Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 01/03/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over kansengroepen en stages
- 1147 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, stage is een vorm van werkplekleren en heel belangrijk in het competentieversterkend proces. Dat hebt u ook altijd gezegd en u schrijft daar ook over in uw beleidsnota. In de tendens naar een competentiegericht onderwijssysteem wordt werkplekleren steeds belangrijker. Het aantal stageplaatsen moet dan ook voldoen aan de vraag. Als de vraag toeneemt en het aanbod niet volgt, zal de situatie voor jongeren vooral uit kansarme groepen er alleen maar moeilijker op worden.
Diverse getuigenissen wijzen erop dat het voor kansarme studenten moeilijker is om een stageplaats te vinden dan voor hun andere studiegenoten. Het integreren van kansarme jongeren op de stageplaats is vaak ook minder vanzelfsprekend door een functiebeperking, armoede, de sociaal-culturele achtergrond enzovoort. Ik merk dat ook de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) deze bezorgdheid deelt. Op 13 december 2011 hebben ze daarover op eigen initiatief een advies gegeven.
Binnen onze samenleving krijgen onder andere mensen van allochtone origine nog te vaak af te rekenen met vooroordelen en dat bemoeilijkt ook het vinden van een geschikte stageplaats. Daarnaast zijn er studenten met functiebeperkingen die op extra drempels botsen. Ook financieel kan werkplekleren sommige studenten problemen bezorgen. De Vlor wijst er ook op dat het netwerk van kansarme groepen vaak beduidend kleiner is, waardoor zij meer moeite moeten doen om zelfstandig een stageplaats te vinden.
Minister, bent u op de hoogte van deze problematiek? Krijgt die eventueel aandacht in omzendbrieven? Hoe sensibiliseert u stageaanbieders met betrekking tot deze problematiek? Wilt u in de volgende sectorconvenanten extra aandacht hebben voor deze vormen van werkplekleren en wilt u daarbij streven naar een inclusieve aanpak? Hoe ziet u de rol van de onderwijsinstellingen in het zoeken van een stageplaats? Is er genoeg aandacht voor kansengroepen bij internationale stages? Plant u overleg met de minister van Werk over deze problematiek?
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Minister, ongeveer een maand geleden heeft mevrouw Vanderpoorten ook al een vraag gesteld over het tekort aan stageplaatsen voor leerkrachten in opleiding. Stage is een heel belangrijk onderdeel van een opleiding voor de vaardigheden, kennis, attitudes en dergelijke. Stage is voor iedereen belangrijk, niet enkel voor kansengroepen. Er moeten voldoende stageplaatsen zijn.
Ik zie drie belangrijke actoren in dit verhaal. Dat zijn ten eerste de werkgevers of de stageaanbieders. Die zouden moeten worden gesensibiliseerd of overtuigd om bepaalde kansengroepen toch die kans te geven. Het is trouwens onaanvaardbaar dat mensen op basis van hun geloof of afkomst geen of minder kansen zouden krijgen. Het gaat ook over mensen met een functiebeperking.
Die groep van actoren zou in overleg kunnen gaan met de onderwijsinstellingen. Sommige onderwijsinstellingen gaan niet op zoek naar stageplaatsen, maar ik kan me inbeelden en ik begrijp heel goed dat dat veel werk is voor de onderwijsinstellingen dat zij in dialoog de mogelijke stageaanbieders toch zouden kunnen overtuigen om bepaalde mensen toe te laten om hun stage te doen. Zou er niet meer dialoog moeten komen tussen die twee groepen?
Als laatste groep zijn er de studenten zelf, die aan het begin van hun opleiding op de hoogte zouden moeten zijn van wat een bepaalde stage inhoudt, niet om hen af te schrikken, maar zodat ze weten waar ze naartoe gaan.
In zijn advies suggereert de Vlor om hierover verder overleg te voeren en hij wil zelfs het voortouw nemen. Kunnen we de Vlor daarin volgen?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : We zijn uiteraard op de hoogte van de problematiek. Het Vlor-advies gaat over het hoger onderwijs en het hoger onderwijs kent geen omzendbrieven.
De problematiek van de stages is complex. Zoals de Vlor terecht opmerkt, bevindt de stageproblematiek zich immers op een snijpunt van sectoren en bevoegdheden. De verschillende partners hebben hierbij hun eigen verantwoordelijkheid. Een paar algemene kwesties niet te na gesproken, is er met betrekking tot de stages weinig geregeld in de regelgeving inzake hoger onderwijs. Dat heeft te maken met de grote autonomie ter zake van de instellingen, maar ook zijn er vanuit de beroepssectoren allerhande functievereisten gesteld aan het uitoefenen van bepaalde beroepen, en die gelden ook voor de stages.
Zoals de Vlor ook correct opmerkt, is een groot deel van de regelgeving rond stages federale materie, en geen Vlaamse. We zullen de problematiek zeker meenemen bij de bespreking van de sectorconvenanten in 2013-2014. Om te weten hoe we dat precies gaan doen, moeten we de problematiek nog iets meer in kaart brengen. Ik kom daar zo dadelijk op terug.
Zoals de Vlor terecht stelt, staan hogeronderwijsinstellingen in voor correcte informatie, het garanderen van een stageplaats, flexibele oplossingen, voldoende en flexibele ondersteuning, een goede training, een kwaliteitsvolle voorbereiding. De instelling biedt stageplaatsen aan en sluit overeenkomsten met aanbieders van stageplaatsen. De student kan echter zelf ook een stageplaats zoeken en voorstellen.
Met betrekking tot studenten met functiebeperkingen wil ik erop wijzen dat de verplichting tot redelijke aanpassingen dat komt uit het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap ook lijkt te gelden voor de verplichte stages.
In het Vlaams Actieplan Mobiliteit, dat momenteel nog in wording is, zal naast de gewone mobiliteitsbeurzen ook in extra financiële ondersteuning worden voorzien voor studenten uit kansengroepen die niet voldoende financiële mogelijkheden hebben om deel te nemen aan internationale mobiliteit of als gevolg van hun functiebeperkingen extra kosten hebben. Dat zullen we later verder uitwerken en toelichten.
Het overleg met mijn collega bevoegd voor werk moet verder gaan. Eerst moeten we de knelpunten goed inventariseren. Ik vind het eerlijk gezegd een beetje jammer dat het Vlor-rapport geen inventaris heeft gemaakt van alle wettelijke reglementeringen en vereisten waar problemen worden vastgesteld. We hebben daar momenteel dus geen gedetailleerd overzicht van. De Vlor stelt bijvoorbeeld dat er in de zorgsector een heel aantal voorschriften zijn in verband met het te dragen uniform. Wat die voorschriften zijn en hoe zwaar die wegen binnen de sector, zeggen ze dan weer niet. Ze wijzen er ook op dat een aantal van de gerapporteerde problemen een structureel karakter hebben, maar er wordt dan niet gepreciseerd welke problemen. Daarom zal ik aan de Vlor vragen om zijn advies op dat punt verder uit te werken. Op basis van die verdere precisering kunnen we dan met de nodige collegas contact opnemen, zowel op Vlaams als op federaal niveau.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, ik bespeur in uw antwoord een aantal positieve dingen, zoals het feit dat het wordt meegenomen in de sectorconvenanten, dat er in een financiële ondersteuning zal worden voorzien, dat de knelpunten zullen worden geïnventariseerd, samen met de minister van Werk, en dat u aan de Vlor zult vragen om het advies verder uit te werken.
U zegt ook dat het federale niveau voor een groot deel bevoegd is. Ik kijk dan ook meteen naar mijn collega Pehlivan, die als gemeenschapssenator het probleem aan de overzijde van de weg onder de aandacht kan brengen. We moeten de problematiek goed opvolgen, niet alleen in het hoger onderwijs, maar ook in het secundair onderwijs, want het zijn niet enkel en alleen de jongeren waarover we nu spreken, maar soms ook de jongeren met bepaalde gedragsproblemen die van hun stageplaats verwijderd worden en dan in de grootste problemen komen om hun opleiding af te werken. Ik zal de problematiek dus zeker en vast blijven opvolgen. Ik kijk uit naar het verdere verloop.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.