Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 26/04/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Danielle Godderis-TJonck tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het project Eetstoornissen in topsport
- 1477 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Enige tijd geleden bracht een studie van de Nederlandse sportpsycholoog Karin de Bruin aan het licht dat topsporters een groter risico lopen op een eetstoornis. In de studie werd toen benadrukt dat de problemen soms te laat aan het licht kwamen en onttrokken werden aan het zicht van de begeleiding.
Deze problematiek bracht ik toen naar voren en het thema werd besproken in de commissie Sport. In uw antwoord haalde u toen aan dat er zowel preventief als curatief al veel werd gedaan rond deze problematiek in Vlaanderen en dat een nieuwe sensibiliseringscampagne eigenlijk niet nodig was. De genoemde detectie-instrumenten gingen van sportmedische keuring over voedings- en sportpsychologische begeleiding tot samenwerking in een gezamenlijke multidisciplinaire aanpak van eetstoornissen met de erkende keuringscentra.
Een paar weken geleden werd rond deze problematiek een nieuw project voorgesteld voor een snellere detectie van eetstoornissen bij topsporters en het aanbieden van de mogelijkheid tot optimalere begeleiding. Het betreft een samenwerking tussen Topsport Vlaanderen, Bloso Expertenplatform Sportpsychologie (BES), Eetexpert vzw en Topsport Advies- en Begeleidingscentrum (ABC). Doel van dit nieuwe project is de omkadering van de topsporter gevoeliger te maken voor de problematiek. Trainers en begeleiders moeten beter worden geïnformeerd en ondersteund om hun atleet bij eetstoornisproblemen adequater te kunnen helpen. Ze worden ondersteund om sneller te kunnen detecteren en doorverwijzen naar professionele hulp. Daarom werd een nieuw meldpunt Eetstoornissen in topsport opgericht, waar de begeleiders en trainers terechtkunnen met hun vragen of problemen of waar een sneldetectielijst kan worden verkregen. Opmerkelijk was dat er bij een voorstelling in het kader van het project door Eetexpert vzw gewag van werd gemaakt dat ongeveer 30 procent van de vrouwelijke topsporters zou lijden aan een als klinisch gediagnosticeerde eetstoornis, naast 17 procent van de mannelijke topsporters.
Minister, bij mijn vorige vraag antwoordde u dat in de richtlijnen van de erkende keuringscentra bij aanpak van eetstoornissen al werd teruggekoppeld naar trainers en begeleiders. Op welke manier verschilt deze aanpak van de benadering van trainers en begeleiders in het nieuwe project? Hoe verhouden ze zich tot elkaar?
In welke mate sluit dit nieuwe sensibiliserings- en informatieproject aan bij de al bestaande begeleiding van topsporters? Wordt met dit meldpunt vooral gemikt op trainers en begeleiders van de beschreven risicosporten? Zullen een meldpunt en sneldetectielijst betreffende eetstoornissen voor trainers en begeleiders volgens u voldoende zijn om de nodige kennis te verwerven over de problematiek?
Hoe reageert u op de hoge cijfers van Eetexpert vzw over de aanwezigheid van een eetstoornisproblematiek bij topsporters? Welke conclusies trekt u hieruit voor het beleid rond de eetstoornissenproblematiek in het sportdomein?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters: Mevrouw Godderis, v ia de variabele toelage van medisch verantwoord sporten (MVS) worden leerling-topsporters gescreend in erkende keuringscentra op basis van een sportvoedingsconsensus. Dat is een gestandaardiseerd screeningsprotocol met betrekking tot voeding. Het testen van de mensen gebeurt daar. Deze screening richt zich voornamelijk op het preventieve aspect. Het meldpunt dat recent werd opgericht, heeft een ander doel. Het doel is om de omkadering van de topsporters te bereiken en om gedetecteerde sporters snel naar de juiste personen voor behandeling door te verwijzen.
De expertise rond eetstoornissen situeert zich in de domeinen van voedingsdeskundigen en psychologen, die beiden in bestaande Blosoprojecten actief zijn binnen de context topsport. Het doel van het meldpunt is een structuur binnen het topsportlandschap opzetten zodat eetstoornissen of gestoord eetgedrag bij topsporters snel worden gedetecteerd en opdat de topsporters op een snelle en professionele manier worden geholpen. Dat is ook in het belang van de omgeving van de topsporter. Het is de bedoeling om de omkadering van de topsporter, maar ook de topsporter zelf, sneller in verbinding te stellen met de expertise van deskundigen inzake eetstoornissen, om vervolgens beter en accurater samen te werken rond deze individuele problematiek binnen de topsport.
Mevrouw Werbrouck heeft gevraagd naar de contactpersonen. De contactpersoon van het meldpunt is Raf Van Dyck, sportdiëtist met een opdracht bij Bloso. De kerngroep bestaat verder uit professor Walter Vandereyken van Eetexpert vzw, Bert De Cuyper, die expertsportpsycholoog is, en Els Snauwaert van BES. Zij zullen samen een wisselwerking optimaliseren tussen sport- en klinisch psychologen.
Dit meldpunt werd voorgesteld aan coördinatoren topsport en trainers op een infosessie in Leuven op 16 maart 2012. Een flyer werd meegegeven, en die wordt ook beschikbaar gesteld op de verschillende trainingslocaties van Vlaamse topsporters en toekomstige topsporters.
Wat de cijfers betreft, wil ik eerst zeggen dat Bert De Cuyper in eigen naam heeft gesproken als specialist, en niet in opdracht van Bloso of de Vlaamse Gemeenschap. Het is niet zo dat wij hem hebben gevraagd een interview te geven of dat wij hem een mandaat hebben gegeven. Daar is geen probleem mee. Een expert kan gerust een interview toestaan.
In het interview zijn cijfers meegedeeld. U had het over 30 procent van de vrouwelijke topsporters die kampen met een eetstoornis. Blijkbaar is dat gebaseerd op een Noorse studie die in 2010 werd uitgevoerd op 283 Noorse elitesporters. Het betreft zeker geen studie die door de Vlaamse overheid is besteld. Daarom is ze ook niet toegelicht aan het parlement.
De studie van professor Sundgot-Borgen bij een zeer kleine populatie Noorse elitesporters geeft aan dat 20 procent van de vrouwelijke topsporters in 2004 een eetstoornis had, en dat dat in 2010 was gestegen tot 30 procent. Mevrouw Godderis, in de ook door u aangehaalde studie van Eetexpert zijn er drie conclusies. Eetstoornissen komen relatief vaker voor bij de Belgische bevolking in vergelijking met het Europese gemiddelde, ze komen meer voor bij topsporters dan bij de doorsneepopulatie en er is een tendens van toename.
In de schriftelijke voorbereiding van haar vraag om uitleg vroeg mevrouw Werbrouck naar een definitie van eetstoornissen. We spreken van eetstoornissen bij jongeren en volwassenen wanneer ze zowel in gedachten als gedrag voortdurend bezig zijn met wat ze eten, met hun eigen gewicht of lichamelijk voorkomen. Het afwijkend eetgedrag is wel het meest opvallende kenmerk, hoewel niet steeds observeerbaar, maar het mag geen gevolg zijn van een lichamelijke aandoening of een psychose. Eetstoornissen moeten als een samenhangend geheel worden beschouwd: een spectrum van eetstoornissen, namelijk anorexia nervosa, boulimia, eetbuistoornis, atypische eetstoornissen enzovoort.
Bij eetstoornissen gaat het, in tegenstelling tot seksueel misbruik in de sport, niet over misbruik door derden, maar over het gestoord eetgedrag van de topsporters zelf. Dat is toch een verschil. Omdat dit probleem volgens experts eerder een stijgende trend blijkt te vertonen, werd op advies van de Taskforce Topsport in juni 2011 beslist om een meldpunt voor eetstoornissen op te richten zodat de mensen die daarmee te maken hebben, op een degelijke manier kunnen worden doorverwezen. Dan kunnen we de preventie verhogen doordat we de omgeving erbij betrekken. Integratie binnen andere meldpunten is dan ook niet opportuun.
Voor een eerste periode, tot aan de Olympische Spelen te London, werd een financiering van 7000 euro toegekend werkingsmiddelen topsport Bloso , voornamelijk voor expertise en inbreng van Eetexpert vzw. Nadien bekijken we hoe we dat kunnen voortzetten. De werking van het meldpunt is dus een opdracht in het kader van reeds bestaande en gefinancierde Bloso-topsportprojecten inzake voeding en sportpsychologie, wat getuigt van een passende oplossing voor een acuut gedetecteerd probleem. We nemen het dus op in de normale werking en de opdrachten in verband met topsport.
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Godderis-TJonck : Minister, anorexia athletica is een gevaarlijke ziekte. In mijn omgeving is er iemand zes maanden opgenomen in Kortenberg. Ik ken de gevaren van die ziekte. Het is enorm erg, niet alleen voor de persoon zelf, maar voor de hele omgeving. Ik pleit er dan ook voor dat de sport- en topsportscholen extra lessen geven aan die leerlingen, hen voedingsbegeleiding geven en een aangepaste voeding aanleren, want het is een vreselijke ziekte.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.