Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 06/03/2012
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de uitbreiding van het ouderschapsverlof van drie naar vier maanden voor het personeel van de lokale besturen
- 1205 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, minister, dames en heren, we konden in de pers lezen dat het ouderschapsverlof zou worden uitgebreid van drie naar vier maanden. Een Europese richtlijn van 8 maart 2010 verplicht de Europese lidstaten om voor 8 maart 2012, dat is zeer binnenkort, het ouderschapsverlof uit te breiden naar vier maanden. Federaal minister van Werk De Coninck wil daarop ingaan. In België betaalt de RVA de onderbrekingsuitkering uit aan wie ouderschapsverlof opneemt, en dat zal ook zo zijn voor de bijkomende vierde maand.
De lidstaten kunnen zelf bepalen in welke mate het verlof kan worden opgenomen, zoals deeltijds of voor een vierde. Ik heb vernomen dat de federale overheid dat zelfs op een tiende wil brengen, zodat ouders bijvoorbeeld een woensdagnamiddag vrij kunnen nemen. De lidstaten kunnen de modaliteiten zelf invullen.
Ook de Vlaamse overheid is echter betrokken partij, met name voor het personeel van de lokale besturen. De deadline is deze week: uiterlijk op 8 maart 2012 moeten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden. Indien deze deadline niet gehaald wordt, blijven we in gebreke ten aanzien van de Europese regelgeving. In het geval van bijzondere moeilijkheden of tenuitvoering bij collectieve overeenkomst kan een lidstaat een extra termijn van één jaar krijgen om aan deze richtlijn te voldoen. De Vlaamse overheid kan de bijzondere moeilijkheden niet inroepen als argument.
Minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitbreiding van het ouderschapsverlof van drie naar vier maanden? Zal de deadline van 8 maart gehaald worden? Zo nee, waarom niet? In welke mate kan de Vlaamse overheid zelf de modaliteiten van het ouderschapsverlof bepalen? Hoe wilt u dat invullen? Of is de federale regelgeving bepalend? Hoe staat het met de modaliteiten?
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, minister, dames en heren, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Van den Heuvel. De Europese richtlijn dateert inderdaad van 8 maart 2010. Vlaanderen is daarbij betrokken betreffende de uitvoeringsmodaliteiten. In hoeverre heeft Vlaanderen zich daarop voorbereid? In hoeverre is de Vlaamse administratie daardoor gevat? Ze moest dat geweten hebben. Daar moet een zekere voorbereiding aan voorafgegaan zijn. De deadline is vlakbij.
Zal de Vlaamse overheid zich schikken naar de Europese Dienstenrichtlijn? Welke voorbereidingen zijn er al gebeurd om de richtlijn zo spoedig mogelijk uit te voeren?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Voorzitter, collegas, uw vragen verwonderen mij enigszins aangezien Vlaanderen jammer genoeg niet bevoegd is voor deze kwestie. Arbeidsrecht en socialezekerheidsrecht zijn vooralsnog volledig een federale bevoegdheid. Wij zijn ook niet bevoegd voor de lokale personeelsleden, contractuele noch statutaire. De regeling is trouwens uitgewerkt in een koninklijk besluit. Het klopt dat de deadline vlakbij is. Deze zaak moet echter volledig op federaal niveau worden geregeld.
Ik las verslagen van mondelinge vragen in de Kamer. Er moet nog werk worden gemaakt van de omzetting van de richtlijn. Mijnheer Van den Heuvel, we zijn voor heel wat zaken niet bevoegd voor ons eigen personeel, contractueel noch statutair, en ook niet voor het lokale personeel: bijvoorbeeld het syndicaal statuut van provinciale en gemeentelijke instellingen en de pensioenstelsels van de lokale mandatarissen. Ik hoop dat u beiden ervoor zult zorgen dat we die bevoegdheden wel krijgen, dan kunnen we daar ook onze verantwoordelijkheid in opnemen.
In onze besluiten betreffende de minimale voorwaarden waaraan de lokale rechtspositieregelingen van het personeel moeten voldoen, laten we nu al aan de lokale besturen toe om zelf boven op het ouderschapsverlof in het kader van de wetgeving inzake loopbaanonderbreking, in bijkomende mogelijkheden te voorzien, in de vorm van verlof voor deeltijdse prestaties, extra onbetaald verlof, en desnoods zelfs in de vorm van dienstvrijstellingen.
De minimale voorwaarden voor het statutaire personeel bevatten ook nog een regeling inzake het betaald vaderschapsverlof van tien dagen. Dat geldt ook voor de contractuele personeelsleden. Daar is een vergelijkbaar vaderschapsverlof van tien dagen, dat voortvloeit uit de wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978.
Dit is dus een federale aangelegenheid. Het KB regelt een en ander, ook voor statutair en contractueel personeel van provincies, gemeenten, agglomeraties, federaties van gemeenten en hun werkgevers.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.