Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 16/02/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen H els en tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de resultaten van de diversiteitsprojecten in de lerarenopleidingen
- 1080 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Voorzitter, minister, geachte leden, bij de hervorming van de lerarenopleidingen is beslist dat de Vlaamse Regering gedurende de academiejaren 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011 financiële middelen kan toekennen aan projecten die in de schoot van een expertisenetwerk of regionaal platform op experimentele basis de instroom, doorstroom en uitstroom van doelgroepen in de lerarenopleidingen bevorderen. In de periode van 1 september 2010 tot 31 augustus 2011 subsidieerde de Vlaamse Regering diverse expertisenetwerken en regionale platformen om dit alles waar te maken. Die expertisenetwerken en platformen ondernamen uiteenlopende diversiteitsprojecten in de lerarenopleiding. De projecten liepen tot einde augustus van vorig jaar.
Gezien het belang van de evaluatie van de lerarenopleidingen is het belangrijk om zicht te krijgen op de resultaten van die evaluatie van de verscheidene diversiteitsprojecten. Minister, in november heb ik u daarover een schriftelijke vraag gesteld, om te weten wat de stand van zaken was. In uw antwoord hebt u gesteld dat het departement aan de hand van de conclusies van de beoordelingscommissie een eindverslag zou opstellen, dat uiterlijk eind januari 2012 zou worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
Ondertussen is het februari. Volgens mijn informatie zou het eindverslag nog niet op de agenda van de ministerraad zijn gezet. Wat is de stand van zaken met betrekking tot dat verslag? Werd er vertraging opgelopen? Hebben we het misschien nog niet gemerkt? Mocht dat verslag er toch zijn, welke conclusies kunnen we daaruit trekken? Zijn er projecten die successen hebben geboekt, of projecten die net geen succes hebben geboekt? Welke verklaringen kunnen daarvoor worden gevonden? In welke mate wordt rekening gehouden met dat eindverslag bij de evaluatie van de lerarenopleidingen?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, geachte leden, de projectverantwoordelijken zijn op 15 en 16 december 2011 naar het Departement Onderwijs en Vorming gekomen om de resultaten van hun project voor te stellen aan en te bespreken met de commissie die ook hun projectaanvragen heeft beoordeeld. Door de drukke beleidsagenda is het schriftelijke eindrapport nog niet afgerond. Er was inderdaad gepland dat dit er op 31 januari zou zijn, maar dit zal er vóór eind februari zijn. Men heeft iets meer tijd nodig gehad om dat te verwerken dan oorspronkelijk werd geschat. U begrijpt dat er de jongste weken toch al sprake is geweest van belangrijke dingen.
In afwachting van het definitieve rapport kunnen er twee duidelijke vaststellingen worden gedaan. Een eerste vaststelling is dat de diversiteitsproblematiek binnen de lerarenopleidingen niet meer wordt beschouwd als een aangelegenheid in de periferie van het onderwijsgebeuren, dat projectmatig kan worden aangepakt. Diversiteit wordt steeds meer als een taak van de hele opleiding gezien en wordt structureel aangepakt. Deze verschuiving kan wellicht ook niet los gezien worden van de ondersteuning die de instellingen via het Aanmoedigingsfonds kregen, om voor de hele instelling een diversiteitsbeleid te ontwikkelen. Een tweede vaststelling, die we ook hebben gedaan naar aanleiding van het Aanmoedigingsfonds, is dat er tot nu toe weinig cijfermatige gegevens beschikbaar zijn om de effectiviteit en de impact van de projecten op de instroom, doorstroom en uitstroom vast te stellen. Een projectmatige werking van twee of drie jaar is wellicht te beperkt qua tijdsduur om rechtstreekse gevolgen te kunnen meten op het vlak van de instroom en de doorstroom van studenten uit kansengroepen.
Het eindverslag, dat dus eind deze maand klaar zal zijn, zal worden bezorgd aan de commissieleden die de evaluatie van de lerarenopleiding zullen maken, en uiteraard ook aan de leden van de Vlaamse Regering. Uiteraard zullen de vaststellingen in het eindrapport van de evaluatie van de diversiteitsprojecten van nut zijn voor de commissie bij het uitvoeren van haar evaluatie. Deze projecten vormen immers een onderdeel van het decreet van 2006 betreffende de lerarenopleiding. De commissie die belast is met totaalevaluatie van het decreet, kan dan de bevindingen uit het rapport over de diversiteitsprojecten leggen naast de uitkomsten van de lopende onderzoeksprojecten. Ik kan dus bevestigend antwoorden op uw laatste vraag.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Minister, dank u. Ik zal nog even geduld uitoefenen om het verslag in zijn geheel te kunnen doornemen. Er kunnen al een aantal belangrijke conclusies worden getrokken. Dat wijst erop dat er in de toekomst vanuit de lerarenopleiding nog meer aandacht nodig zal zijn voor de diversiteit.
Als tweede conclusie geeft u aan dat het zeer moeilijk is om de effectiviteit al te meten. Dat is niet onbelangrijk. Als scholen bepaalde projecten lanceren en deze worden opgevolgd, dan is het goed om te weten wat de effecten ervan zijn. Diversiteit en op een juiste manier daarmee omgaan blijken heel belangrijk. U zegt dat het te vroeg is om conclusies te trekken. Hebt u de bedoeling om die projecten te verlengen? Het is toch belangrijk dat we zicht krijgen op de effecten, zeker omdat het voeren van een diversiteitsbeleid op termijn erg nodig zal zijn.
Minister Pascal Smet : Laat ons eerst de evaluatie afwachten.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.