Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 09/02/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het tekort aan ziekenhuisspecialisten
- 932 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : In een publicatie wijst Zorgnet Vlaanderen op een toekomstig tekort aan ziekenhuisspecialisten. Zij omschrijven dat tekort als een ernstige bedreiging voor de opvang van patiënten.
Als oorzaak wijzen zij onder meer naar het hoger onderwijs. Volgens hen worden er voor sommige specialismen te weinig mensen opgeleid. Ook worden stageplaatsen onvoldoende afgestemd op de noden op het terrein. Volgens hen werkt de numerus clausus al wordt die term volgens mij niet correct gebruikt, omdat er helemaal geen numerus clausus is in Vlaanderen of België niet naar behoren.
Onze toekomstige studenten geneeskunde moeten nog steeds een toelatingsproef afleggen. Minister, ik vind dat een van de meest onrechtvaardige proeven die we kennen. Het positieve daaraan is dat de studenten die die toelatingsproef hebben afgelegd, ook een zeer grote slaagkans hebben. Dat betwist ik niet. Naar gelijke kansen toe zie ik daar echter enorm veel knelpunten. Ik weet hoe sommige jongeren worden opgeleid om deel te nemen aan die proeven. Vaak zijn het de kinderen van hoogopgeleide ouders die aan die voorbereidingen beginnen en de juiste studierichting kiezen om zich voor te bereiden. De anderen vallen uit de boot of hebben in elk geval veel meer moeite om in die boot te blijven.
Ik zie ook dat bepaalde leerlingen druk ondervinden. Verder zie ik ook praktische problemen. Jongeren leggen die examens af in juli of in het slechtste geval in september, enkele weken voor zij aan hun hogere studies beginnen. Voor diegenen die niet slagen, brengt dat toch heel wat praktische moeilijkheden met zich mee.
Wat mij ook hindert aan die regeling is dat er uiteindelijk enkel voor die studierichting, en voor geen enkele andere, een dergelijke proef werd opgelegd.
Minister, hoe staat u tegenover de bemerkingen of de kritiek van Zorgnet Vlaanderen? Zijn er maatregelen die u kunt nemen om de stages af te stemmen? Wat is uw reactie op die toelatingsproef voor de studenten geneeskunde? Is die nog wel aan de orde? Is dat wel in overeenstemming met het gelijkekansenbeleid?
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord.
Mevrouw Deckx heeft haar vraagstelling toegespitst op de toelatingsproef, maar eigenlijk bevat die twee luiken. Uit de nota van Zorgnet Vlaanderen komt inderdaad tot uiting dat er een tekort is aan sommige specialisten. Dat komt niet geheel onverwacht.
Onze collega, de heer Louis Ide, heeft in 2009 al in het federaal parlement aangehaald dat we te kampen zullen krijgen met een tekort aan onder andere spoedartsen. Dat heeft onder meer te maken met een lage instroom. Hij heeft toen ook verwezen naar de problematiek van het brevet acute geneeskunde. In de voornoemde nota staat ook dat er een tekort is aan bepaalde ziekenhuisspecialisten. Mevrouw Deckx, u stelt dat dit een ernstige bedreiging kan zijn voor de opvang van patiënten. Dat klopt. Hoe kunnen we dat probleem van die stageplaatsen verhelpen? De vraag rijst natuurlijk of een eventuele afschaffing van die toelatingsproef een oplossing zal zijn. Het is niet zo dat, als er meer artsen zijn, die automatisch naar die specialisaties zullen worden toegeleid. Misschien is er een andere reden waarom die specialisaties niet populair zijn. Momenteel bevinden we ons qua aantal artsen per hoofd nog altijd op het Europese gemiddelde, wat natuurlijk niet wegneemt dat voor sommige specialisaties, en ook voor huisartsen, het gevoel leeft dat er een tekort is.
Ik kom terug op de vraag of die toelatingsproef gelijke kansen in de weg staat. Kunnen alleen jongeren van gegoede ouders deelnemen aan die proef, omdat ze kunnen worden begeleid met het oog op die proef? Ik weet niet of dat helemaal opgaat. Sommige scholen en ik ken die scholen zeer goed geven op het einde van het semester al bijlessen en toetsen aan leerlingen van het zesde jaar die geïnteresseerd zijn in die toelatingsproef. Men weet dat daar: die leerlingen geven dat te kennen. Die scholen staan open voor vragen. Ik weet niet of dat dus enkel voor gegoede ouders is. Mevrouw Deckx, ik denk dat u doelde op het feit dat die ouders bijlessen kunnen betalen. Ik weet niet of dat dit gelijke kansen in de weg staat. Als ik het goed begrijp, want dit is niet helemaal mijn specialiteit, zal het curriculum van de artsenopleiding trouwens met een jaar worden verkort, van zeven naar zes jaar. Dat zal de gelijke kansen bevorderen, want de kostprijs zal dalen.
Minister, ik kijk uit naar uw antwoord.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, geachte leden, ik voel me alleszins niet aangesproken door de kritiek van Zorgnet Vlaanderen. Zoals men daar overigens heel goed weet, wordt heel het gezondheidssysteem gestuurd door de federale overheid. In de mate dat de Vlaamse Gemeenschap daarbij betrokken is, is het veeleer minister Vandeurzen die daarvoor bevoegd is. Op de problematiek van de toelatingsproef voor artsen en tandartsen kan ik natuurlijk wel ingaan.
Mevrouw Deckx, u vroeg naar maatregelen om de stages af te stemmen op de noden van de sector. Ook daarop moet ik negatief antwoorden, omdat het de FOD Volksgezondheid is die ter zake de touwtjes in handen heeft. Het is echter wel zo dat er een samenwerkingsakkoord moet worden gesloten over een aantal modaliteiten ter zake. Dat staat zo in de federale regeringsverklaring. In de toekomst zal dat dus wel een grotere betrokkenheid van de gemeenschappen vergen.
Die toelatingsproef is er sinds 1997-1998. Het is belangrijk te weten dat er geen sprake is van een numerus fixus: we leggen niet vast hoeveel kandidaten er mogen slagen, we bepalen alleen dat ze in het examen moeten slagen om met de opleiding te kunnen beginnen. U weet dat ik in het algemeen geen voorstander ben van toelatingsexamens, maar hiermee heb ik eigenlijk niet echt problemen, om diverse redenen. We hebben in dezen destijds correct en loyaal onze verantwoordelijkheid genomen ten opzichte van de federale overheid, wat overigens niet van iedereen kan worden gezegd.
De artsenopleiding is een heel dure opleiding. Het is ook een heel bijzondere opleiding, met een lange studieduur. Het doel van de proef is vooral te bekijken of de student bekwaam is en die opleiding met goed gevolg kan voltooien. Als we kijken naar de resultaten, dan blijkt dat dit inderdaad lukt. Belangrijk is dat de proef nooit de ambitie heeft gehad om te selecteren voor welke soort specialiteit de student in aanmerking zou komen. Het is gewoon een algemene proef. De decanen van de faculteiten Geneeskunde zijn er toch nog altijd een voorstander van.
De proef heeft overigens ook geleid tot een kwaliteitsverbetering van onze opleiding. We zijn dan ook zonder enig probleem klaar om zonder kwaliteitsverlies de studieduurvermindering van zeven naar zes jaar door te kunnen voeren. Zolang er federaal een contingentering bestaat, zie ik niet meteen een reden om op dit ogenblik ons beleid te wijzigen. U weet overigens dat er op secundaire scholen en ook aan universiteiten voorbereidingscursussen worden georganiseerd, die gemakkelijk toegankelijk zijn voor studenten. Dit lijkt me dus niet problematisch vanuit het oogpunt van het gelijkekansenbeleid, zolang het maar beperkt blijft tot deze specialisatie.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, we zijn het niet eens. Ik hoor hier spreken over een studieduurvermindering. Er is geen sprake van een studieduurvermindering. Er moet immers een vervolgopleiding aan worden gegeven. Als we het totaalpakket bekijken, dan is er absoluut geen sprake van een studieduurvermindering.
U hebt het terecht gehad, net als mevrouw Vermeiren, over de opleidingen op school en aan de universiteiten. Dat klopt, maar daar gaat het nu net over: van die leerlingen wordt een aanzienlijke extra inspanning gevraagd. Er zijn er die deze inspanning leveren, en er zijn er die dat niet doen. Dan kunnen we wel zeggen dat dit hun eigen verantwoordelijkheid is, maar zo werkt dat nu eenmaal niet. Als jongeren niet worden aangespoord door ouders, zullen ze in vele gevallen iets anders kiezen, en dan komen ze in de problemen, hoewel ze wel het talent hebben om die opleiding te volgen. Ik vraag me af of er ooit is onderzocht of leerlingen die niet of net niet slaagden voor dat toelatingsexamen, die opleiding niet hadden kunnen aanvatten. Het komt immers echt aan op één punt of een half punt. Daar zitten we dus met een zeer specifieke eis. Ik vind het compleet onrechtvaardig dat dit dan voor deze opleiding geldt, en niet voor alle andere.
Ter zake lijkt het mes me zeker aan de twee kanten te snijden. Ik zie in mijn omgeving welke inspanningen jongeren doen om voor die examens te slagen. Ik zie ook het zwarte gat na de eerste maandag van juli of september, als ze 14 op 20 moesten hebben, maar slechts 13 op 20 hebben. Voordien konden ze dat opvangen door een studie te doen die nauw aansloot bij het tweede jaar geneeskunde, maar door die evolutie naar zes jaar zal ook die toestand veranderen. Ik vraag me echt af hoe we daarmee zullen omgaan. Dat is immers heel belangrijk voor die jongeren die voor geneeskunde willen kiezen. Ik vraag me eigenlijk ook af of ooit al is onderzocht hoeveel jongeren niet naar die sector gaan, gewoon omdat die toelatingsproef hen afschrikt. Het lijkt me belangrijk dat we eens nadenken over die dingen, temeer aangezien het aantal geslaagde jongeren totaal niet in verband staat met het aantal artsen dat we nodig hebben. Ik vind het vooral heel belangrijk om dat te weten.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt er terecht op gewezen dat er sprake is van heel veel federale materie als het gaat over de specialisaties. Er komt een herwaardering bij, er zou een kadaster moeten komen enzovoort, maar dat is voor onze collegas van het federale parlement.
De voorzitter : Daarvoor zouden we beter inderdaad de heer Ide uitnodigen, die deze zaak zeer goed kent en daar heel lucide inzichten over heeft.
Het incident is gesloten.