Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 09/02/2012
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over het strategische deel van het plan-MER voor de Brusselse ring
- 1003 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Irina De Knop tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de omvorming van de R0 rond Brussel
- 1015 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Tine Eerlingen tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over het strategische MER voor de ring rond Brussel
- 1051 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister, het strategische deel van het plan-MER-document dat moest worden opgemaakt in het kader van de mogelijke ingrepen aan de Brusselse ring, blijkt klaar te zijn. Ik zeg blijkt, want ik wist het zelf niet. Ik heb het gelezen in de krant.
Zonder vooruit te willen lopen op de effectieve besluitvorming lijkt het mij dat drie overigens ook in de krant naar voren geschoven scenarios als haalbaar of aanvaardbaar kunnen worden beschouwd. Een: de dubbeldeksoplossing met een tunnel of een brug. Twee: de klassieke ontdubbeling, waarbij men over een groot deel van het traject een parallelweg met twee rijvakken aanlegt. Drie: de tunnel onder Brussel. Ik neem hier geen standpunt in, collegas, over de vraag of dit voor onze fractie nu de aanvaardbare of wenselijke voorstellen zijn. Het lijken mij wel de scenarios waartussen het kan gaan.
De drie alternatieven hebben in elk geval een zeker probleemoplossend vermogen. Ze bieden geen wonderoplossingen, maar zijn absoluut te combineren met een aantal randvoorwaarden, zoals slimme sturing, vormen van rekeningrijden, uitbouw van het openbaarvervoersaanbod, fietsverbindingen en maatregelen op het onderliggende wegennet.
Het Vlaams Parlement keurde vorig jaar een resolutie goed betreffende de aanpak van het mobiliteitsprobleem in de regio van Vlaams-Brabant en Brussel. Daarin werden verschillende randvoorwaarden naar voren geschoven, die mee moeten worden genomen bij een mogelijke beslissing over de Brusselse ring.
Wat zijn nu de volgende stappen in de besluitvorming? Wanneer kunnen die genomen worden? Wat is de streefdatum om een uiteindelijke beslissing te nemen? In welke mate wordt er in de volgende stappen en bij de verdere en definitieve besluitvorming rekening gehouden met de in de bovenvermelde goedgekeurde resolutie opgenomen vragen aan de Vlaamse Regering? Wanneer wordt er verder overlegd met de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die niet noodzakelijkerwijs op dezelfde lijn zit als de Vlaamse Regering?
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Voorzitter, het klopt dat ik niet zo vaak in deze commissie kom, maar dit dossier probeer ik wel van nabij op te volgen. Ik maak me wat zorgen over het verdere verloop ervan.
Minister, het Vlaams Parlement heeft inderdaad een resolutie goedgekeurd betreffende de aanpak van het mobiliteitsprobleem in de regio, en heeft een aantal aanbevelingen gedaan aan de Vlaamse Regering. Het is onnodig om de hele geschiedenis van het dossier op te rakelen. Het is vooral belangrijk dat we vooruitgang kunnen boeken, zodat we in dit dossier niet stilstaan, zoals heel wat pendelaars en wagens dagelijks stilstaan op de ring. Er is al heel wat gebeurd in dit dossier, met een herdefiniëring van zones en onderzoeken naar nieuwe alternatieven. Het lijkt erop dat de beweging in dit dossier zich vooral in de breedte voordoet, en dat we niet echt vooruitgaan. Ik hoop dat ik het fout heb.
Als ik de informatie op de website van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) mag geloven, zullen de resultaten van het strategische plan-MER en de maatschappelijke kosten-batenanalyse in het voorjaar van dit jaar worden afgerond. Dat doet mij veronderstellen dat er ook een beslissing van de Vlaamse Regering kan worden verwacht voor het einde van het voorjaar. Na die beslissing zou dan het echte plan-MER voor de aanpassing van het andere deel van de ring kunnen worden aangevat.
Het is de betrachting van de Vlaamse Regering om een efficiënte overheid te zijn en tot kortere doorlooptijden van procedures van grote infrastructuurprojecten te komen. Ik hoop dan ook dat dit dossier een mooi voorbeeld kan zijn van hoe het wel kan verlopen.
Ik wil benadrukken dat niet alleen de omvorming van de ring een kernissue is voor onze fractie. Ook de verbetering van het openbaar vervoer en andere flankerende maatregelen zijn voor ons van essentieel belang. Er bestaan al heel wat plannen voor nieuwe verbindingen, onder meer in de Mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn. Alleen mag de besluitvorming daarover dan ook wel volgen.
De werkgroepen met Brussel bestaan nu iets meer dan twee jaar. U hebt daar herhaaldelijk naar verwezen in uw antwoorden, om vooruitgang te kunnen boeken in de mobiliteitsvraagstukken van deze regio. Ik vraag me alleen af of deze voorstellen ook verder geraken dan het ambtelijke niveau. Als ik goed ben ingelicht, zijn er sinds het overleg in februari maar een drietal structurele wijzigingen aan het busnetwerk van De Lijn doorgevoerd.
Het lijkt er een beetje op dat er een doorverwijspolitiek is tussen verschillende bestuursniveaus. Dat doet de vooruitgang in de aanpak van het mobiliteitsprobleem op en rond de ring in Brussel en in Vlaams-Brabant absoluut geen goed. Laat ons hopen dat het doorverwijzen van vragen er niet toe leidt dat we de zaken op de lange baan schuiven, eerder dan dat we tot oplossingen komen. Ik denk niet dat de burger daarmee gebaat is, of dat nu een automobilist is dan wel een gebruiker van het openbaar vervoer.
Uiteraard moeten we ons rekenschap geven van de milieu-effecten van de scenarios. Het zou fijn zijn als u daar in uw antwoorden naar kunt verwijzen. Uiteraard moeten we aandacht hebben voor maatregelen die luchtvervuiling en geluidsoverlast terugdringen. Maar ik hoop dat we niet verzanden in eindeloos studiewerk. In die zin heeft het rapport ons met de neus op de feiten gedrukt. We lezen ook wel dat de keuze om geen nieuwe infrastructuur uit te bouwen en enkel in te zetten op flankerende maatregelen om de mobiliteitsknoop op te lossen, effectief de minst gunstige is wat impact op de menselijke gezondheid betreft. Dat is in elk geval een van de conclusies die mij is bijgebleven.
Minister, wat is de vooropgestelde timing van de Vlaamse Regering met betrekking tot de verschillende procedures? Ik verwijs specifiek naar het vak Zaventem en het vak Noord. Wat zijn verdere concrete stappen met betrekking tot het verdere verloop van het strategische MER? Welke instanties worden uitgenodigd voor de bespreking ervan? Worden ook de gemeentebesturen uitgenodigd? Wanneer zal dat plaatsvinden? Welke maatregelen zal de Vlaamse Regering ondernemen om de ontwikkelingen en de voortgang van procedures voor de optimalisering van de ring te garanderen, zoals is vermeld in de goedgekeurde resolutie? Uit welke acties bestaat het communicatieplan dat u hebt vermeld in uw beleidsbrief? Welke mate van congruentie is er vandaag tussen het doorlopen van de MER-richtlijnen van het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Zijn er bijkomende stappen nodig voor het realiseren van deze doelstelling? Hebt u al een bedrag kunnen begroten voor de zone Zaventem en de zone Noord? Is er al geld begroot of zijn er plannen voor de flankerende maatregelen? Ik verwijs hierbij naar het plan 2020 van De Lijn en de optie van vier tramlijnen in die regio, waarvan vandaag nog niet duidelijk is welke al dan niet verder zullen worden uitgewerkt.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Het strategische MER is een heel belangrijke stap in het beslissingsproces voor een uiteindelijke oplossing voor de fileproblematiek in de Rand rond Brussel. Ik hoop dat het een oplossing zal bieden, maar blijkbaar zou het nog geen volledige oplossing bieden. Er moet alleszins een verbetering komen.
In de START-fiche met betrekking tot de R0 zone Noord en Zaventem staan volgende stappen omschreven. De opstart van de plan-MER-procedure is mogelijk op basis van de mobiliteitsstudie en het strategische MER. Dit plan-MER zal volledig in samenspraak met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gebeuren aangezien kleine delen van de ring op Brussels grondgebied liggen. De verdere timing is vrij indicatief. Het plan-MER zou in 2012-13 doorlopen moeten worden. Het effectieve ontwerp moet er komen in 2013-14. Het vervolg naar de effectieve uitvoering zal voor de periode daarna zijn.
Dit strategische MER moet worden besproken met de betrokken instanties en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Er moet ook een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) worden opgesteld. Om de indicatieve timing te halen, veronderstel ik dat u met een nota naar de Vlaamse Regering zult moeten gaan tegen de zomer. Ik zou graag van u vernemen wat daar de volgende stappen in zijn.
Heel de procedure is vrij lang. U moet een langetermijnpad uitzetten. Maar de trechter voor de uiteindelijke beslissing zal steeds smaller worden. Deze regering zal uiteindelijk de beslissing moeten nemen voor welke optie men zal gaan.
De collegas hebben het al aangehaald: het strategische MER vergelijkt een aantal scenarios. Vijf worden effectief verder onderzocht. De resolutie van het parlement met betrekking tot de verkeersproblematiek in Vlaams-Brabant vraagt om in te zetten op een multimodale aanpak. In eerste instantie had ik niet teruggevonden dat rekeningrijden, modal shift en dergelijke, allemaal worden meegenomen in de verschillende scenarios. Toen ik het dossier helemaal doornam, zag ik dat dat wel degelijk het geval is. Bij elke optie worden rekeningrijden, openbaar vervoer en fietsverbindingen meegenomen. Zal in de eerste vier scenarios het volledige scenario 5, zijnde de modal shift, worden meegenomen, of zal dat eerder een lightversie zijn? In de tekst staat zal eventueel een uitbreiding zijn. Dat is niet helemaal duidelijk.
Daarnaast zou ik graag een meer gedetailleerd inzicht krijgen in de verdere timing. Hebt u daar al een zicht op? Welke scenarios zult u verder onderzoeken? Hebt u er al een visie op in welke richting u daarmee zult gaan?
Hebt u er al zicht op wanneer de MKBA afgerond zal zijn? Wanneer verwacht u die beslissing?
Tegen wanneer moet duidelijk zijn met welke optie er wordt verdergegaan? Wat is uw timing daarvoor?
Hoe en wanneer zal het verder overleg met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gebeuren? Indien zij op de rem zouden staan, zult u dan eventueel andere scenarios bekijken?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Voorzitter, collegas, normaal gezien zou ik hier uiteraard ook een vraag om uitleg over hebben ingediend. Toen in De Standaard echter een artikel verscheen over die fameuze studie, de strategische MER, heb ik de vraag gesteld een gedachtewisseling te organiseren over die studie. Ik heb er geen probleem mee dat hier vragen worden gesteld aan de minister. Ik denk echter dat er eerder, voorafgaand aan de politieke vraag, een technische discussie moet worden gevoerd.
Het is een stevige studie, een turf van 400 paginas. Als je die screent, komen daar echter een aantal heel eigenaardige resultaten uit. Ik stel mij wat vragen bij de methodologie, bij de resultaten. In scenario 1 wordt gekozen voor een verbreding van de ring, dus aan weerszijden drie rijstroken, plus twee voor lokaal verkeer. Als je dat scenario vergelijkt met scenario 5, het scenario van de modal shift, zie je dat er meer geluidsoverlast is, meer fijn stof, meer ultrafijn stof, namelijk de PM2,5-fractie, meer stikstofoxide en meer CO2. Hoe kan vanuit milieuoogpunt scenario 1 interessanter zijn dan scenario 5? Dat is een fundamentele vraag. Die discussie kan misschien eerder worden gevoerd met enerzijds het studiebureau dat de studie heeft gemaakt en anderzijds de administratie die de opdrachtgever was.
Voorzitter, kunnen we nu al beslissen of moet dat tijdens een regeling van de werkzaamheden? Het lijkt mij alleszins nuttig dat die discussie voorafgaat aan de politieke discussie.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Mijnheer Sanctorum, ik had ook wat hetzelfde gevoel. Ik dacht: Ha, het staat in de krant, dus zal onze voorzitter wel aan onze minister vragen om het te komen toelichten.
Ondertussen werden er echter al vragen om uitleg gesteld, zonder de toelichting door het studiebureau. Ik mis die toelichting op dit moment ook wel wat. Maar goed, we zitten op dit moment misschien ook nog in een stap van de procedure die misschien niet zo interessant is. Het lijkt mij interessanter om het advies af te wachten van dat veertigtal instanties, waaronder ook het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Na de plenaire vergadering in maart kan de minister verdere stappen nemen. Er moet bijvoorbeeld ook een MKBA komen om definitief een aantal scenarios uit te kiezen, waar dan een plan-MER of een project-MER op moet worden gemaakt.
Minister, wanneer acht u het moment geschikt om het parlement technisch voor te lichten? Mijnheer Sanctorum, ik hoop dat u dan niet meteen het studiebureau in het verdomhoekje zult duwen door te zeggen dat het eigenaardige resultaten zijn. Ik hoop dat we met open vizier zullen luisteren naar wat ze te zeggen hebben.
Ik vond het ook eigenaardig te lezen dat scenario 5 eigenlijk slechter is voor de gezondheid. Ik vrees dat bij scenario 5 iedereen gewoon blijft stilstaan in de file en dat er daardoor meer uitstoot is. Ik kan verkeerd zijn, maar dat kunnen we aan die mensen vragen. Ik zie de minister al nee schudden, dus ik zal mis zijn. Ik ben er alvast geen specialist in.
Ik had dus een gelijkaardige bedenking als de heer Sanctorum en had om die reden geen vraag om uitleg ingediend. Ik verwacht ook vanuit onze fractie niet de keuze voor een of ander scenario. Wij zijn daar veel te weinig voor ingelicht.
Mevrouw De Knop, u zegt dat het niet echt vooruitgaat. Ik ben het daar niet mee eens. Het klopt dat dit dossier al enige vertraging heeft opgelopen. Nu zitten we echter wel aan een volgende stap. Laten we hopen dat de daaropvolgende stap, de plenaire vergadering, in maart kan plaatsvinden, zodat vóór de zomer duidelijk wordt welke richting het uitgaat en welke scenarios zullen overblijven voor verdere studie.
Het overleg met Brussel blijft essentieel in dit dossier. Ik ben het met u eens, mevrouw De Knop, dat we de timing moeten proberen te handhaven. We hebben totaal nog geen zicht op het budget. We moeten de kosten-batenanalyse afwachten om enigszins zicht te hebben op de kosten van het scenario dat overblijft. We zullen dan bekijken waar we de middelen kunnen vinden om dat te realiseren.
Uiteraard mogen we de flankerende maatregelen niet uit het oog verliezen. Als we de technische uitleg krijgen, zou ik graag de stand van zaken in verband met het Gewestelijk Expressnet (GEN) voor de fiets kennen. Ik weet dat er een studiebureau werd aangeduid, maar misschien staan ze nog niet ver genoeg. Het lijkt mij in ieder geval een interessante piste om het fiets-GEN daaraan te koppelen.
De Vlaamse Regering moet een aantal beslissingen nemen met betrekking tot de GEN-stopplaats aan het kerkplein te Machelen. Uiteraard is het openen van een NMBS-station vooral een federale bevoegdheid. Het is echter wel een knooppunt in het hele verhaal. Ik vraag mij af hoe het daarmee staat.
De heer Jan Peumans : Bedoelt u Machelen in Vlaams-Brabant of Machelen-aan-de-Leie?
Mevrouw Karin Brouwers : Machelen in Vlaams-Brabant, uiteraard.
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri : Het ging net over de Kerklaan. Simonis is ook een kruispunt waar heel veel bussen toekomen vanuit de Rand. We zijn acht extra busstroken aan het aanleggen. Houden we het algemeen of kan ik over Simonis beginnen?
De voorzitter : We houden het algemeen.
Mevrouw Khadija Zamouri : Minister, ik ben in volle verwachting van nieuws over uw eventuele gesprekken met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
De voorzitter : Die vraag is terecht. We hebben hier enkele hoorzittingen gehad naar aanleiding van het voorstel van resolutie van mevrouw De Knop. We hebben een heleboel sprekers ontvangen. U hebt dan een lijst ingediend en ik heb die aan de minister overgemaakt. U hebt gevraagd naar een soort voortgangsrapportage. Het voordeel daarvan is dat we niet elke drie minuten de minister moeten vragen naar de stand van zaken. De minister maakt gewoon om de zoveel tijd een rapport over aan de commissie. Dan kunnen de leden vragen stellen.
In de commissie Financiën wordt dat systeem gehanteerd in verband met de pps-projecten. Volgende dinsdag komt de minister-president op mijn verzoek een toelichting geven bij zijn voortgangsrapport. Als u wilt weten hoe het zit met de missing links of met de tramverlengingen, komt u dinsdag naar de commissie Financiën.
We zullen daar in de regeling der werkzaamheden verder over praten en beslissen, mijnheer Sanctorum.
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : De timing van deze vragen is voor mij een beetje vreemd. Er heeft natuurlijk een artikel in de krant gestaan, dat weet ik. Ik zal sommige mensen toch nog wat op hun honger moeten laten zitten. Ik maak dat duidelijk.
Er is voor de R0 een mobiliteitsstudie gemaakt dat weet u, die werd hier al besproken zowel voor de zone Noord als voor de zone Zaventem. Die is in juli 2010 beëindigd. In de plenaire vergadering werd dan gedebatteerd in het kader van de MER-procedure over die studie. Die is gehouden op 8 december 2010 en vervolgd op 24 februari vorig jaar. De dienst MER heeft een aantal aanvullende richtlijnen bezorgd om een strategische plan-MER op te maken. Dat is iets unieks. De ring ligt op het grondgebeid van twee gewesten. Er is voor gekozen om eerst een overkoepelend strategisch plan-MER te maken. Dat moet dan uitmonden in deel-MERs, deeltjes van een groter proces. Het is goed om dat zo te doen. Zo kunnen we de strategische opties voor de toekomst nagaan.
De studie werd voorlopig gefinaliseerd in december 2011, nog maar een paar weken geleden. Op 13 januari is er een toelichtende vergadering georganiseerd voor de gemeentebesturen en alle instanties die betrokken zijn bij de plenaire vergadering. Daar moet het rapport uiteindelijk besproken worden, en dat zal gebeuren op 8 maart.
Momenteel hebben we dus het strategische plan-MER. Dat is een eerste keer besproken bij de actoren die bij de plenaire vergadering betrokken worden. Die plenaire vergadering vindt plaats op 8 maart. Het is voor mij als minister voorbarig om daar nu diep op in te gaan. Zelfs technische toelichtingen vind ik voorbarig. Het is logisch om de inspraakronde nu te laten plaatsvinden. Na de plenaire vergadering van 8 maart gaat de bundel naar de dienst MER. Die moet al dan niet een tussentijdse goedkeuring geven en richtlijnen uitvaardigen om de deelplan-MERs uit te voeren. De dienst zal dan beslissen dat we voor de zone Zaventem een plan-MER moeten maken en voor de zone Noord. We zitten middenin een procedure.
U vraagt me naar mijn voorkeur en dergelijke, maar daar kan ik niet op antwoorden. Het is interessant, mevrouw Brouwers, maar ik zal het nu algemeen houden.
Tegelijk wordt een MKBA gemaakt van de opties. In mei 2012 moet de MKBA afgerond zijn. We zitten nog maar halfweg, maar op basis van beide rapporten zal het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) aan de Vlaamse Regering vragen om een keuze te maken tussen een aantal scenarios. We kunnen pas kiezen als de MKBA volledig afgewerkt is. Dat is evident. Het is terecht dat u zegt dat de studie grondig moet worden nagelezen. De eerste check zal gebeuren door de MER-cel. Dat hebben ze ook met de mobiliteitsstudie gedaan.
Wat moet er dan nog gebeuren? U merkte op dat we dan in de zomer zitten. Dat klopt. Als ik in mei de MKBA krijg en de MER-cel er zijn voorlopige goedkeuring aan hecht, dan kunnen we zeggen dat er sprake is van een gevalideerd onderzoek dat becommentarieerd kan worden. Op dat moment moet de regering keuzes maken.
Vervolgens moet er zowel voor de zone Zaventem als voor de zone Noord een plan-MER worden opgemaakt. Het zijn twee aparte studieopdrachten omdat het project in zones verdeeld is. Ze moeten gebaseerd zijn op de mobiliteitsstudie en de strategische plan-MER.
Er is dus eerst een groot verhaal, vervolgens moeten keuzes worden gemaakt en dan komen de deelonderzoeken.
Het zou heel voorbarig zijn als ik vandaag zeg welke scenarios interessant lijken. Ik heb die scenarios trouwens niet zelf uitgevonden, het is de MER-cel die heeft bepaald welke scenarios in de strategische plan-MER onderzocht dienden te worden. Ze werden op die manier ook door het studiebureau onderzocht.
De strategische MER vergelijkt dus een aantal verschillende scenarios. De heer Roegiers vraagt naar de resolutie van het Vlaams Parlement met betrekking tot de verkeersproblematiek in Vlaams-Brabant en stelt dat moet worden ingezet op een multimodale aanpak. Elk van de vijf scenarios in de strategische MER houdt rekening met de multimodale aanpak en dus ook met de ontwikkeling in het Iris 2-plan en met het plan van De Lijn. Een aantal infrastructuuringrepen werden onderzocht: niets doen, een tunnel, een gelijkgrondsdek in combinatie met een dubbeldek bovengronds, een optimalisatie via een scheiding van het verkeer. Een aantal zaken werden onderzocht, maar daarnaast legt men telkens een multimodale mix van zaken die uitgevoerd zouden worden in de toekomst.
De oplossing zal sowieso en-en zijn: een intergewestelijke multimodale aanpak, openbaar vervoer, wegeninfrastructuur en andere vervoersstimuli. De bestudeerde scenarios in de strategische MER verschilden door de onderzochte infrastructuur. Ik fronste daarnet de wenkbrauwen, mevrouw Brouwers, bij uw opmerking dat het raar is dat het flankerend beleid minder goed zou scoren dan de infrastructuuringrepen. In elk van de scenarios is er immers flankerend beleid. Het gaat om flankerend beleid bij niets doen, flankerend beleid bij de optimalisatie van de ring, flankerend beleid bij een tunnelcombinatie. Ik ga hier niet dieper op in, want ik maak me nog geen conclusies eigen. De plenaire vergadering moet nog plaatsvinden, evenals de MER. Ik geef dus alleen maar verduidelijking.
Mevrouw Eerlingen, er stak een fout in uw vraagstelling, maar u hebt die zelf al rechtgezet. U vroeg eerst hoe het komt dat het openbaar vervoer niet in de onderzoeken zit. Dat is niet helemaal correct: het openbaar vervoer is wel meegenomen. De mobiliteitsstudie heeft er ook rekening mee gehouden.
Er werden heel wat vragen gesteld over de communicatie. Het is een belangrijk dossier. Ik weet dat het maatschappelijk heel wat commotie met zich meebrengt. Mij interesseert het onderdeel verkeersveiligheid heel sterk. Ik vind dat het veel te weinig belicht wordt. Vandaag is de ring niet verkeersveilig. We moeten ingrijpen, de ring moet verkeersveiliger worden, vandaar het pleidooi dat ik altijd houd om het verkeer te scheiden op een zuinige wijze, maar in functie van de verkeersveiligheid. De keuzes zullen uiteindelijk door de regering gemaakt moeten worden.
U weet dat er een website is: www.start-projecten.be. Daarop zal ook het rapport van de strategische MER te raadplegen zijn, misschien is dat al het geval. Er is ook een digitale nieuwsbrief en binnenkort start AWV met een actorencommunicatie die zal inspelen op alle fases waarin de projecten zich bevinden. Zeker de stakeholders moeten meegenomen worden: met de RESOC-partners en de lokale besturen zullen we actief moeten communiceren, maar nu is het daar nog iets te vroeg voor, want de strategische MER moet eerst nog afgerond geraken. We mogen ook niet te vroeg dergelijke structuren uitbouwen.
Tijdens het hele proces van zowel de mobiliteitsstudie als de strategische MER is er overleg geweest met de administraties van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en met de kabinetten van de Brusselse Regering. Er zijn negen overlegmomenten geweest. Het laatste dateert van 9 december 2010, maar het is evident dat er nog overlegmomenten moeten volgen in de komende periode.
Mevrouw De Knop, u vroeg hoe we de procedures zullen optimaliseren. De procedure die we volgen, is misschien uniek, met het mobiliteitsonderzoek en de strategische MER, en dan de MERs voor de deelzones, maar ik heb in het verleden al vaker toegelicht waarom die aanpak gevolgd wordt. Aangezien er twee gewesten bij betrokken zijn, is het van belang om te proberen om eenstemmigheid te vinden over de strategische MER.
We zitten nog met een extra probleempje omdat de Brusselse MER-procedure anders is dan die van ons. Vorig jaar werd door de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen een geïntegreerd spoor uitgewerkt om de MER-procedures in beide gewesten maximaal gelijktijdig te doorlopen. Als de strategische MER goedgekeurd is, moet voorafgaandelijk voor die zone Noord, waar we op beider grondgebieden zitten, nog een coördinatievergadering plaatsvinden om de procedures te laten sporen.
U vroeg ook of ik al bedragen heb begroot. Het is cruciaal om nu de juiste keuzes te maken, dat zal nu de eerste opdracht zijn. Vervolgens moeten we een traject uitstippelen voor de realisatie en de begroting. Sowieso moeten er nog een plan-MER en een project-MER voor de deelzones worden opgemaakt. We moeten deze procedure volgen en uiteraard zullen we dat ook doen.
Er werd gevraagd wanneer het studiebureau hier een en ander kan komen toelichten. Alle toelichtingen zijn nuttig. Als u mijn mening vraagt over het geschikte moment, ik vind de check van de MER-cel vrij cruciaal. Maar als u dat niet belangrijk vindt, dan is dat uw keuze. Dan heb je de plenaire vergadering met alle gemeenten al gehad. Voor mij lijkt dat vrij relevant, maar u zult daar in de regeling der werkzaamheden zelf over oordelen.
De voorzitter : De vraag over de investeringen kunt u ook raadplegen op het intranet, op de pagina Openbare Werken, waarop het driejarenprogramma van Openbare Werken staat.
De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister, u zei dat u het wat vreemd vond dat er net nu vragen komen. Ik heb geen spijt van de vraag die ik heb gesteld, en ik hoop de collegas evenmin. Als we in atletiektermen zouden spreken, dan zijn we aan de lange afstand bezig. We zijn niet in de laatste rechte lijn, maar wel in de eindfase beland. In die zin is het goed een stand van zaken te krijgen zoals ik heb gevraagd en ook gekregen.
Ik begrijp dat u niet verder kunt inzoomen op bepaalde keuzes. Dat is ook niet aan de orde. Ik heb in elk geval onthouden dat we in mei een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) kunnen verwachten en dan zijn we in de eindfase beland. We hebben dan alles waarover we moeten beschikken om een keuze te maken. Als het een wedstrijd zou zijn, tussen februari en mei dat is niet zo lang zijn we in de eindfase van die wedstrijd terechtgekomen.
Minister, ik ben daarom tevreden met uw antwoord en de stand van zaken die u hebt gegeven. Ik wil even uitweiden over mijn vraag over de resolutie. Mijn bezorgdheid was dezelfde als die van mevrouw Eerlingen, namelijk dat we niets terugvonden over openbaar vervoer. Ik had even schrik dat het er dan niet in zou komen. Daarom vroeg ik naar de link tussen de goedgekeurde resolutie en de stand van zaken, maar daar hebt u een correct antwoord op gegeven. Ik ben dus voldaan.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Minister, ik begrijp dat u wat verrast bent over de vragen, maar als we vaststellen dat de pers beschikt over een rapport, en dat blijkt een strategisch MER te zijn, dan is het toch logisch dat we willen weten wat de stand van zaken is. Misschien was het handig geweest dat er in het kader van de voortgangsrapportage naar ons werd gecommuniceerd dat dat er was, maar dat u de andere weg bent gevolgd. Het is absoluut een goede suggestie om duidelijk af te spreken wanneer er hier wordt gerapporteerd, en dat dat proactief gebeurt, zodat we niet in de pers moeten vernemen wat de stand van zaken is van een heel belangrijk dossier.
Ik heb veel respect voor het feit dat de cel MER zelf nog keuzes moet maken tussen de verschillende scenarios of in elk geval haar voorkeur moet laten spelen. Ik ben er niet in thuis. Minister, hoe gaat u de afweging maken? Welke zijn de elementen in de afweging en beslissing?
Minister, u hebt er zich niet toe laten verleiden om naast het feit dat er een maatschappelijke kosten-batenanalyse loopt die in mei afgelopen zou moeten zijn, data voorop te stellen waarin de komende procedures afgerond zouden moeten zijn. Ik vroeg me af of u nog altijd een deadline voor ogen hebt om te eindigen met de procedures, om een mogelijke realisatie voor ogen te kunnen houden.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Ik was ook verrast in de pers conclusies te lezen over het strategisch MER. Vandaar mijn vraag hoe dat precies in elkaar zit. Wat is de juiste timing? Ik ben blij dat u hebt gezegd in welke fase het dossier zich bevindt.
Die technische vragen over bijvoorbeeld het scenario 5 zijn nuttig. Wordt dat op elk van de andere scenarios volledig toegepast, of wordt er een lightversie aan toegevoegd? Zal het openbaar vervoer uitgebreider zijn? Misschien is het beter om dat te vragen bij een toelichting van het studiebureau van de administratie. Het zou nuttig zijn daarover een toelichting te krijgen, maar dan wel op het moment dat er meer gegevens beschikbaar zijn.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Ik ben tevreden met de rapportage van de Vlaamse Regering over dit dossier. Er zijn startmonitoringsfiches, en die worden geregeld geüpdatet en via DORIS II zijn ze beschikbaar. Wat die studie betreft, dat is een eigenaardige situatie. Die studie was officieel beschikbaar op internet. Ik heb daar geen probleem mee. We hadden zopas een discussie over de ecohydrologische studie en wanneer we die gaan vrijgeven aan het parlement, maar ze werd wel al toegelicht. Ik zou het eigenaardig vinden dat nu het omgekeerde gebeurt, dat we wachten tot de volgende fase, de MKBA-fase, is afgerond, om dan een toelichting te geven.
Minister Hilde Crevits : Het is wel de MER.
De heer Hermes Sanctorum : Het is inderdaad een strategisch MER en ik wil even de vergelijking maken met de vorige stap in de procedure, namelijk de mobiliteitsstudie. Die mobiliteitsstudie werd meteen voorgesteld door de administratie en we hebben er zelfs hoorzittingen aan gekoppeld. Die mobiliteitsstudie moest ook nog naar de dienst MER gaan voor richtlijnen voor de volgende stap. Op dezelfde manier kunnen wij die strategische MER hier bespreken of er ten minste een toelichting over krijgen om onder meer de vragen van mevrouw Eerlingen te beantwoorden.
Minister, het is inderdaad uiteindelijk een beslissing van het parlement. Ik vind het gewoon eigenaardig dat u voorstelt om die technische toelichting vooruit te schuiven.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Zoals de minister zegt, staat het effectief op de website www.start-projecten.be/nl. Je kunt daar alles downloaden.
Het belangrijkste is nu dat het vooruitgaat en dat we goed worden ingelicht. Of het nu is, of wanneer de MKBA af is, of daar ergens tussenin, mij maakt het niet uit. We moeten wel eens effectief een goede uitleg krijgen zodat het niet vertraagt omdat wij geen goede uitleg hebben gehad. Dat zou het ergste zijn wat ons kan overkomen. Het gaat hier om een dossier van vlotte afwikkeling van verkeer op de ring. Laten we proberen om het hier ook vlot af te wikkelen en het sluipverkeer dat er hier is, er tussenuit te halen.
We moeten het er straks in de regeling van de werkzaamheden eens over hebben. Ik had ook een hele uitleg zoals vroeger verwacht. Dat is nu niet. Er is ook geen haast bij, als er een beter moment is. We hebben nog wel even tijd, maar de heer Roegiers heeft ook gelijk dat we in een laatste rechte lijn zitten. We mogen ons niet in snelheid laten pakken en de regering laten beslissen zonder dat wij het weten.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Ik heb net in mijn antwoord gezegd dat de toelichting op de website staat. Ze staat er dus wel degelijk op. Verwijt mij alstublieft geen gebrek aan transparantie, want die transparantie is er. Ik heb ook een paar jaren in het parlement doorgebracht en ik heb gedacht: Wanneer zou ik het liefst die toelichting krijgen? Ik dacht: Als de plenaire vergadering gedaan is. Willen jullie het vroeger, mij niet gelaten. We zullen sowieso in de procedure geen tijd verliezen door het hier te komen toelichten. Of het nu volgende week is, of over een maand, of over twee maanden, ik heb u mijn persoonlijke mening gegeven. Misschien had ik dat niet moeten doen. Ik heb er ook geen belang bij om het later of vroeger te doen: de toelichting is te raadplegen.
Ik heb net per sms aan de onderzoekers gevraagd waarom die studie rond de waterbalans en de ecohydrologische zaken vanmiddag niet kon worden besproken. Ze melden mij per sms: De interne controle loopt ter validatie. We proberen het sneller te doen. Het is een beetje mijn eigen goedheid: we hebben afgesproken om het vandaag toe te lichten. Als ik vorige week had gezegd dat het nog een week langer zou duren, dan was er misschien ook een probleem geweest. Ik heb gezegd: Leg maar toe, want we gaan ervan uit dat die validatie correct zal verlopen. Misschien moet ik in de toekomst wachten tot ze inderdaad gevalideerd zijn en onmiddellijk publiek kunnen worden gemaakt.
Voor mij is dat dossier een belangrijk dossier en een dossier dat ons hopelijk tot een keuze zal kunnen leiden in overeenstemming met Brussel. Het overleg zal in de komende weken en maanden zeker geïntensifieerd moeten worden. Nu de studie publiek is gemaakt, moeten we langzaam maar zeker ook ons ei gaan leggen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.