Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 08/03/2012
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over startcompetenties voor de lerarenopleiding
- 1216 (2011-2012)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, collegas, uit de talennota van de minister blijkt duidelijk zijn bekommernis voor de taalvaardigheid van de leerlingen. De problematiek kwam ook aan bod in de hoorzittingen en we werden er ook mee geconfronteerd in de pers. Daaruit blijkt dat de feitelijke vaardigheid in moderne vreemde talen, zeker in het Frans, bij leerkrachten in de basisschool vaak voor verbetering vatbaar is.
Dit zou te maken kunnen hebben met de veranderende instroom in de opleidingen bachelor onderwijs. Tegenwoordig komen de starters vaak uit tso en bso. En zonder af te dingen op de waarde van hun vooropleiding laat dit duidelijk zijn moet men zich toch realiseren dat zij hun vaardigheden voor moderne vreemde talen verworven hebben in het kader van andere leerplannen dan studenten met een aso-achtergrond. Om het een beetje scherp te formuleren en tegelijk samen te vatten: hoe kun je een didactisch expert worden in een vak dat je soms onvoldoende beheerst?
Men stelt dat het probleem niet kleiner wordt. Door het groeiende lerarentekort zitten de scholen als het ware te wachten op afgestudeerde bachelors onderwijs, en dus worden mensen excuseer me als ik het iets te scherp formuleer met een tolereerbare onvoldoende voor een of ander leergebied het werkveld ingestuurd. Is het diploma van alle secundair onderwijs een voldoende garantie dat men de startcompetenties heeft om een lerarenopleiding aan te vatten?
Minister, hoe staat u tegenover de geschetste problematiek? Ziet u mogelijkheden tot oplossing? Toont het bereiken van vakoverschrijdende en vakgebonden eindtermen van het secundair onderwijs aan dat de betrokken leerling ook de startcompetenties heeft voor de lerarenopleiding? Ik heb schriftelijke bijvragen gesteld, maar die zal ik hier niet herhalen. Is de problematiek van onvoldoende basiskennis typisch voor mensen die starten in de opleiding bachelor lager onderwijs, of komt die ook elders voor? Zo ja, hoe gaat men er in die andere opleidingen mee om?
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Enkele maanden geleden heb ik een schriftelijke vraag gesteld over de vooropleidingen van de studenten die naar de lerarenopleiding gaan. Ik wist dat veel studenten niet uit het aso komen, maar ik ben toch nog geschrokken van de cijfers. De helft komt uit het tso, ook onderwijzers in het lager onderwijs. Ik doe niets af aan de vooropleiding, want die heeft zeker haar verdienste. Ik weet dat er hogescholen zijn die een apart traject inrichten voor studenten die er behoefte aan hebben om dat bij te werken. Dat moet toch onze aandacht wegdragen. Voor ons is dat het geval, zo blijkt uit de vraag om uitleg van de heer De Meyer.
Minister, wordt daar met de lerarenopleiding overleg over gepleegd? Hebt u een zicht op de acties van de lerarenopleidingen naar de studenten die niet uit het aso komen, vooral met betrekking tot vreemde talen, maar ook tot andere punten? Worden in hun lerarenopleiding andere accenten gelegd dan in het aso?
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : De heer De Meyer heeft de vragen over dit thema, dat hier al enkele keren is behandeld, heel juist opgesteld. Het gaat over de instroom in de lerarenopleiding. Een instroom voor leerkrachten in het basisonderwijs lijkt me heel belangrijk. In het basisonderwijs legt men de basis, niet alleen voor vreemde talen, maar via rekenen ook voor wiskunde en via wereldoriëntatie voor wetenschappen. Gezien het niveau dat die mensen moeten bereiken vanuit hun lerarenopleiding en het niveau waarop ze later moeten lesgeven, is er iets voor te zeggen. Deze vragen zijn niet meer dan op hun plaats. Ik heb alle respect voor mensen die uit een bso- en tso-opleiding komen, maar wat kunnen we beter doen om hen toch enigszins het vereiste niveau te laten bereiken wanneer ze uit de lerarenopleiding komen en in het veld worden gestuurd?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik ben mij zeker bewust van de problematiek. Het is een complexe problematiek en oplossingen vinden is geen evidentie. Dat hebt u ook zelf aangegeven. Op verschillende plaatsen wordt gewerkt aan het probleem van overgang van het secundair naar het hoger onderwijs. Zo werkt de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) aan een advies over het profiel van de beginnende student en werkt de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) aan instroomcompetenties. Ook in de plannen rond hervorming van het secundair onderwijs is hier aandacht voor. Dat weet u.
In de derde graad van het secundair onderwijs willen we immers komen tot geprofileerde studierichtingen waarvan de finaliteit glashelder is voor de leerlingen. Bereidt de studierichting de leerlingen voor op een overstap naar de arbeidsmarkt, naar een vervolgopleiding, eerder in het professioneel hoger onderwijs of eerder in het academisch hoger onderwijs?
Daarnaast nemen de hogescholen zelf ook initiatieven. Zij bieden verschillende soorten oriëntatie- of starttesten aan, waarbij het niveau van beginnende studenten wordt bepaald en ze eventueel worden doorverwezen naar een remediëringstraject. Dat is nu al zo. Niets belet andere hogescholen om dat ook te doen. In het kader van de beleidsevaluatie van de lerarenopleidingen zijn hier specifieke vragen over opgenomen. De resultaten van de beleidsevaluatie worden verwacht in februari 2013.
De eindtermen die worden bereikt, kunnen verschillen naargelang van de studierichting die de leerling in het secundair onderwijs kiest. Ook de inhoudelijke overeenkomst tussen de opleiding in het secundair onderwijs en de professioneel gerichte bachelor kan een rol spelen. Eindtermen zijn minima op het niveau van een leerlingenpopulatie en worden ook niet steeds door alle leerlingen bereikt, zoals zichtbaar is in de peilingproef Nederlands.
Een ingangsproef is een mogelijkheid om de basiskennis van studenten te garanderen, maar er zijn ook andere mogelijkheden, zoals de kennisbasis voor de pedagogische academie voor het basisonderwijs in Nederland. Vooraleer de overheid structureel actie onderneemt, wil ik eerst de resultaten van de beleidsevaluatie van de lerarenopleidingen afwachten in februari 2013 om verdere stappen te zetten. U weet dat we de herziening van de lerarenopleiding hebben opgenomen om daar in het jaar 2013 aan te werken.
Er bestaat geen Se-n-Se-opleiding (secundair na secundair) voor het bijwerken van de basiskennis secundair onderwijs. Se-n-Se zijn sterk beroepsgericht, leiden tot een erkende onderwijskwalificatie van kwalificatieniveau 4 die bestaat uit minstens één erkende beroepskwalificatie van kwalificatieniveau 4, en worden bekrachtigd met een certificaat. Gezien de beroepsgerichte finaliteit is het niet mogelijk hiervoor in een Se-n-Se-opleiding te voorzien. Maar het volwassenenonderwijs kan wel een antwoord bieden op deze opleidingsnoden, bijvoorbeeld via de opleiding aanvullende algemene vorming van het tweedekansonderwijs. De modulaire organisatie van het volwassenenonderwijs zorgt er ook voor dat dit aanbod zeer flexibel kan worden aangeboden. Daarnaast werkt het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) momenteel een referentiekader uit voor een specifiek aanbod Nederlands en leren leren voor onder meer cursisten die verder willen studeren in het hoger onderwijs.
Deze problematiek komt zeker ook in andere opleidingen van het hoger onderwijs voor. Verschillende instellingen en opleidingen organiseren oriëntatietesten, introductiecursussen enzovoort. Daar zit veel verschil in. U weet dat we met de hogeronderwijswereld al zijn samengekomen om in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs hiervoor in een structurele overgang te voorzien en maatregelen te nemen.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, ik dank u voor het antwoord. Uiteraard zal met deze vraag de problematiek niet zijn opgelost. Sommige collegas hebben voorheen de minister hierover reeds ondervraagd. Het is wel de bedoeling om via deze vraag de minister verder aan te moedigen om het debat en de vele acties die bezig zijn, versneld voort te zetten.
Minister, ik was alleen een beetje verrast over het feit dat u zegt dat de evaluatie pas in 2013 zal plaatsvinden. Ik dacht dat dat in 2012 zou gebeuren. Hopelijk schuiven we dat niet te ver voor ons uit, want het is belangrijk dat daar werk van wordt gemaakt.
Het is ook nuttig om te vernemen dat de mogelijke Se-n-Se-opleiding niet onmiddellijk bestaat in het gewone reguliere onderwijs, maar wel mogelijk is in het volwassenenonderwijs. Ik weet dat het slechts een van de vele denkpistes is, maar de hele problematiek moet onze aandacht blijven krijgen. Voorzitter, ik denk dat we in de loop van de volgende maanden hier zeker en vast in deze commissie nog meermaals aandacht voor zullen hebben.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik heb altijd februari 2013 gezegd. Met dank aan de commissiesecretaris.
De voorzitter : De onderzoekers zijn op 1 december 2011 gestart. ( ) De evaluatie zal afgerond worden tegen midden februari 2013. Dat heeft de minister geantwoord op vragen van de dames Helsen, Van Steenberge, Deckx en Celis op 8 december 2011.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Eerlijk gezegd verwondert het me ook, want ik was van hetzelfde oordeel als de heer De Meyer. U hebt een verklaring gegeven voor het feit dat er al een lichte vertraging was opgetreden. Ik dacht dat het inderdaad nog 2012 was. (Opmerkingen van mevrouw Kathleen Helsen)
De heer Jos De Meyer : Essentieel is dat er wordt doorgewerkt. Blijkbaar hebben sommige mensen begrepen dat het einde 2012 is en anderen begin 2013.
Minister Pascal Smet : U hoeft geen schrik te hebben dat we dat zouden laten liggen. In elk geval zullen we in heel de hervorming van het secundair onderwijs naar de lerarenopleiding moeten kijken. Daar zijn we ons heel goed van bewust.
Er is bovendien iets anders bijgekomen. U weet dat we nu ook opdracht hebben gegeven aan de Vlor, met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) daar enigszins bij betrokken, om het beroepscompetentieprofiel van de leraren op te stellen. In het kader van het loopbaanpact hebben we dat debat gehad. Dat is voor een deel in de pers gekomen. We hebben met de sociale partners afgesproken dat we versneld het beroepscompetentieprofiel van de toekomstige leraar, waar de talenkennis inzit, laten opstellen. Binnen een paar maanden zullen we dat hebben. We zullen ook de evaluatie hebben. Dan zullen we heel goed kunnen bekijken wat de inschaling is van dat beroepscompetentieprofiel en kunnen we bepalen of het een master is, een bachelor, een bachelor na bachelor. Dergelijke dingen zullen we dan kunnen bepalen en vertalen naar de lerarenopleiding. In die opbouw zitten we goed om in 2013 hopelijk de nodige beslissingen te kunnen nemen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.