Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 26/04/2012
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de 45 miljoen euro schijnbaar slapende innovatiemiddelen in het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven (FFEU)
- 1246 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Minister, mijn vraag werd half februari ingediend. Dat is ongeveer twee maanden geleden. Door allerlei omstandigheden, deels mijn verantwoordelijkheid, werd die steeds uitgesteld.
We hebben hier ruim een jaar geleden al eens een debat gevoerd over de 25 miljoen euro FFEU-middelen (Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven) die in 2008 ter beschikking werden gesteld voor zowel het onderzoeksschip Simon Stevin, het Vlaams Supercomputer Centrum als de opleidingscampus Industriële Wetenschappen in Antwerpen. Rond het Centrum voor Medische Innovatie (CMI) was er enige onzekerheid, maar daar hebben we andere keren al discussie over gevoerd.
Naast de middelen uit 2008 waren er ook 20 miljoen euro aan FFEU-middelen die in 2010 werden uitgetrokken voor innovatiebeleid, voor vier projecten: de proeftuin elektrische voertuigen, de basisinfrastructuur voor digitalisering en archivering van het audiovisueel materiaal in Vlaanderen, het Vlaams Supercomputer Centrum en het project Innovatieve Bodemsanering. In de discussie hier werd er geen of weinig melding gemaakt van een zekere vertraging.
Enkele maanden geleden hebben we vastgesteld dat de 45 miljoen euro aan FFEU-middelen die voor innovatie waren vrijgemaakt, een jaar geleden, in 2011, nog niet waren vastgelegd. We stellen ons dus vragen bij de stand van zaken van de uitvoering van die projecten.
Wat zijn de redenen dat er tijdens de laatste maanden geen nieuwe vastleggingen zijn gebeurd voor de FFEU-middelen die in 2008 en 2010 werden vrijgemaakt? Zijn er projecten die uitvoeringsmoeilijkheden ondervinden? Zo ja, waarom? Wat kan daaraan worden gedaan? Hoe ziet u die verschillende projecten in de toekomst verlopen?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Ik zal u een zo goed mogelijk overzicht trachten te geven van de stand van zaken, eerst van de FFEU-middelen van 2008 en nadien van die van 2010.
Tot de FFEU-middelen die werden uitgetrokken in 2008, behoren de budgetten die gereserveerd zijn voor de Campus Industriële Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen (UA).
Op basis van een projectdossier van juli 2007 van de UA werden onder de vorige legislatuur 15 miljoen euro investeringsmiddelen toegezegd voor de uitbouw van een nieuwe faculteit Industriële Wetenschappen in Antwerpen. Door de integratie van de opleidingen Industriële Wetenschappen van de Artesis Hogeschool en de Karel de Grote-Hogeschool in de universiteit is men genoodzaakt in bijkomende infrastructuur te voorzien. De realisatie van het project werd initieel geraamd op 42,5 miljoen euro. Om de middelen effectief toe te kennen, moet een volledig dossier worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Dat impliceert dat er eerst volledige duidelijkheid moet worden gegeven over de financiering van het budget, de inplanting van het gebouw, de uitvoering en de timing van de werkzaamheden. Dat vraagt een voorbereiding waarbij intensief dient te worden samengewerkt en overleg gepleegd met onder andere de bouwmeester en de stad Antwerpen.
Initieel was het de bedoeling om het gebouw in te planten op het noordelijke uiteinde van de Antwerpse Leien. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het aangewezen is om het gebouw in te planten op de Campus Groenenborger. De UA heeft nu een dossier samengesteld betreffende het bouwproject. Dat dossier wordt in overleg met de administratie verder uitgewerkt zodat het kan worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Bij goedkeuring van het dossier kan een overeenkomst worden afgesloten en kan de eerste schijf worden uitbetaald in 2012.
De publicatie van de aanbesteding wordt door de UA gepland voor januari 2013. Afhankelijk van de snelheid van uitvoering kan het nog enkele jaren duren vooraleer het project volledig klaar is en de laatste schijf kan worden uitbetaald.
Er zijn verder nog middelen gereserveerd voor de onderzoeksinfrastructuur van de marine, namelijk het onderzoeksschip Simon Stevin. De financiële afhandeling van de FFEU-middelen, 7 miljoen euro, voor Simon Stevin, het onderzoeksschip van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), gebeurt in functie van de vooruitgang van de bouw van het schip. Daar is men gelukkig al mee bezig. Momenteel is het casco afgewerkt, de scheepsromp zonder verdere installaties, en bij wijze van proef te water gelaten. Het schip werd ondertussen voor verdere afwerking verscheept naar de Nederlandse werf Maaskant Shipyards Stellendam. Het schip is medio december 2011 aangekomen in Stellendam en de afwerking wordt gepland tegen mei 2012.
Daarna zijn er uiteraard een aantal proefvaarten gepland. De doop van het schip en de eerste wetenschappelijke vaarten zijn gepland voor september of oktober. Dat geeft ook een indicatie over de afhandeling van de financiële ondersteuning. Ondertussen werden er al drie schijven betaald vanuit de FFEU-middelen, voor een totaalbedrag van 6,9 miljoen euro. De resterende 100.000 euro zal worden gebruikt voor de laatste schijf bij de oplevering.
Er waren ook middelen uitgetrokken voor de energie- en onderzoeksinfrastructuur van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). VITO bereidt een totaalinvesteringsdossier voor de Vlaamse Regering voor met betrekking tot de bouw van de nieuwe infrastructuur in overleg met de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV). Hierbij moeten belangrijke vragen worden beantwoord; dat neemt wat tijd in beslag. Zowel de financieringsbehoefte van VITO als de ESR-impact van deze financiering, als de problematiek van de gerecupereerde btw op de sanering van Balmatt moeten in rekening worden gebracht. Ook wordt aandacht besteed aan de architecturale vereisten voor het gebouw en de inplanting in overleg met de Vlaamse Bouwmeester. Een bijkomend element is de bodemsanering die nog niet kon worden opgestart en waarvan de gunningsprocedure thans opnieuw wordt doorlopen. Dat is de stand van zaken. We hebben daar enige vertraging opgelopen en nog heel wat werk voor de boeg.
We hebben het Vlaams Supercomputer Centrum (VSC). In het kader van het VSC werd aan het consortium van de Vlaamse universitaire associaties een investeringssubsidie toegekend van 5,2 miljoen euro FFEU-middelen als cofinanciering voor de verdere uitbouw van zowel de Capacity Computing als de Capability Computing van het VSC. Dit impliceert dat een deel van de FFEU-middelen bestemd zijn voor de verdere uitbouw van de zogenaamde Tier 2-infrastructuur, die geplaatst wordt bij alle deelnemende universiteiten, en een ander deel van de steun besteed is aan de uitbouw van Tier 1-infrastructuur, die afwisselend bij de UGent en de KU Leuven zal worden geïnstalleerd, zodra een akkoord is bereikt tussen de instellingen.
De totale investeringskosten werden destijds geraamd op 19,2 miljoen euro. Een volledig dossier voor de besteding van de middelen werd voorgelegd aan de Vlaamse Regering begin april 2009. De eerste nieuwe supercomputer (Tier 1) wordt gehuisvest bij de UGent. Hiertoe werd een volledig nieuw gebouw opgetrokken. Het contract voor de bouw van de supercomputer werd toegekend aan HP. Voor de voorlopige oplevering wordt een halfjaar uitgetrokken, met de nodige testen. Volgens de huidige planning kan de nieuwe Tier 1 dus in gebruik worden genomen in de tweede helft van 2012. In navolging van het verloop van het project en de facturatie zal ook de uitbetaling van de FFEU-middelen volgen. Dat is in uitvoering.
De voorwaarden voor FFEU-financiering om een Vlaamse biobank op te zetten werden vastgelegd in mijlpalen in het FFEU-besluit en opgenomen in de steunovereenkomst van het CMI met het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). In eerste instantie waren deze middelen bedoeld voor de financiering van een backbone. De geraamde kosten voor de ontwikkeling van de backbone bleken in belangrijke mate overschat. De steunovereenkomst, die op 18 december 2009 als mededeling op de Vlaamse Regering gebracht werd, vermeldt dat eventuele overschotten kunnen worden aangewend voor de uitbouw van de biobanken, voor de financiering van biobankinfrastructuur van focusbiobanken, zoals cryogene opslagcapaciteit en andere biobankuitrusting.
Het identificeren van deze focusbiobanken heeft een belangrijke vertraging opgelopen, omdat men in eerste instantie alle bestaande biobanken had ingebracht in plaats van keuzes te maken voor de meest relevante banken voor translationeel biomedisch onderzoek , wat tot een inefficiënte inzetting van de beschikbare financiële middelen zou leiden. Het CMI heeft tot op heden niet aan alle voorwaarden in de IWT-steunovereenkomst voldaan en is er tot op heden niet in geslaagd de mijlpalen te bereiken, die als voorwaarden gelden voor de uitbetaling van de schijven van de FFEU-middelen. Tot op heden werd geen formele aanvraag voor uitbetaling van de volgende schijven van de FFEU-middelen met bewijs van de bijhorende behaalde mijlpalen ingediend noch ontvangen.
De steunovereenkomst met het IWT werd zonder bijkomende subsidies met zes maanden verlengd om alsnog de opgelopen vertragingen in te lopen en de engagementen te kunnen waarmaken aan beide kanten. Een van de eerste voorwaarden in die steunovereenkomst was het voorleggen van een ontwerp samenwerkingsovereenkomst met de universiteiten en universitaire ziekenhuizen. De bedoeling van dergelijke samenwerkingsovereenkomst is onder meer dat de bedoelde FFEU-gefinancierde infrastructuur, het beheer en het gebruik ervan voor translationeel biomedisch onderzoek in deze overeenkomst worden vastgelegd.
Een ontwerpsamenwerkingsovereenkomst werd in december 2011 door het CMI voorgelegd aan het IWT. Die werd door het IWT afgewezen op grond van formele tekortkomingen, het ontbreken van afspraken betreffende het gebruik van biomateriaal in geval van samenwerking met bedrijven, en het opnemen van voorwaarden in de overeenkomst die niet in overeenstemming zijn met vroegere beslissingen van de Vlaamse Regering. Bijgevolg is tot op heden geen duidelijkheid over hoe de FFEU-gefinancierde infrastructuur zal worden ingezet voor de realisatie van een Vlaamse biobank die moet bijdragen tot hoogstaand translationeel biomedisch onderzoek.
Het spreekt vanzelf dat de FFEU-gefinancierde infrastructuur dient te worden ingezet voor de doelstellingen, zoals vastgelegd in de steunovereenkomst, dit is de ontwikkeling van een Vlaamse biobank. Afhankelijk van het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen en mijlpalen in de zes maanden verlenging van de steunovereenkomst, zal de uitbetaling van de FFEU-schijven doorgang vinden.
Er is de afgelopen maanden en weken wel serieuze vooruitgang geboekt. Het CMI werkt momenteel in overleg met het IWT aan de afwerking van de samenwerkingsovereenkomst met de universitaire ziekenhuizen. Ik heb goede hoop dat het nu snel wordt afgerond.
De administratieve afhandeling dat wil zeggen: het opstellen van ministeriële besluiten betreffende de financiering van de proeftuinplatformen elektrische voertuigen, het verzamelen van alle nodige contractinformatie van alle partners voor de betaalkalender en het opstellen van de projectspecifieke voorwaarden is momenteel bezig en neemt veel tijd in beslag. Dat komt onder andere door het feit dat elk van de consortia een groot aantal deelnemers telt. Dit zal naar de toekomst toe een directe uitbetaling aan elk van de partners vanuit het FFEU mogelijk maken. Er is voor gekozen om heel die structuur goed uit te werken zodat men rechtstreeks aan de verschillende partners kan uitbetalen. De gegevens van vier van de vijf proeftuinplatformen zijn al ingediend, en binnen een aantal weken zou het vijfde dossier worden ingediend. Dan kan men starten met de uitbetaling van de schijven.
Er waren ook middelen uitgetrokken voor bodemsanering. Die FFEU-middelen zijn voorbestemd om ingezet te worden voor innovatieve initiatieven met betrekking tot bodemsanering, en niet voor de reguliere uitvoering van bodemsaneringen. In de loop van 2009 besliste de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) reeds dat ze geen project voor innovatief aanbesteden met betrekking tot bodemsanering zou indienen bij het IWT. Het IWT-programma innovatief aanbesteden richtte zich immers vooral op de precommerciële fase. De OVAM kan op haar jaarlijkse budget enkel middelen vrijmaken voor innovatie bij de concrete uitvoering van een bodemsaneringsdossier. De interesse vanuit de federaties om zelf middelen bij te dragen aan innovatie was beleefd uitgedrukt eerder matig te noemen. Ook stond de technologie drie jaar geleden nog niet ver genoeg, waardoor het IWT het dossier een lage slaagkans toedichtte. De middelen zijn uiteindelijk gereserveerd gebleven.
Voor de aanwending van de FFEU-middelen voor innovaties in de bodemsanering werd aanvankelijk gekeken naar bodemsanering van gechloreerde koolwaterstof, dat als technisch thema werd vooropgesteld, en ook naar de sanering van gasfabrieksterreinen. De sanering van dergelijke verontreinigingen in de toenmalige en in de huidige stand van de techniek is echter zowel zeer duur als onzeker qua eindresultaat. Daarom is men nog altijd bezig met bijkomend onderzoek.
Gezien de koppeling van dit dossier met de themas die ook via de vzw I-Cleantech Vlaanderen worden behandeld, wordt gewacht op de operationalisering van deze vzw om samen met de OVAM het dossier in een versnelling te kunnen brengen, rekening houdend met de huidige technische evoluties en de beleidsopties die genomen zijn. Die middelen blijven gereserveerd voor deze doelstelling.
Er zijn in 2010 ook middelen gereserveerd voor de gemeenschappelijke basisinfrastructuur voor de digitalisering en archivering van het audiovisueel en multimediaal materiaal in Vlaanderen. Het Vlaamse regeerakkoord verwoordt de wil van de Vlaamse Regering om tijdens deze legislatuur, in nauw overleg met de mediasector, de archief- en erfgoedorganisaties en op basis van de verworven kennis binnen het Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie (IBBT), een Vlaams instituut voor de archivering en ontsluiting van het audiovisuele erfgoed op te richten.
Om de uitdagingen beter in kaart te brengen, maar vooral ook om de krijtlijnen van het toekomstige Vlaams Instituut voor de Archivering van het Audiovisueel Erfgoed (VIAA) uit te tekenen, heb ik, in samenspraak met mijn collegas in de Vlaamse Regering, eind 2010 aan de vzw de Waalse Krook de opdracht gegeven om een strategisch en operationeel plan voor het VIAA uit te werken. Voor de opmaak van dat plan werd vertrokken van de toen reeds beschikbare resultaten van de onderzoeksprojecten die via het IBBT gefinancierd werden: BOM-Vlaanderen (Bewaring en Ontsluiting van Multimedia), ARCHIPEL en Vlaanderen in Beeld. Daarnaast werd een beroep gedaan op tal van experten uit verschillende instellingen uit de cultuur- en erfgoedsector en de audiovisuele media, om ook hun input te vragen voor dit strategische en operationele plan.
Het plan werd eind juni 2011 gefinaliseerd. Het reikt de bouwstenen aan voor de stapsgewijze operationalisering van een Vlaams instituut voor de archivering en ontsluiting van het audiovisueel erfgoed in Vlaanderen. Nu de contouren vorm hebben gekregen, ligt bij de Vlaamse Regering de belangrijke opdracht om die contouren verder te verfijnen, in eerste instantie in functie van hun financiële haalbaarheid. De budgettaire omstandigheden van de voorbije twee jaar hebben ons natuurlijk een beperkt veld gegeven.
Er is een werkgroep bij elkaar gebracht die de Vlaamse Regering input gaf over de financiële parameters. De werkzaamheden van die werkgroep gaven ook inzicht in de mogelijke juridische structuur. De Vlaamse Regering heeft eind vorig jaar kennisgenomen van de resultaten van de werkgroep.
Nu wordt er gewerkt aan een draagvlak met betrekking tot de financieringsmodaliteiten en de juridische structuur. Ik hoop dat we dit beleidsjaar de nodige acties kunnen opstarten om de realisatie effectief op het spoor te zetten. Gezien de bijkomende besparingsinspanningen en de economische uitdagingen is dat geen gemakkelijke oefening. Het gaat hier over een maatschappelijk belangrijke opdracht, maar ook een opdracht die een kost qua financiële exploitatie zal hebben, die dan ook gedragen zal moeten worden door de verschillende collegas. We zijn daar naar oplossingen aan het zoeken. Die middelen blijven dus voorbehouden voor dit initiatief.
Er waren in 2010 ook nog bijkomende middelen vrijgemaakt voor het Vlaams Supercomputer Centrum (VSC). Naast de middelen die we in 2008 hadden toegekend, is in 2010 nog bijkomend 5 miljoen euro gereserveerd. In 2011 werd het voorbereidende traject van het VSC geëvalueerd. De resultaten waren positief en werden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Aansluitend bij die evaluatie wordt ook een dossier voorbereid voor verdere structurele financiering. Het is duidelijk dat de definitieve toekenning van die FFEU-middelen past binnen de beslissing van de Vlaamse Regering over dit dossier.
Ik hoop dat we de verdere structurering nog voor het reces aan de Vlaamse Regering kunnen voorleggen. Dan kunnen ook daar de volgende stappen voor de volgende jaren worden voorbereid, in samenwerking met de verschillende universiteiten.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. We hebben een mooi overzicht gekregen van de stand van zaken van de verschillende projecten. Er zijn projecten die al goed zijn opgeschoten, zoals het Simon Stevin-schip en het Vlaams Supercomputer Centrum. Ik ben blij te horen dat er vooruitgang is in het dossier van het CMI. Het CMI heeft zelf een aantal inspanningen gedaan om tegemoet te komen aan de bekommernissen.
Al die projecten zijn belangrijk voor de vooruitgang en de geloofwaardigheid. Het is belangrijk dat de mensen zeker kunnen zijn van de middelen die erin zitten. Daarom waren we een beetje verwonderd dat er in 2011 geen bijkomende vastleggingen en betalingen zijn gebeurd. Intussen is dat dus wel gebeurd. U zegt dat het Simon Stevin-schip al voor 80 of 90 procent betaald is. Zijn die vastleggingen dan in de loop van het jaar effectief gebeurd? Hoe staat het dus met de vastleggingen? Dat is misschien een detailvraag, maar zijn er de voorbije maanden ondertussen daadwerkelijk middelen vastgeklonken van die 45 miljoen euro? Een vastlegging is weliswaar geen betaling.
Minister Ingrid Lieten : Ik heb de betaalkalender van de fasegewijze schijven nu niet bij de hand, maar ik kan u die wel bezorgen. Dan hebt u een overzicht. Ik heb nu een factuele stand van zaken gegeven van de projecten, maar we kunnen dat wel aan de commissie bezorgen.
De heer Koen Van den Heuvel : De belangrijkste conclusie is echter dat die projecten er zijn, dat ze worden gehonoreerd en dat men daarmee kan doorgaan zoals oorspronkelijk was gepland.
Minister Ingrid Lieten : Zo is dat.
De heer Koen Van den Heuvel : Prima.
Mevrouw Patricia Ceysens : Ik wil uiting geven aan mijn opluchting daarover. Ik heb de voorbije maanden veel gehoord dat dit zeker voor het CMI heel moeilijk lag. Ik ben opgelucht te horen dat men daarmee doorgaat. Vorige week was ik bij Materialise. Er was ook een reportage over in het programma Koppen. Het ging over een wereldconferentie. De hele wereld komt zich daar vergapen aan wat wij hebben op het gebied van medische innovaties. Op dat gebied zijn er grote kansen. Dit is deels ook nog federaal. In het geval van Materialise gaat het voor een groot deel nog over het RIZIV. We moeten daar op dat niveau sterk op blijven hameren, maar ook op Vlaams niveau zijn er een aantal kansen in de medische innovatie die we echt niet mogen missen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.