Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 02/02/2012
Vraag om uitleg van de heer Steve DHulster tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over recreatief vervoer
- 915 (2011-2012)
De voorzitter : De heer DHulster heeft het woord.
De heer Steve DHulster : Minister, het Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme en Recreatie publiceerde onlangs een rapport Duurzaam recreatief vervoer in Vlaanderen met de aanbeveling om recreatief verkeer op een duurzame manier in te vullen. Onze verplaatsingen die te maken hebben met vrije tijd zowel voor ontspanning, sport en cultuur als om iemand een bezoek brengen blijken een groter aandeel te hebben dan woon-werkverkeer, zakelijk verkeer en woon-schoolverkeer samen. Recreatief vervoer vraagt dan ook in het kader van duurzame mobiliteit in Vlaanderen de nodige aandacht.
Uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen blijkt dat ons beeld over het mobiliteitsvraagstuk soms vertekend is. Wij denken immers dat functionele verplaatsingen voor werk, zakelijk en schoolverkeer dominant zijn. Dat laatste komt ook hier in de commissie meer aan bod dan het recreatief verkeer. Dat beeld is, mee ingegeven door de files en de aandacht van de media ervoor, erg vertekend. Want uit de cijfers van het onderzoek over ons verplaatsingsgedrag lijken de verhoudingen anders te liggen. Vlamingen blijken zich bijna even vaak voor winkelen en diensten en zelfs vaker voor recreatieve doeleinden te verplaatsen.
Opmerkelijk is dat het verplaatsingsgedrag van de Vlamingen in de vrije tijd wordt gedomineerd door vervoer met de auto, en wel nog meer dan in het woon-werkverkeer het geval is. Ondanks de parkeerkosten, de files en andere ongemakken gebeurt de helft van de verplaatsingen van minder dan 5 kilometer met de wagen. Beleidsmaatregelen richten zich in hoofdzaak op woon-werkverkeer. Onderzoek naar de impact van recreatief verkeer gebeurt in mindere mate. Het mobiliteitsbeleid voor recreatief verkeer verdient dan ook de nodige aandacht, maar is ook een uitdaging voor de vervoersaanbieders en de toeristische sector. De expertise over het functionele verkeer kan ook nuttig zijn voor het recreatieve verkeer. Een tool die lijkt op het Pendelfonds kan een stimulans zijn voor de vrijetijdssector en de mobiliteit die de sector genereert.
Naast de initiatieven van de overheid neemt ook de vrijetijdssector vaak goede initiatieven, al dan niet gesteund door De Lijn of de Vlaamse overheid. Zo is een ticket voor een concert in het Antwerpse Sportpaleis tezelfdertijd ook een vervoerbewijs. Voor een bezoek aan Planckendael is een leuk initiatief uitgewerkt: men kan vanuit het station in Mechelen overstappen op een boot, en die vaart dan naar het dierenpark. Er zijn heel wat concertorganisatoren die inzake mobiliteit worden begeleid door het studiebureau Traject. Er gebeurt dus al veel, al denk ik dat het voor veel organisatoren nog niet altijd duidelijk is welke mogelijkheden er zijn.
Minister, hebt u kennis genomen van de beleidsaanbevelingen uit het rapport van het Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme en Recreatie? Zo ja, op welke wijze wenst u rekening te houden met de 22 geformuleerde suggesties? Wilt u bijkomend onderzoek over vrijetijdsverkeer verrichten? Zo ja, binnen welke termijn is dat mogelijk?
Neemt u maatregelen inzake duurzame mobiliteit en het verplaatsingsgedrag voor recreatieve doeleinden? Indien er geen specifieke maatregelen zijn: wilt u maatregelen in overweging nemen? Zou een gelijkaardige stimulans zoals het Pendelfonds om creatieve en inventieve pilootprojecten te ondersteunen ook een meerwaarde kunnen betekenen voor het verduurzamen van mobiliteit voor recreatieve doeleinden?
Hebt u reeds stappen ondernomen voor het uitwerken van een beleidsoverschrijdende aanpak? Zo ja, met welke bevoegde ministers wordt hiervoor samengewerkt en hoe verloopt de samenwerking? Zijn er al afspraken gemaakt?
Wordt er overlegd met vervoersaanbieders en de toeristische sector om systematisch na te denken over het verplaatsingsgedrag voor recreatieve doeleinden?
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Voorzitter, collega's, uiteraard kennen wij de beleidsaanbevelingen uit het rapport van het Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme en Recreatie. Ook in het recente Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (OVG 4.2) staat dat drie grote verplaatsingsmotieven elk ongeveer een derde van alle verplaatsingen van de Vlamingen voor hun rekening nemen: functionele verplaatsingen, verplaatsingen voor het winkelen en verwerven van diensten, en ten slotte ook verplaatsingen voor recreatieve doeleinden. De verplaatsingen voor recreatieve doeleinden stegen nog, in vergelijking met OVG 4.1: van 28 procent naar 30,54 procent. Dat heeft ook mij verrast. De verplaatsingsafstanden voor ontspanning, sport en cultuur komen ook stilaan in de buurt van de verplaatsingsafstanden voor het woon-werkverkeer. In het onderzoeksrapport wordt uitvoerig gebruikgemaakt van de cijfers van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen.
Een aantal aanbevelingen zijn rechtstreeks gericht aan de minister bevoegd voor het toerisme. De beleidsaanbevelingen kunnen in twee grote groepen verdeeld worden. De eerste en kleinste groep heeft betrekking op dataverzameling en datagebruik; de tweede groep op specifieke maatregelen. Het is evident dat data belangrijk zijn voor het beleid, al moeten wij goed in het oog houden wat de meerwaarde is van de kostprijs van de inzameling ervan. In het rapport wordt veel belang gehecht aan de alternatieve verplaatsingsmogelijkheden. Ook wordt uitdrukkelijk verwezen naar de disparaatheid van recreatieve verplaatsingen, wat ook deels van toepassing is op de verplaatsingen naar attractiepolen en evenementen.
In het derde deel komen concrete alternatieven aan bod. Aan de specifieke problematiek van het ongestructureerde karakter van recreatieve verplaatsingen wordt nog slechts zijdelings gerefereerd. De kenmerken van recreatieve verplaatsingen maken de realistische en bedrijfseconomische en maatschappelijke concretisering van alternatieven niet evident. Acties zijn evenwel nog mogelijk, inzonderheid voor gevestigde attractiepolen en evenementen. Maar het recreatieve gedrag op zich het resultaat van de individuele expressie van individuen is veel moeilijker te beïnvloeden.
Specifiek bijkomend onderzoek over recreatief verkeer is vooralsnog niet gepland omdat het recente onderzoek over het verplaatsingsgedrag en de bijkomende studie al veel informatie opleveren. De onderzoekingen over het verplaatsingsgedrag worden trouwens gewoon voortgezet. Wat betreft het verduurzamen van mobiliteit ten gevolge van recreatieve doeleinden, verwijst u naar het Pendelfonds. Ik wil daarover nadenken, maar het is niet evident om dat model op dit type verplaatsingen toe te passen, gelet op het disparate en ongestructureerde karakter van deze verplaatsingen.
Voor de meer gestructureerde recreatieve verplaatsingen concerten of een oudejaarsavond bestaan nu reeds verschillende initiatieven. Maar voor het overgrote deel van de recreatieve verplaatsingen is het Pendelfondsprincipe niet zo eenvoudig toepasbaar. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de aankoop van fietsen, de installatie van douches in bedrijven of de aankoop van busjes voor shuttles door een bedrijf. Dat zijn elementen die in de context van een eenmalige organisatie van een evenement worden aangeboden, maar daarop is het Pendelfondsmodel niet gemakkelijk toepasbaar. Want volgens dat model moet de organisator met de bezoekers een bestendig-structurele band hebben. Een toepassing ervan zou ook administratief-financieel zeer moeilijk op te volgen zijn. Ik heb dus twijfels over de haalbaarheid ervan.
Op dit ogenblik worden er evenwel reeds specifieke maatregelen genomen. Hiervoor verwijs ik onder meer naar de door mij ondersteunde en door de vzw Taxistop geïmplementeerde carpooldatabank. Eventpool voor carpooling van en naar festivals en evenementen maakt deel uit van het dienstenpakket van Taxistop. Ook De Lijn speelt in op specifieke recreatieve vragen. De Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) verzorgt sinds verscheidene jaren dat weet u natuurlijk begeleiding van organisatoren van evenementen en festivals bij het opstellen van hun mobiliteitsplan. Dat is natuurlijk belangrijk. In 2011 werden onder meer volgende evenementen voor het eerst begeleid: Crammerock in Stekene, de Rupel 7 miles in Rumst en de Dodentocht in Bornem. De begeleiding werd in 2011 voortgezet voor Mano Mundo in Boom, Rock Werchter, Pukema Rock in Puurs en de Boekenbeurs. Het zijn diverse activiteiten.
Het thema recreatief verkeer werd in 2010 ingebed in de campagnewerking van de Koepel van Milieu- en Mobiliteitsverenigingen (Komimo). Het is niet zo evident. Ik begrijp uw vraag, maar ik ben zelf nog zoekende naar specifieke structuren om iets meer gecoördineerd te kunnen werken. Ik vraag me ook af of het nodig is dat ik dat doe, zeker als het over eenmalige evenementen gaat. Dat is iets anders dan attractiepolen. De Lijn is daar al mee bezig.
Binnen de werkgroep duurzaam recreatief vervoer van Toerisme Vlaanderen zijn ook beide departementen vertegenwoordigd: Mobiliteit en Openbare Werken en Internationaal Vlaanderen, met de Cel Toerisme, net als de Vlaamse Stichting Verkeerskunde, de mobiliteitsverenigingen en De Lijn. De VSV en Toerisme Vlaanderen bespreken een eventuele samenwerking om het huidige aanbod mobiliteitsmanagement voor evenementen en festivals uit te breiden naar toeristische bedrijven en meetinglocaties. We kunnen dat wat breder maken.
Binnen de werkgroep duurzaam recreatief vervoer, voorgezeten door Toerisme Vlaanderen, zijn de mobiliteitsverenigingen, De Lijn en de NMBS vertegenwoordigd. De Lijn werkt met verschillende organiserende instanties samen rond de bereikbaarheid en de verplaatsingsstromen. We merken dat het aanbod van De Lijn en de NMBS naar aanleiding van evenementen wel aanslaat. Het kan een verduurzaming teweegbrengen.
De Lijn heeft schitterend werk geleverd op het Wereldkampioenschap Cyclocross in Koksijde. Er werden spectaculair veel bussen ingezet om een permanente shuttledienst te realiseren van en naar de stations en de kusttram. Dat was een enorme inspanning voor het personeel, maar het heeft gewerkt. Er zijn heel veel mensen met het openbaar vervoer gekomen; het heeft dus mee voor de verduurzaming gezorgd.
Ik ben er nog niet helemaal uit, mijnheer DHulster. Het is nog ongestructureerd. Mijn antwoord is ook ontgestructureerd omdat ik er beleidsmatig nog niet uit ben. Ik moet beslissen waar we nog meer kunnen doen en waar we beter niet beginnen. De studie heeft mij daar geen antwoord op gegeven. Ik moet er niet langer op studeren. Ik moet keuzes maken. Ze is nog niet oud en rijp genoeg. Ik ben er nog niet aan toe om extra beslissingen te nemen.
De voorzitter : De heer DHulster heeft het woord.
De heer Steve DHulster : Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik hoop dat mijn vraag een beetje kan bijdragen aan de verduurzaming.
Ik begrijp het mankeren van structuur. Tot voor het onderzoek Verplaatsingsgedrag had ik er ook te weinig over nagedacht. Deze studie klopt wel met mijn visie. Kleine evenementen in een gemeente ondervinden nu mobiliteitsproblemen op zaterdag en zondag. Hetzelfde geldt voor grotere attractiepolen. Ik ben supporter van Beerschot. Het stadion ligt midden in een woonwijk. Dat is een ongelooflijke clusterbom, elk weekend opnieuw. Het heeft veel minder structuur dan het woon-werkverkeer.
Ik begrijp dat we het Pendelfonds niet kunnen kopiëren naar het recreatieve vervoer. Kunnen we de filosofie ervan niet kopiëren? Ik doel op het stimuleren van nieuwe ideeën en oplossingen voor kleine en grote attractiepolen en evenementen. Kunnen we die nieuwe ideeën, de laboratoriumfunctie, niet op een betere manier verspreiden?
Ik begrijp dat u nu nog geen plan van aanpak hebt. In de toekomst zullen we allemaal de uitdaging van het recreatieve vervoer moeten aangaan, vanuit Vlaanderen en vanuit de lokale besturen. Ze zal trouwens nog groeien in de komende jaren.
De heer Jan Peumans : We hebben het er onlangs eens over gehad. Ik herinner me een studie van de ANWB, beter bekend als de Nederlandse wegenwacht. Ze deden een onderzoek naar wel twintig recreatieparken in Nederland. Er werd onderzocht hoe en waar het collectief vervoer kon worden ingezet. Ze waren daar helemaal niet optimistisch over. U zou dat als vader van drie dochters moeten weten. Hoe gaan we naar een recreatiepark? Met vijf of zes mensen gaan we niet met het openbaar vervoer, want de frigobox moet mee en nog een heleboel ander gerief. Ik denk dat openbaar vervoer in dat geval geen goed alternatief is.
Bij een groots evenement zoals Werchter werkt het wel. Er is een integraal ticket voor ingang, trein en bus. Er is behoorlijk busvervoer georganiseerd van het station van Leuven naar de wei. Dat kost wel geld. Wie er gebruik van maakt, betaalt daar een gedeelte van. Dat is een massamanifestatie. De doelgroep heeft bovendien geen auto en is sowieso afhankelijk van het openbaar vervoer. De inrichters weten dat. Pukkelpop is een ander mooi voorbeeld. Daar bestaat er een pendeldienst naar de stations van Hasselt en Kiewit. We moeten zeker de doelgroep in het oog houden. Op het WK Cyclocross kwamen 60.000 toeschouwers af. Dan moeten er uiteraard maatregelen worden genomen. De NMBS heeft extra treinen ingelegd, De Lijn heeft bussen ingezet. Dat kost veel geld, maar het is een nuttig alternatief. Voor recreatieparken zie ik het echter niet zitten. Ik zal proberen u de studie van de ANWB te bezorgen. Met vijf, zes mensen is het zeker gemakkelijker met de auto. Individuele verplaatsing naar recreatieparken gebeurt niet vaak.
In een stad ligt het weer anders. Men moet wel goed gek zijn om van Borgerhout met de auto naar de stad te gaan. Natuurlijk neemt men daarvoor het openbaar vervoer. Er is ook een goed aanbod natuurlijk. Dat is van groot belang. Veel recreatieparken liggen ergens veraf. Soms is er een station in de buurt, soms is er pendelvervoer van het station naar het park. Het is nogal complex. De succesnummers die ik ken, hebben een totaalaanbod.
De voorzitter : Het incident is gesloten.