Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 01/03/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Vanderpoorten tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over bewegingsopvoeding en een gezonde levenshouding in het kleuteronderwijs
- 1170 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, minister, in november werden door mij en door collegas een aantal schriftelijke vragen gesteld over bewegings- en gezondheidsopvoeding in het basisonderwijs.
Uit uw antwoorden verneem ik onder meer dat er meer leermeesters lichamelijke opvoeding fungeren in het lager onderwijs dan in het kleuteronderwijs. Een deel van de oorzaak hiervan ligt, volgens uw antwoord, in het verschil in regelgeving. In het kleuteronderwijs kan men alleen leermeesters lichamelijk opvoeding ( lo) aanstellen in de aanvullende lestijden, terwijl dit in het lager onderwijs ook kan met de lestijden volgens de schalen.
In het ontwerp van decreet Omkadering Basisonderwijs worden de aanvullende lestijden lo in het kleuteronderwijs opgenomen in de algemene omkadering. Het risico dat kleuterturnen hierdoor minder aandacht zal krijgen, is volgens mij groot. Daarenboven blijkt uit de doorlichtingsverslagen van de inspectie dat in het schooljaar 2010-2011 lo in het kleuteronderwijs 34 keer in de focus stond en dat er vier keer een tekort werd gegeven. In het lager onderwijs stond lo eveneens 34 keer in de focus waarbij acht keer een tekort werd gegeven. Dat is misschien niet veel, maar dat zou kunnen oplopen voor het totaal. Deze cijfers sporen aan tot extra aandacht.
Minister, waarom denkt u eraan de aanvullende lestijden lo in het kleuteronderwijs op te nemen in de algemene omkadering? Is dit voorstel gebaseerd op een evaluatie van lo in het kleuteronderwijs? Werd hierover overleg gepleegd met de gespecialiseerde sector? Valt het niet te overwegen om lo altijd door gespecialiseerde leerkrachten te laten geven in heel het basisonderwijs? Hoe wordt er ingespeeld op de tekorten die door de inspectie werden opgetekend in doorlichtingverslagen met betrekking tot lo in een aantal scholen?
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : De heer Kris Van Dijck, mevrouw Stevens en ikzelf hebben over sport en lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs al vragen gesteld in deze commissie. Het is niet alleen een kwestie van het aantal uren lo zomaar te verhogen. Het is belangrijk om de algemene conditie van leerlingen in het lager en kleuteronderwijs in het oog te houden. Het hoeft niet altijd gecompliceerd te zijn. Lichamelijke opvoeding kan bijdragen tot de algemene sociale ontwikkeling van een kind , wat in het lager onderwijs fundamenteel is.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : De integratie van de aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding in het kleuteronderwijs in het nieuwe basisomkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs dat nog moet worden goedgekeurd in het parlement gebeurt omdat er een geïntegreerd omkaderingssysteem wordt uitgewerkt. Het aantal lestijden lo in het kleuteronderwijs is een mathematische afgeleide van de lestijden volgens de schalen in het kleuteronderwijs. Een integratie in de berekeningswijze is dan ook logisch.
De integratie van de lestijden lo in de berekeningswijze van de basisomkadering betekent echter niet dat er geen bewegingsopvoeding meer moet worden gegeven. Eerst moeten de scholen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen realiseren. Bovendien is in het voorontwerp van decreet een waarborgregeling voor lichamelijke opvoeding ingeschreven, die ervoor moet zorgen dat het volume aan lestijden lo niet mag verminderen ten opzichte van vandaag. Er is dus een duidelijke waarborgregeling, maar dat kon u nog niet weten omdat het nog niet werd gecommuniceerd. Het is wel uitdrukkelijk gepland.
Voorlopig wil ik de keuze die de scholen momenteel hebben tussen de ambten kleuteronderwijzer en leermeester lo behouden. Die keuze heeft immers, behalve een impact op de prestatieregeling van de kleuteronderwijzers, ook een impact op de klasgrootte van de kleuterklassen. Ik wil de beleidsruimte die de scholen op dit vlak momenteel hebben, niet beperken.
Met een vastgesteld tekort in het leergebied lo wordt niet anders omgegaan dan met een vastgesteld tekort op een ander vlak. Een school die een advies beperkt gunstig in de tijd krijgt, heeft drie schooljaren tijd om het tekort of de tekorten weg te werken. Nadien voert de inspectie een opvolgingsdoorlichting uit. Tijdens dat onderzoek kijkt de onderwijsinspectie enkel naar de vastgestelde tekorten. Het resultaat is dan ofwel een gunstig advies, ofwel een ongunstig advies. Een school met een ongunstig advies verliest in principe haar erkenning. Ze kan echter aan mij vragen om haar een voorlopige erkenning toe te kennen. Daarvoor moet de school een verbeteringsplan indienen, waarin ze uitlegt hoe ze het vastgestelde tekort of de vastgestelde tekorten zal remediëren, door wie ze zich daarbij zal laten begeleiden want begeleiding is verplicht en binnen hoeveel tijd ze denkt in orde te zijn.
De minister beslist zowel over de voorlopige erkenning als over de toe te kennen termijn. Dat is minimum één, maximum drie jaar. Na het verstrijken van de termijn zal een paritair college van inspecteurs, dat bestaat uit evenveel inspecteurs uit het vrij als uit het officieel onderwijs, onder het voorzitterschap van een extern deskundige nagaan of het tekort of de tekorten is of zijn weggewerkt. Het resultaat van het paritair college is ofwel een advies tot verdere erkenning, ofwel een advies tot intrekking van de erkenning.
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Minister, ik wist inderdaad niet van de waarborgregeling. Het is belangrijk dat dat wordt ingeschreven in het nieuwe decreet, maar ik blijf het jammer vinden dat u niet kiest voor gespecialiseerde leerkrachten. Dat is veel belangrijker dan het aantal uren op zich.
Wanneer men het ongeluk heeft als kind in een lagere school te zitten waar niemand van de onderwijzers zich bezighoudt met lo, dan is dat een nadeel. Als men gespecialiseerde leerkrachten heeft, is de kwaliteit altijd beter. Dat geldt niet alleen voor lo, maar ook voor vreemde talen.
Minister, u houdt het bij de autonomie van de scholen op dit vlak, maar de overheid moet af en toe zeggen dat sommige zaken moeten. Ik vind lo door gespecialiseerde leerkrachten een van die zaken.
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Minister, ik ben ook tevreden met de inschrijving van de waarborgregeling. Dat is al een flinke stap vooruit, maar wat omvat het begrip leermeester?
Minister Pascal Smet : Je zou dat leerkracht lichamelijke opvoeding kunnen noemen. Het is de algemene benaming.
Mevrouw Vera Celis : Is dat de algemene term?
Minister Pascal Smet : Ja, dat is de officiële benaming. Misschien moeten we dat ooit eens aanpassen. U mag altijd een voorstel doen en dan kunnen we dat eventueel opnemen in Onderwijsdecreet XXII.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.