen verticale gelijkekansenbeleid. Informatie is daarbij heel belangrijk. Zo heb ik de mogelijkheid gecreëerd voor de publicatie, naar aanleiding van de Equal Pay Day van vorige week, van een informerende en sensibiliserende brochure door de vrouwenbeweging zij-kant onder de titel Je studie bepaalt mee je loon later. Die hebt u wellicht gezien. Het was interessant.
Ik verwijs ook naar de ondersteuning die ik heb verleend aan de projecten Technogirls en Technoladies, die vanuit de invalshoek van een roldoorbrekende studiekeuze meisjes willen stimuleren om technologische studies aan te vatten en vervolgens in die sector aan de slag te gaan. Interessant is bijvoorbeeld dat ik de ICT-woman of the year heb ontmoet, die spontaan heeft aangeboden om ook veel zaken voor onderwijs te doen, om meisjes aan te zetten voor ICT-beroepen te kiezen.
We hebben ook het verhaal van de genderklik. Ondertussen kent u de website waar heel wat informatie te vinden is, onder andere de brochure Genderklik in de kleuterklas, waarin we aan kleuterleerkrachten tips geven. We weten dat genderverwachtingen al op heel vroege leeftijd beginnen. Ik heb ook overleg met mijn federale collega van Gelijke Kansen over de interfederalisering van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding dat is onlangs gebeurd, het was een vruchtbare vergadering en nu gaan we na hoe we in de eerste plaats vanuit de Vlaamse bevoegdheden dingen kunnen doen, en in een tweede fase bekijken we hoe we beter kunnen samenwerken. Ik zal mijn collega ook zien in verband met andere gemeenschappelijke interesses, en dan zullen we bekijken of we dit punt kunnen meenemen.
De voorzitter : Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen : Minister, we kijken reikhalzend uit naar het Vlaams actieplan, waarvan u zegt dat het definitief wordt begin 2014. Dat is dan wel een opdracht die u aan de volgende legislatuur geeft. Ik had het graag wat sneller zien gebeuren.
U verwijst naar de samenwerking met uw federale collega. In de marge zei u dat de vergadering over de interfederalisering van het centrum vruchtbaar was en dat u binnenkort opnieuw sommige themas zult bespreken. Mogen we weten welke themas er zullen worden besproken en hoever het staat met die interfederalisering?
De voorzitter : Daarover gaat mijn vraag om uitleg, maar die is uitgesteld omdat we daar op een later moment op terugkomen.
Mevrouw Cindy Franssen : En de themas die aan bod zullen komen?
Minister Pascal Smet : We gaan bekijken welke zaken we samen kunnen doen. Dat hebben we nu niet gedaan omdat de vergadering heel specifiek over de herfederalisering ging. Nu zal er nog een vergadering komen, net zoals met andere federale ministers. Het klopt dat we wat meer tijd nemen voor een actieplan, maar ik wil een goed actieplan. We willen een gedragen en goed onderbouwde methode. U bent het vast met mij eens dat het beter is om wat meer tijd te nemen.
Ook al hebben we vorig jaar een actieplan goedgekeurd, we weten dat we dit tijdens deze legislatuur toch niet allemaal zullen kunnen oplossen. We moeten vanuit Vlaanderen een concreet, gedragen, goed onderbouwd actieplan voeren. Zo hebt u meteen een document om campagne te voeren. Als onze partijen of welke partijen dan ook geroepen worden om te onderhandelen, hebben ze meteen een mooie leidraad met betrekking tot wat er in het regeerakkoord van een volgende regering moet zitten.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Minister, wat ik had gevreesd, is gebeurd. Ik had gevraagd om uitdrukkelijk een onderscheid te maken tussen loopbaankloof en loonkloof. U hebt in uw antwoord geen enkele keer het woord loonkloof gebruikt. U zegt dat u, naar aanleiding van Equal Pay Day, met betrekking tot de loopbaankloof allerlei zaken zult ondernemen, onder meer in verband met indicatoren. Maar Equal Pay Day heeft niets te maken met de loopbaankloof. Het gaat om de loonkloof.
Ik wens u met het vaststellen van de indicatoren voor de loopbaankloof veel succes. Er zijn allerlei redenen: andere studiekeuzes, andere beroepen worden anders betaald, enzovoort. Maar voor de loonkloof zijn er geen indicatoren nodig. Ze betalen gewoon de vrouwen minder dan de mannen. Ik vraag dus nogmaals: wat doet de Vlaamse Regering daaraan?
Minister Pascal Smet : Eigenlijk zouden de vrouwen moeten zeggen: Wij stoppen met werken tot we evenveel middelen hebben. Go on strike, ladies.
De heer Boudewijn Bouckaert : Zo eenvoudig is het niet.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Minister, wij verdienen evenveel als onze mannelijke collegas. Wij moeten zien waar en in welke sectoren de loonkloof bestaat. Minister, misschien moet u dan binnen die sectoren eens gaan praten als minister van Gelijke Kansen, om te weten te komen waarom men vrouwen minder betaalt dan mannen: omdat ze vrouw zijn. Dat is de enige indicator. Dat kan niet. U onderneemt daarvoor geen acties.
De heer Boudewijn Bouckaert : Het is niet eenvoudig. We zouden hier eigenlijk eens een specialist arbeidsrecht moeten hebben. Als een man en een vrouw aan dezelfde cao-regeling onderworpen zijn, moeten ze gelijk betaald worden. Een werkgever kan niet mannen en vrouwen binnen eenzelfde cao of paritair comité discrimineren. Dan stap je gewoon naar de rechtbank.
Wat echter wel blijkt, is dat men binnen de caos speciale onderscheiden maakt en dat de minder betaalde regelingen vooral door vrouwen worden ingenomen. Daardoor worden vrouwen gemiddeld veel minder betaald dan mannen.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Uit een studie blijkt dat er wel degelijk een loonkloof bestaat voor identiek hetzelfde werk, ongeacht de cao. Ik volg dit al heel lang. Spijtig genoeg stuiten we hier altijd op hetzelfde onderwerp. Ik ben al blij dat we nu wel al het onderscheid maken tussen loonkloof en loopbaankloof. Maar onze mannelijke collegas willen dat precies niet aanvaarden omdat ze het zelf misschien ook schandalig vinden. In bepaalde sectoren worden vrouwen voor gelijk werk niet gelijk betaald. Ik vind het erg dat ik dat hier altijd moet verkondigen. Dit kan niet. Ik hoor daar al die jaren geen oplossing voor.
De voorzitter : Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen : Wat mevrouw Van Steenberge zegt, klopt: voor eenzelfde functie krijgt men een verschillend loon. Daarover bestaan wetenschappelijke studies en cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In de privésector heeft het vaak te maken met de manier van onderhandelen. Mannen eisen sneller meer loon, extralegale voordelen, enzovoort. Het verschil in verloning voor identiek dezelfde functie bestaat wel degelijk. Het is gedeeltelijk ook een federale bevoegdheid. Het wetsvoorstel om de loonkloof aan te pakken binnen caos is ingediend in de Kamer. Het is daar trouwens goedgekeurd.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.