Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 20/03/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Tine Eerlingen tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de recyclagemogelijkheden van gasflessen
- 1372 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Op 19 februari 2012 werden de leden van deze commissie uitgenodigd om deel te nemen aan een werkbezoek aan Belgian Scrap Terminal (BST)-Indaver/SLECO te Kallo. Tijdens dit werkbezoek kregen de aanwezige commissieleden de gelegenheid om van gedachten te wisselen met de actoren uit de recyclage- en afvalverwerkende sector. Tijdens een onderhoud dat ik had met de vertegenwoordiger van de Confederatie van de Belgische Recuperatie (COBEREC), dat de sector van bedrijven vertegenwoordigt die actief zijn in de recuperatie en recyclage, werd de problematiek rond de recyclage van gasflessen aangehaald.
Volgens COBEREC en anderen die daar nog aan de tafel zaten, komen gasflessen na consumptie steeds vaker terecht bij de schroothandel, via de afvalstroom gemengd schroot. Op die manier bestaat de kans dat de gasflessen in de shredderinstallatie terechtkomen, wat een reëel gevaar voor explosies tot gevolg heeft.
Net om te vermijden dat dit soort afval terecht zou komen bij schroothandelaars of zou worden gedeponeerd op containerparken werd in het verleden een statiegeldsysteem per verdeler in het leven geroepen. Maar blijkbaar maakt niet iedereen gebruik van dit systeem. Bovendien bestaat er ook een hele stock aan flessen bij consumenten waarop geen statiegeld werd betaald en waarvan de oorspronkelijke verdeler niet meer bestaat of onherkenbaar is. Veel consumenten weten dus niet waarnaartoe met hun flessen.
Bij gasflessen moet een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds butaan- en propaanflessen en anderzijds de industriële flessen, maar bovenvermelde problematiek is vooral van toepassing op de gasflessen voor huishoudelijke toepassingen. Er zouden jaarlijks in totaal 8000 tot 16500 butaan- of propaanflessen uit het recyclagecircuit verdwijnen de aantallen zijn blijkbaar moeilijk in te schatten. Voor flessen met industriële gassen zou dit aantal lager liggen: tussen de 1200 en 3300 stuks.
Minister, ik had u daarover graag een aantal vragen gesteld. Is de bovenvermelde problematiek van gasflessen die terechtkomen bij schroothandelaars en containerparken u bekend? Bent u van mening dat de veiligheidsrisicos bij schroothandelaars een probleem vormen?
De cijfers die ik daarnet heb aangehaald, wijzen er toch wel op dat het huidige inzamelsysteem onvoldoende resultaat biedt, want de flessen verdwijnen gewoon, ze komen niet via het traditionele circuit terug. Wat zijn daar de mogelijke oorzaken van? Acht u een eventuele bijsturing of optimalisering van het huidige inzamelsysteem wenselijk? Zijn daar eventueel al stappen in gezet?
Welke afzetmogelijkheden hebben containerparken en schroothandelaars momenteel voor de gasflessen die bij hen terechtkomen?
Het probleem bij de schroothandelaars zou mogelijk ondervangen kunnen worden door middel van een aanvullend inzamelsysteem waarbij alle gerecupereerde gasflessen worden opgehaald door de producenten tegen een correcte vergoeding. Hoe staat u tegenover die uitgebreide producentenverantwoordelijkheid? Zou een dergelijk systeem ook toegepast kunnen worden op containerparken? Werd die mogelijkheid meegenomen in discussie bij de opmaak van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA)? Waarom werd die suggestie vanuit de sector uiteindelijk niet in aanmerking genomen?
De voorzitter : Minster Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mevrouw Eerlingen, gasflessen komen inderdaad terecht in twee circuits: of op het containerpark of bij de schroothandelaar. Op zich is het ook zeer normaal dat er gasflessen worden aangeboden op het containerpark. Niet-doorboorde wegwerpgasflessen van huishoudelijke oorsprong dat is een belangrijke nuance vallen onder het klein gevaarlijk afval (kga). Indien ze doorboord zijn, mogen ze ook bij het schroot gevoegd worden. Dit maakt dat de containerparken inderdaad de juiste inzamelplaats zijn. Ook voor herbruikbare gasflessen van huishoudelijke oorsprong die om een of andere reden niet terug kunnen naar de leverancier, is het containerpark de juiste inzamelplaats.
Het klopt dat er in het verleden een, weliswaar heel beperkt, aantal explosies veroorzaakt zijn door die gasflessen die met het schroot mee geplet werden en waar blijkbaar nog een kleine hoeveelheid gas in zat. Indien de gasflessen door de schroothandelaren uitgesorteerd worden, is het veiligheidsrisico normaal gezien veel kleiner.
De cijfers die u aanhaalt, zijn afkomstig van een bevraging van COBEREC bij haar leden. Essenscia trekt deze cijfers in twijfel. Er zijn op dit ogenblik geen betrouwbare gegevens bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM).
Naast het retoursysteem van de leveranciers worden de gasflessen ook nog via andere inzamelkanalen ingezameld, zoals containerparken en leden van COBEREC of de Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer (FEBEM). Dit is geen probleem indien de gasflessen correct worden behandeld en dus naar een juiste bestemming worden gestuurd.
De meeste propaan- en butaangasflessen zijn hervulbaar. Er is een statiegeldregeling, waardoor deze flessen meestal wel opnieuw bij de oorspronkelijke leverancier worden binnengebracht. Af en toe worden er toch nog gasflessen samen met het schroot ingezameld. Het koninklijk besluit van 7 december 1999 betreffende het vullen, de distributie en de etikettering van flessen met vloeibaar gemaakt petroleumgas bepaalt dat de gasleverancier steeds eigenaar blijft van de gasfles en dat iedereen verplicht is om de gasflessen opnieuw aan te bieden aan de leverancier. Volgens de leveranciers van gasflessen zijn de COBEREC-leden dus verplicht om deze gasflessen uit te sorteren volgens soort en leverancier, en om die opnieuw aan hen af te leveren. Nu is het zo dat de COBEREC-leden daarvoor een vergoeding willen krijgen. De leden van de Federatie Butaan Propaan (FeBuPro), de federatie van de leveranciers, vinden dat zij die vergoeding niet hoeven te betalen en verwijzen daarvoor naar het koninklijk besluit. In principe gaat het hier dus in de eerste plaats om een soort financieringsprobleem en niet echt om een milieuprobleem, zou je kunnen zeggen.
De Vlaamse overheid wil zeker meewerken aan de optimalisatie van het systeem. Er werden reeds verschillende vergaderingen georganiseerd met alle betrokkenen om de problemen te bespreken. Vooraleer er verdere stappen kunnen worden ondernomen, moet er eerst op Europees niveau duidelijkheid komen of gasflessen al dan niet onder de Verpakkingsrichtlijn vallen. Deze discussie is op dit moment volop aan de gang. Indien het gaat om een verpakking, moet er een oplossing gevonden worden in het kader van het samenwerkingsakkoord van 4 november 2008 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval. Indien het niet om een verpakking gaat, kan er een oplossing gezocht worden in het kader van het Materialendecreet en het VLAREMA. De OVAM zal in de loop van dit jaar onderzoeken of een vorm van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid daar een mogelijke oplossing kan bieden. Een aanzuigeffect, bijvoorbeeld vanuit andere landen, moeten we wel voorkomen. Dat moet dus ook mee in rekening worden gebracht als de OVAM een regeling uitwerkt.
Er zijn in het Vlaamse Gewest verschillende verwerkingsinrichtingen voor gasflessen. Veel afvalinzamelaars hebben ook contracten afgesloten met verwerkingsinrichtingen in de ons omringende landen. De gassen worden daarbij gerecycleerd of vernietigd en het metaal wordt ook gerecycleerd.
De OVAM zal, nadat er op Europees niveau bepaald is of het al dan niet om een verpakking gaat, dus onderzoeken of de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid een geschikt instrument is. De rol van de containerparken zal daarbij natuurlijk ook worden onderzocht.
Aangezien de Europese discussie nog volop bezig is, was het dus niet opportuun, mevrouw Eerlingen, om dat nu al op te nemen in VLAREMA. We schrijven ons liever in in een globale Europese oplossing en daarom is nog wat gewacht.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Minister, we hoeven niet per se te wachten op het antwoord op de vraag of de gasflessen al dan niet verpakkingen zijn. In Frankrijk is er immers wel al een regelgeving uitgewerkt. Het is dus wel al mogelijk om actie te ondernemen.
U zegt dat de gasleveranciers eigenaar zijn van de flessen. Wanneer mensen een huis kopen, vinden ze vaak nog gasflessen maar kunnen ze helemaal niet meer zien vanwaar die komen. Ze weten dus eigenlijk niet bij wie ze terecht moeten. Vaak worden die flessen dan verstopt onder ander afval en komen ze op die manier bij de schroothandelaar terecht. Ik kan me dus voorstellen dat dat niet altijd even zichtbaar is.
U stelt ook dat doorboorde flessen bij het schroot mogen. Sommige gassen zijn echter zwaarder dan lucht. Afhankelijk van waar de doorboring plaatsvindt, kan er nog gas in die flessen aanwezig zijn. Ik zou dus willen vragen om toch zo snel mogelijk actie te ondernemen, opdat de gasflessen zo weinig mogelijk bij het schrootafval terechtkomen. Als ze dan in een shredderinstallatie belanden, kan dan dat toch echt wel een probleem vormen. Er hebben misschien nog niet zo veel explosies plaatsgevonden, maar één explosie is genoeg om mensen te verminken of grote ongevallen te veroorzaken.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : U zegt dat Frankrijk al geanticipeerd heeft. Vlaanderen heeft echter een heel sterke traditie om het Europese kader af te wachten. Ik vind het belangrijk dat we ons in dat kader inschrijven. Dat is ook de reden waarom wij het nog niet hebben opgenomen. In ieder geval wordt dat opgevolgd en zal er ook werk van worden gemaakt.
De regeling over het doorboren van de gasflessen is in overleg tot stand gekomen. Men gaat ervan uit dat het op die manier veilig is. Al bij al is het aantal incidenten ook wel beperkt volgens de informatie die ik heb. Mocht zich daar echt een probleem voordoen en ik zal nog eens navragen of dat zo is dan kan dat bekeken worden. Veiligheid gaat immers voor alles. Ik ga er echter van uit dat men wel weet wat men heeft opgelegd, maar ik zal het nog eens meenemen naar de OVAM om het nog eens extra goed te bekijken op het vlak van veiligheid.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Minister, ik kijk uit naar uw verdere actie.
De voorzitter : Collegas, zo zie je maar dat onze werkbezoeken af en toe ook nuttige vragen opleveren. We zijn op werkbezoek geweest bij de Belgian Scrap Terminal, waar deze problematiek inderdaad aan de orde is geweest. De cirkel is rond: nu krijgen we de mensen van Indaver weer bij ons op bezoek als stagiair. Welkom, we kunnen alleen maar van elkaar leren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.