Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 07/02/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het stijgend aantal vrouwen van allochtone origine in vluchthuizen
- 1035 (2011-2012)
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over allochtone vrouwen in vluchthuizen
- 1052 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Voorzitter, minister, collega's, vluchthuizen voor mishandelde vrouwen tellen vandaag overwegend vrouwen van allochtone herkomst. De cijfers bevestigen dit. Vorig jaar ontving het Antwerpse Zijhuis 57 vrouwen, waarvan 63 procent van allochtone herkomst. In Gent waren etnische minderheden in 2008 goed voor 71 procent van de vluchthuisbewoners. Vandaag is dat aandeel opgelopen tot negen op tien. De cijfers spreken voor zich.
Deze cijfers betekenen niet dat allochtone vrouwen vaker het slachtoffer zouden zijn van huiselijk geweld dan Belgische vrouwen. Volgens internationale onderzoekingen is huiselijk geweld in zowat alle landen even veel aanwezig. Belgische vrouwen hebben doorgaans wel een breder netwerk om op terug te vallen en vinden ook gemakkelijker en sneller hun weg naar hulp. Hun problemen worden dus sneller gedetecteerd en voor hen kan de hulpverlening in een vroeger stadium in gang schieten, nog voor zij in een vluchthuis terechtkomen.
Bij etnische minderheden lijkt dat minder goed te lukken. Vaak kennen allochtone vrouwen het hulpaanbod niet zo goed of hebben ze er een fout beeld van. Bovendien is partnergeweld in bepaalde gemeenschappen een hardnekkig taboe en is hulp vragen bijgevolg heel moeilijk of zelfs onmogelijk. De taal blijkt ook een groot struikelblok te zijn. Volgens de heer Alain Slock is het Gentse centrum algemeen welzijnswerk (CAW) Artevelde een van de weinige organisaties die tolken inzetten, waardoor dat CAW vrouwen aantrekt die elders niet terechtkunnen.
Er is gelukkig ook goed nieuws. Bij de Marokkaanse gemeenschap zou zich een positieve evolutie voordoen. Het is nog maar enkele jaren geleden dat de vluchthuizen overwegend Marokkaanse vrouwen opvingen, nu lijkt een en ander te keren. Het idee dat de strijd tegen partnergeweld een gemeenschappelijke strijd is, lijkt te groeien, aldus het Brusselse Centre de Prévention des Violences Conjugales et Familiales.
Minister, wat is uw reactie op het stijgend aantal allochtone vrouwen in vluchthuizen? Is die trend ook waar te nemen buiten de grote steden Gent en Antwerpen? Acht u het noodzakelijk om het hulpaanbod bij de etnisch-culturele gemeenschappen, in het bijzonder de vrouwenorganisaties, beter bekend te maken? Zo ja, welke initiatieven kunnen worden genomen? Welke maatregelen kunnen worden genomen om huiselijk geweld vlugger te detecteren? Klopt het dat bij de opvang van allochtone vrouwen weinig beroep wordt gedaan op tolken? Zo ja, hoe is dat te verklaren? Kan ook op dit punt worden bijgestuurd? Kunnen er lessen worden getrokken uit de positieve evolutie inzake partnergeweld in de Marokkaanse gemeenschap voor de andere gemeenschappen in Vlaanderen?
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, collega's, ik heb dezelfde vraag en zal niet in herhaling vallen, maar een paar andere aspecten belichten. Vluchthuizen voor mishandelde vrouwen zitten vandaag vol vrouwen van allochtone afkomst die nog niet lang in ons land zijn. Vaak zijn ze heel zwaar aangepakt en kunnen ze nergens anders terecht. Dat schreef De Standaard op 1 februari. In Antwerpen kloppen de laatste twee jaar steeds meer Afrikaanse slachtoffers van partnergeweld aan bij de vluchthuizen. In Gent zien ze dan weer een toevloed van Bulgaarse of Slowaakse vrouwen. Volgens het CAW Metropool van Antwerpen is er een migratiestroom uit zwart Afrika waarbij de integratie lijkt mis te lopen. Dat CAW ziet ook een gelijkaardige tendens bij gezinshereniging en importbruiden.
De cijfers zijn alvast duidelijk. Belgische slachtoffers kunnen vaker terugvallen op een breder netwerk en vinden gemakkelijk hun weg naar hulp, volgens mevrouw Myriam de Vinck van het Centre de Prévention des Violences conjugales et familiales. Volgens de heer Alain Slock van de Gentse CAW Artevelde worden problemen minder snel gedetecteerd bij etnische minderheden: Vaak kennen ze het hulpaanbod niet goed, of hebben ze er een fout beeld van. Voorts heerst in bepaalde gemeenschappen nog steeds een groot taboe op partnergeweld en om hulp vragen ligt al helemaal moeilijk. Bovendien is er de gebrekkige kennis van het Nederlands bij veel van deze vrouwen, wat de begeleiding extra bemoeilijkt. Vanuit de Marokkaanse gemeenschap komen er echter ook positieve signalen, en mevrouw Pehlivan heeft daar al op gewezen.
Minister, daarom had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen. Hoe wilt u de toeleiding naar deze vluchthuizen voor allochtone vrouwen verbeteren? Hoe wilt u de detectie van problemen bij etnische minderheden verbeteren? De integratie van mensen uit zwart Afrika, bij gezinshereniging en importbruiden, loopt naar verluidt mis. Klopt deze vaststelling? Hoe verklaart u dat en wat zijn de knelpunten? Wat kunt u daar eventueel tegen ondernemen? Is hiervoor overleg met uw collega bevoegd voor Integratie gepland? In hoeverre kan de samenwerking met de Marokkaanse gemeenschap als voorbeeld gelden? Welke lessen trekt u hieruit en wat kunt u ter zake ondernemen? Op welke manier wilt u de kennis van het Nederlands bij deze doelgroep verbeteren, zodat zij minder kwetsbaar worden? Is hiervoor overleg met uw collegas bevoegd voor Onderwijs en Inburgering gepland?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Voorzitter, collegas, de registratiegegevens van de CAWs geven al enkele jaren een stijging van het aantal meldingen inzake partnergeweld. In 2010 werden er 7006 meldingen ontvangen op het onthaal. Dit uit zich ook in een stijging van het aantal begeleidingen. In 2010 werd de problematiek van partnergeweld 2646 keer geregistreerd in de begeleidingen bij de CAWs.
De maatschappelijke aandacht voor de problematiek en sensibilisering draagt er zeker toe bij dat het aantal meldingen stijgt. Het blijft echter een feit dat geweld in de privésfeer en partnergeweld in het bijzonder een van de meest voorkomende vormen van geweld is in onze samenleving. Intrafamiliaal geweld komt voor in alle leeftijdscategorieën, alle sociaal-economische klassen en alle culturen.
Uit de verslagen van de bovenlokale stuurgroep intrafamiliaal geweld blijkt inderdaad dat het overgrote deel van de populatie vrouwen in een vluchthuis van allochtone origine is. Deze toename van allochtone vrouwen in vluchthuizen doet zich zowat in alle regios voor, maar in steden zoals Antwerpen, Gent en Brussel is deze groep prominenter aanwezig.
De aanpak van familiaal geweld en partnergeweld in het bijzonder heeft de afgelopen jaren een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Waar vroeger het aanbod vooral toegespitst werd op de gespecialiseerde opvang van vluchthuizen en slachtofferhulp, is de aanpak verschoven naar een zo vroegtijdig mogelijke aanpak van het probleem.
Door het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk werd een evaluatie gemaakt van de aanpak van de problematiek van intrafamiliaal geweld. Het resultaat is terug te vinden in het dossier Klopt dit nu? 6 jaar werken rond familiaal geweld. Een van de gesignaleerde knelpunten is de moeilijkere toegankelijkheid van het CAW-aanbod voor etnisch-culturele minderheden omwille van taalbarrières en culturele drempels. Hierdoor wordt bij etnisch-culturele minderheden vaak pas in een latere fase van de probleemontwikkeling hulp aangeboden. Dit blijkt onder meer uit de oververtegenwoordiging van vrouwen van allochtone afkomst in de vluchthuizen.
De bekendmaking van het aanbod van de Caws is een permanente opdracht van de sector. Van elk CAW wordt verwacht dat het zich op dusdanige manier profileert zodat alle partners weet hebben van zijn initiatieven. Een CAW in een grootstad met een grote aanwezigheid van etnisch-culturele minderheden zal zich vanzelfsprekend op een andere manier moeten profileren dan een CAW in een regio waar er minder etnisch-culturele minderheden zijn. Om dit aanbod te optimaliseren is de samenwerking met de integratiesector en etnisch-culturele gemeenschappen essentieel. De sector van het algemeen welzijnswerk beschikt over tal van good practices met betrekking tot het bekendmaken van het hulpaanbod en het optimaliseren van de toegankelijkheid van het hulpaanbod voor etnisch-culturele minderheden.
In Oost-Vlaanderen heeft het Gentse CAW Artevelde samengewerkt met Intercultureel Netwerk Gent. Vanuit de vaststelling dat met de steeds groeiende bekendheid van welzijnsdiensten een aantal doelgroepen toch moeilijk bereikt werden, zijn CAW Artevelde en Intercultureel Netwerk Gent op zoek gegaan naar een alternatieve manier om de meest kwetsbare etnisch-culturele minderheden te informeren. Ze ontwikkelden samen de methodiek GRIP. Dit staat voor Groeps Informatie Proces en verwijst naar groepssessies die georganiseerd worden om de doelgroep op een toegankelijke en interactieve manier te informeren en te versterken. De methodiek verwijst ook naar het proces dat samen met de groep afgelegd werd en waarin de deelnemers of deelneemsters hun eigen krachten weer ontdekken en opnieuw meer grip krijgen op hun eigen leven. Deze methodiek wordt ook toegepast op de thematiek relaties en partnergeweld.
Ook in bijvoorbeeld Dendermonde is er een samenwerkingsverband tussen het CAW en het diversiteitscentrum met het oog op de toegankelijkheidsverhoging van het reguliere dienst- en hulpverleningsaanbod voor etnisch-culturele minderheden. De samenwerking staat onder andere in voor deskundigheidsbevordering rond hulpverlening aan etnisch-culturele minderheden. Ook in de andere regios heeft men specifieke projecten uitgewerkt en samenwerkingsafspraken gemaakt met vertegenwoordigers van de etnisch-culturele minderheden.
Ik vraag mijn administratie om samen met het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk alle good practices met betrekking tot het verhogen van de toegankelijkheid voor etnisch-culturele minderheden te verzamelen en te verspreiden.
Begin maart is het meldpunt misbruik, geweld en kindermishandeling operationeel. Dit meldpunt moet ertoe bijdragen dat burgers, ook anoniem, bij dit meldpunt terechtkunnen met al hun vragen, bezorgdheden en vermoedens. Dit initiatief moet een drempelverlagend effect hebben voor iedereen die geconfronteerd wordt met partnergeweld.
Daarnaast beschikt het CAW in elk gerechtelijk arrondissement over een duidelijk en toegankelijk aanspreekpunt waar zowel burgers, politie, parket als welzijns- en gezondheidsactoren een hulpvraag kunnen stellen naar aanleiding van partnergeweld. Elk CAW heeft met deze partners ook duidelijke samenwerkingsafspraken zodat slachtoffers en plegers tijdig kunnen worden toegeleid naar het hulpaanbod van de CAWs.
Huiselijk geweld detecteren is vanzelfsprekend de eerste stap, maar daar blijft het natuurlijk niet bij. Het komt erop aan om de mensen, in het bijzonder de groep van etnisch-culturele minderheden, die geconfronteerd worden met huiselijk geweld tijdig toe te leiden naar aangepaste hulpverlening. En daar ligt vaak het probleem. Er kan niet ontkend worden dat er nog steeds een taboesfeer hangt rond de schrijnende problematiek van huiselijk geweld. Zoeken naar manieren om vrouwen te overtuigen om naar buiten te komen en de stap naar de hulpverlening te zetten, blijft een belangrijke uitdaging. Deze vrouwen leven ook vaak in gesloten gemeenschappen waar het niet de gewoonte is om personen van buiten de gemeenschap te betrekken in de persoonlijke problemen. Al deze factoren werken remmend voor het vormen van netwerken die hen op weg kunnen zetten naar de hulpverlening.
Uit het dossier Klopt dit nu? 6 jaar werken rond familiaal geweld van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk blijkt dat er in het onthaal rond familiaal geweld minder etnisch-culturele minderheden worden bereikt dan bij andere problemen. Ook de CAWs geven vanuit hun ervaring aan dat het niet gemakkelijk is om deze doelgroep te bereiken. Anderzijds stellen we vast dat de vluchthuizen wel veel allochtone vrouwen bereiken. Dit aanbod sluit wel aan bij de noden van deze doelgroep, maar wordt meestal pas in een latere fase van de probleemontwikkeling ingezet. Dit wijst erop dat het vooral moeilijk is om allochtone cliënten te bereiken in een meer preventief stadium.
Op dit punt is er dus duidelijk nood aan specifieke methodieken en inspanningen. De afgelopen jaren werden hierin wel al belangrijke stappen gezet, zoals het outreachend werken de stap zetten naar de allochtone gemeenschappen via gespreksavonden en informatievergaderingen en de samenwerking met zelforganisaties.
Vrouwen die bij een vluchthuis aankloppen, zijn per definitie een kwetsbare groep. Als ze bovendien ook nog van allochtone origine zijn en het Nederlands niet machtig, dan zal er een beroep worden gedaan op een tolkendienst. Werken met tolken wordt echter om verschillende redenen als niet evident ervaren: de hoge kostprijs, de beperkte beschikbaarheid van tolken, onvoldoende vaardigheden van hulpverleners in het werken met tolken, tolken beschikken niet over vaardigheden waarmee hulpverleners naar familiaal geweld kijken. Ik heb geen zicht op de mate van gebruik van tolken in opvanginitiatieven voor allochtone vrouwen. Gezien het toenemend aantal allochtonen en anderstaligen in de opvanginitiatieven van de CAWs, ben ik ervan overtuigd dat er verschillende methodieken en instrumenten gehanteerd worden. Ik zal ook dit laten onderzoeken door mijn administratie en het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en desgevallend voorstellen tot bijsturing uitwerken.
U vraagt of er lessen kunnen worden getrokken uit de positieve evolutie wat betreft partnergeweld in de Marokkaanse gemeenschap voor de andere gemeenschappen in Vlaanderen. Het gaat hier mijns inziens over een mentaliteitsverandering. Door steeds opnieuw de aandacht te vestigen op de problematiek van intrafamiliaal geweld en partnergeweld, ongeacht de cultuur waarin dit plaatsvindt, kan het taboe doorbroken worden, wat niet wegneemt dat we blijvend moeten investeren in preventie en sensibiliseringsprojecten. Binnen de hulpverlening bestaan er verschillende good practices rond de samenwerking met de Turkse en Marokkaanse gemeenschap, zoals onder andere gespreksgroepen voor Turkse en Marokkaanse jongeren rond relatievorming en diversiteit.
Hieruit kunnen zeker lessen getrokken worden. Er moet daarom meer aandacht besteed worden aan de cultuursensitieve aspecten van hulpverlening. De hulpverleners zelf zijn vragende partij voor methodieken om met etnisch-culturele minderheden te werken rond geweld in het gezin. Daarom wordt er in verschillende regios actief op zoek gegaan naar samenwerkingsverbanden met etnisch-culturele organisaties, zodat zij advies kunnen verstrekken over hoe bepaalde zaken aan te pakken. Zo leert de ervaring dat een te directieve aanpak van de hulpverlener afschrikt, vooral dan in gezinnen waar de vader de dominante figuur is. Daarnaast bestaan er bij de verschillende etnisch-culturele gemeenschappen ook misverstanden over hoe hulpverleners omgaan met familiaal geweld. Het komt er dus onder meer op neer om elkaar beter te leren kennen om deze misverstanden uit de wereld te helpen.
De specifieke moeilijkheden die we ervaren bij vrouwen die vanuit zwart Afrika als huwelijksmigrant of in het kader van gezinshereniging naar hier komen, is dat het zeer moeilijk is om met hen in contact te komen. Deze groep van vrouwen leeft vaak in gesloten gemeenschappen, de vrouwen komen weinig buitenshuis en hebben weinig tot geen contact met welzijnsvoorzieningen. Ze mogen vaak zelfs geen Nederlands leren, terwijl kennis van de taal een essentiële voorwaarde is tot integratie.
Het is vanuit de bezorgdheid en het besef dat er nieuwkomers zijn die niet kunnen genieten van dezelfde vrijheden als andere burgers in dit land dat inburgering voor nieuwkomers verplicht is. Wie naar Vlaanderen komt, moet minstens deelnemen aan de lessen maatschappelijke oriëntatie (MO), de lessen Nederlands, de trajectbegeleiding. Trajectbegeleiders kunnen vrouwen informatie geven, hen doorverwijzen naar hulpverleners. Inburgering alleen is echter een onvoldoende voorwaarde. Er zijn ook vrouwen die niet via dit kanaal op weg gezet kunnen worden naar hulpverlening. Daarom is het belangrijk dat er naast inburgering ook andere kanalen en initiatieven bestaan om vrouwen te bereiken en te informeren, zoals bijvoorbeeld via VOEM, Vereniging voor Ontwikkeling & Emancipatie van Moslims.
Een goede illustratie van samenwerking met onderwijs is de aandacht die Klasse eind 2011 besteedde aan de problematiek van partnergeweld. Meer dan 200.000 Vlaamse leerkrachten kregen een stappenplan waarin uiteengezet werd hoe men het gesprek kan aangaan met de leerling en de ouders, hoe ze met privacy moeten omgaan en welke hulpverlening ze kunnen inschakelen wanneer ze ontdekken of vermoeden dat een leerling getuige is van partnergeweld. Leerkrachten zijn soms de enige volwassenen die een kind nog vertrouwt of bij wie het zich veilig voelt. Ook werden 700.000 ouders via Klasse voor Ouders geconfronteerd met het verhaal van jonge getuigen van partnergeweld. Maks! voor leerlingen van 14 tot 18 jaar en Yeti voor leerlingen van 10 tot 12 jaar, hebben eveneens aandacht besteed aan het thema partnergeweld.
Tot slot wens ik ook de aandacht te vestigen op het Nationaal Actieplan Partnergeweld 2010-2014. Ter voorbereiding van dit actieplan is er overleg geweest met de administratie van Onderwijs en Gelijke Kansen in Vlaanderen. De globale doelstellingen voor partnergeweld zijn: het ontwikkelen van kennis en het verbeteren van inzicht in de problematiek, het informeren en sensibiliseren omtrent partnergeweld, het voorkomen en opsporen van partnergeweld, het verzekeren van hulp aan slachtoffers en een aangepaste opvolging van daders van partnergeweld en het voorzien in een aangepaste politionele en gerechtelijke aanpak.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, ik dank u voor het heel uitgebreid antwoord. Ik zal het nog eens volledig moeten nalezen.
Ik wil nog een aantal bijkomende suggesties doen. Het is inderdaad heel belangrijk om het taboe te doorbreken en om het probleem bespreekbaar te maken. Ik denk dat we nog iets meer moeten samenwerken met het etnisch-culturele middenveld. Die middenveldorganisaties vallen meestal onder de voogdij van de minister van Cultuur, en ik heb de indruk dat het bespreken van deze problematiek ook wel een van hun taken zou kunnen zijn. Ik zou willen vragen om niet alleen met de minister van Onderwijs en de minister van Inburgering, maar ook met minister Schauvliege te overleggen om deze organisaties op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Ik vind dat het ook een verantwoordelijkheid is van die etnisch-culturele minderhedenorganisaties om dit mee op te nemen.
Om het taboe te doorbreken, is het soms ook goed om best practices uit het land van herkomst aan te halen. Ik geef een voorbeeld. Onlangs las ik in een Turkse krant dat de minister van Familie en Sociale Zekerheid, die verantwoordelijk is voor de bestrijding van partnergeweld, de groep van de mannen wil bereiken. Hij stelt dat het de mannen zijn die ervan moeten worden overtuigd dat het niet te tolereren is. Er wordt nu een hele campagne opgezet ten aanzien van de mannengemeenschap. Het komt erop neer dat bij het sluiten van een huwelijk de mannen een belofte moeten afleggen dat ze hun vrouw niet zullen slaan. Of ze die belofte dan ook houden, is nog iets anders. Het geeft wel een duidelijk signaal dat het maatschappelijk niet te tolereren is, van welke etnische afkomst je ook bent.
Elke actie die wij hier ondernomen, komt het doorbreken van het taboe ten goede. We moeten het bespreekbaar maken, niet alleen bij de vrouwen, maar bij de hele familie. U hebt gesproken over een nationaal actieplan. We zullen dat opvolgen en bekijken hoe deze materie evolueert.
Enerzijds betekent het stijgende aantal vrouwen in vluchthuizen dat zij de hulpverlening steeds meer kennen. Maar anderzijds: hoe hoger de cijfers, hoe pijnlijker. Het zijn immers niet alleen de vrouwen die er het slachtoffer van zijn, maar ook de kinderen.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord op de diverse vragen. Het geeft een zicht op de hele problematiek, enerzijds welke initiatieven al genomen worden en tot resultaten leiden, en anderzijds een aantal blijvende pijnpunten, zoals de moeilijke detectie bij bepaalde etnisch-culturele groepen, de taalbarrière, het taboe. Ik stel mijn vraag vanuit de commissie Inburgering, waar we het altijd over de grote lijnen hebben, maar dit is nu eens dagelijkse materie.
Ik apprecieer dat u spreekt over het in kaart brengen, onderzoeken en eventueel bijsturen van diverse methodieken. Dat is mijns inziens de juiste methode, het liefst in overleg met zo veel mogelijk andere vakministers, elk op hun beleidsdomein. We mogen dit niet vakjesgericht bekijken. Nieuwkomers die bij ons komen, moeten inderdaad ook kunnen genieten van onze rechten en plichten. Dat moet voor iedereen gelden.
Ik dank u voor uw antwoord. Het was veel genuanceerder dan ik kon vermoeden.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Minister, collegas, we mogen de zaken hier niet verwarren en door elkaar gooien. Dit is niet alleen een problematiek van inburgering. Het is belangrijk om de allochtone nieuwkomers te wijzen op hun rechten en plichten, maar ook om hen te wijzen op hun plicht om die plichten na te leven. Een van die plichten is ervoor te zorgen dat ze onze taal kennen en hier ingeburgerd raken.
Minister, ik hoor u zeggen dat de CAWs vaststellen dat het niet gemakkelijk is om deze doelgroep te bereiken in een meer preventief stadium, wat een beetje contradictorisch is met de vaststelling dat hun aantal in de vluchthuizen stijgt. Daaruit blijkt immers dat ook de allochtone vrouwen die geconfronteerd worden met partnergeweld, hier hun rechten in de vorm van hulpverlening steeds beter kennen. Ik stel trouwens ook vast in Antwerpen en wellicht is het in Gent niet anders dat steeds meer vrouwen van allochtone afkomst de weg kennen naar het systeem van pro Deo, waarbij ze een beroep kunnen doen op een kosteloze advocaat om hen hierin te steunen.
Minister, blijven investeren in preventie is belangrijk. Het doorbreken van de taboesfeer rond partnergeweld is heel belangrijk. We hebben deze week in de media nog de laatste cijfers kunnen vernemen in verband met partnergeweld. Dat zijn schrikwekkende cijfers.
Dat heeft echter niet alleen te maken met vrouwen van allochtone afkomst, minister. Ik wil u echt vragen om uw beleid ter zake niet te veel alleen op die doelgroep toe te spitsen. Ook in onze autochtone bevolking worden vrouwen daarmee geconfronteerd. We moeten vaststellen dat het meestal vrouwen uit de laagste sociale klassen zijn die in probleemsituaties komen en geen beroep durven te doen op hulp. Vrouwen die het zich kunnen permitteren om te zeggen dat ze het geweld niet meer accepteren, zijn meestal vrouwen die over voldoende financiële middelen beschikken om die stap te kunnen zetten. Vrouwen uit de allerlaagste sociale klassen hebben die mogelijkheid niet, gewoon bij gebrek aan middelen.
U mag dit zeker niet toespitsen op de allochtone gemeenschap, minister, maar moet het zeer breed en algemeen doen, met meer dan voldoende aandacht voor onze eigen, autochtone bevolking.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, dat zijn een aantal zaken die ik zeker wil meenemen. Ik zal een aantal zaken ook laten bekijken door het steunpunt. We hebben daar wat mensen die zich hier echt op hebben toegespitst. We zullen bekijken of een aantal van die suggesties kunnen worden meegenomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.