Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 25/01/2012
Vraag om uitleg van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de definitieve afbakening van het GRUP Afbakening Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel en aansluitende openruimtegebieden
- 764 (2011-2012)
Vraag om uitleg van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over een aantal aspecten van het Grimbergse gedeelte van het GRUP Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel
- 888 (2011-2012)
Vraag om uitleg van de heer Hermes Sanctorum tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het GRUP Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel
- 897 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, deze vragen zijn gekoppeld en zouden aanleiding kunnen geven tot één debat erover. Omdat de twee andere vraagstellers hier niet zijn, zal ik de spits afbijten.
Minister, ik wilde u enkele vragen stellen over een aantal aspecten van het Grimbergse gedeelte van het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB), meerbepaald de beslissingen die werden genomen met betrekking tot Parking C en het gebied Potaarde in Grimbergen. Wij vragen ons af wat daar Vlaams en vooral wat daar strategisch aan is.
Minister, ik dacht dat in uw structuurplan over Parking C stond: Deze gebieden mogen niet worden ontwikkeld als een overloopgebied voor laagwaardige en sterk mobiliteitsgenererende activiteiten voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De ruimtelijke ontwikkelingen moeten rekening houden met de draagkracht van de omgeving.
Minister, inzake Parking C, dat voor een groot stuk eigendom is van de stad Brussel maar op Grimbergs grondgebied ligt, bent u maar ten dele tegemoetgekomen aan het advies van de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening (VLACORO). Dat toch wel belangrijke adviesorgaan van de Vlaamse overheid pleitte uitdrukkelijk voor een duidelijke verlaging van de kantooroppervlakte en stelde ook: Het voorziene maximum van 50.000 vierkante meter recreatie is veel te hoog.
Wat zien we in uw beslissing gebeuren? U bent wel ingegaan op het feit dat de VLACORO stelt dat 50.000 vierkante meter kantooroppervlakte te hoog is. U hebt dat verlaagd tot maximum 20.000 vierkante meter, wat nog altijd bijzonder veel is. De recreatiezone blijft liggen op 50.000 vierkante meter. Dat gaat in tegen alles wat Vlaams en strategisch is rond dat gebied, en tegen de uitgangspunten van uw eigen structuurplan. De mogelijke recreatie op Parking C komt dus neer op een oppervlakte van liefst plastisch uitgedrukt tien voetbalvelden.
Dat schept de mogelijkheid voor Brussel om op termijn grote delen van zijn recreatie, zoals Kinepolis, Océade, Bruparck, Mini-Europa, af te stoten naar Strombeek-Bever, dus naar Grimbergen. Dat is wel degelijk mobiliteitsopwekkend. Dat zou betekenen dat we op die Parking C meertalige Brusselse activiteiten zouden krijgen in een Vlaamse gemeente, uiteraard zonder taalfaciliteiten. Ook andere recreatieve activiteiten kunnen zich dan vanop deze locatie op een Brussels publiek richten en zich meertalig profileren. Minister, in het kader van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel, denk ik dat wij en de gemeente Grimbergen er absoluut geen belang bij hebben dat zoiets mogelijk gemaakt wordt. Men kan zich daar dus ernstige vragen bij stellen.
Ook bij andere functies kan men zich vragen stellen. Zo zouden er woongebieden kunnen worden gerealiseerd op dit gebied. Ook daar stellen wij ons serieuze vragen bij want die zouden geen aansluiting vinden bij de Strombeekse woonkernen en dus, opnieuw, in zeer sterke mate gericht zijn op een Brussels publiek. Het gaat ook in tegen wat de Grimbergse gemeenteraad hierover in 2005 al gesteld heeft, namelijk dat de ontwikkeling van Parking C de Vlaamse eigenheid en het maximale voordeel voor de Grimbergse gemeenschap de leidraad moet zijn voor beslissingen die rond Parking C genomen worden. Wij zien niet in hoe hieraan in de praktijk nu tegemoet wordt gekomen. Integendeel, dit is eigenlijk een ontwikkeling rond Parking C die de verbrusseling in alle aspecten van het woord gewoonweg in de hand werkt. Wij zouden het veel beter vinden dat men met Brussel een akkoord sluit over bijvoorbeeld parkeerfaciliteiten en mobiliteit en tegelijkertijd de vrijgekomen ruimte hetzij zou overkopen hetzij onteigenen voor doelstellingen die in het belang zijn van het Vlaamse Gewest en niet, zoals men nu doet, de rode loper uitlegt voor Brusselse tweetalige recreatieactiviteiten. We weten immers allemaal dat Kinepolis, Océade en dergelijke meer naar andere locaties uitkijken.
Minister, waarom werd niet ingegaan op de vraag van VLACORO om ook de oppervlakte voor recreatie drastisch te reduceren? Welk voordeel kunnen de Vlaamse Rand en de gemeente Grimbergen hebben bij intensieve en meertalige stadsrecreatie? Werden er vanuit de recreatieve sector concrete vragen gesteld om in ruimte te voorzien? Werd daarover overleg gepleegd met Brussel? Bestaat de vraag of mogelijkheid dat een deel van de bestaande recreatieve activiteiten die nu al op de Heizel plaatsvinden, zouden worden verplaatst naar Parking C? Waarom voorziet het GRUP in de mogelijkheid voor de inrichting van woonstraten op dit terrein terwijl er helemaal geen aansluiting is met de Strombeekse woonkernen? Valt niet te vrezen dat dit hoofdzakelijk een Brussels en internationaal publiek zal aantrekken waardoor Grimbergen verder verbrusseld zal worden? Waarom wordt niet overwogen om een deel van de gronden van Parking C te onteigenen ten behoeve van Vlaamse projecten in ruil voor een voor de hoofdstad interessante overeenkomst met Brussel inzake parkeren en mobiliteit? Vindt u het in dat kader ook verdedigbaar dat de stad Brussel eigenaar blijft van het hele terrein? Acht u het denkbaar dat de invulling van Parking C in de praktijk zou verlopen volgens een Brusselse agenda waarbij het Vlaamse Gewest en de gemeente zich enkel kunnen beperken tot het stellen van een aantal randvoorwaarden? Dat wat Parking C betreft.
Ik had twee aparte vragen ingediend, maar ik heb ze verwerkt tot één vraag. Ik kom tot het tweede element over uw beslissing, ook van 16 december 2011, over het gebied Potaarde in Grimbergen. Wij denken dat u daar een ernstige fout hebt gemaakt. Ten eerste bent u ook daar afgeweken van het advies dat VLACORO heeft gegeven. Dat was heel duidelijk. U hebt dat blijkbaar gedaan op vraag van het gemeentebestuur van Grimbergen zelf dat tot twee keer toe, ten aanzien van het voorontwerp en van het ontwerp, een bezwaarschrift heeft ingediend om het parkgedeelte van het gebied Potaarde uiteindelijk naar 1,5 hectare te brengen, waar het in het ontwerp nog 2,5 hectare was. Dat gaat ten eerste regelrecht in tegen het gemeentelijk structuurplan van Grimbergen zelf. Ten tweede heeft VLACORO daar ook serieuze vragen bij gesteld, maar u hebt blijkbaar die beslissing genomen op basis van de bezwaarschriften van het gemeentebestuur van Grimbergen die ondertussen teruggetrokken zijn.
Ons gemeenteraadslid de heer Laeremans heeft tegen die collegebeslissing klacht ingediend bij de gouverneur, en de gouverneur heeft hem gelijk gegeven. Die twee beslissingen van het college, van 20 september 2010 en van 22 maart 2011, zijn door de gouverneur op 22 juni 2011 geschorst wegens grove belangenvermenging, toch niet onbelangrijk.
De schepen van Ruimtelijke Ordening heeft een aantal eigendommen in dit gebied en heeft er bijgevolg alle belang bij zo veel mogelijk grond als te bebouwen woongebied te laten inkleuren. Hij heeft het bezwaarschrift van de gemeente opgesteld. De gouverneur heeft duidelijk verklaard dat hier een verboden belang, zoals dat in het jargon heet, aan de orde is. De schepen mocht in feite de beraadslagingen niet bijwonen. Er was sprake van belangenvermenging. Bijgevolg heeft de gouverneur beide beslissingen geschorst. Ten gevolge van die beslissing heeft het college van burgemeester en schepenen besloten de twee eerdere beslissingen in te trekken.
De minister heeft zich echter gebaseerd op de beslissingen van het college van burgemeester en schepenen, met name de vraag van 2,5 hectare naar 1,5 hectare te gaan. Indien dit klopt, heeft de minister zich gebaseerd op twee besluiten die eigenlijk al niet meer bestonden op het ogenblik dat hij zijn eigen beslissing heeft genomen. In dat geval is er natuurlijk iets ernstigs aan de hand.
Minister, kunt u bevestigen dat het college van burgemeester en schepenen deze adviezen heeft ingetrokken? Hoe verklaart u dat u geen rekening hebt gehouden met deze beslissing tot intrekking? Op welke wijze kan deze ernstige fout worden hersteld?
Bent u bereid de passage in te trekken en de wens van het gemeentebestuur, die in het gemeentelijk structuurplan is opgenomen, te respecteren? Zult u dan niet ingaan op de private belangen van een schepen die daar grond bezit of van de projectontwikkelaar die een groot gedeelte van de overige gronden in handen heeft? Indien u deze passage wilt intrekken, binnen welke termijn zal dat dan eventueel gebeuren? Op die manier kunnen misschien procedures bij de Raad van State worden vermeden.
Volgens mij getuigen beide dossiers weinig van het Vlaams strategisch belang rond Brussel. Zeker wat het dossier van Potaarde betreft, hebt u een ernstige fout gemaakt. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat u eigenlijk voor de lobby van de projectontwikkelaars bent gezwicht.
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : Voorzitter, mijn fractie is positief ingesteld. Ik wil hier een vraag om uitleg stellen over de afbakening van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel. In de loop van de vorige legislatuur hebben we hierover in deze commissie verschillende keren van gedachten kunnen wisselen. De heer Van Hauthem heeft toen trouwens ook zijn bekommernissen over de afbakening van het VSGB geuit.
De Vlaamse Regering heeft op dit vlak een zeer positieve rol gespeeld. Dit planningsproces heeft zeven jaar geduurd. Het VSGB komt in de plaats van de gewestplannen uit 1976. Het gaat hier dan ook om een moeilijk gebied. Er is rond Brussel sprake van een verstedelijking en van een migratiedruk uit de stad. Het gaat ook om het wonen in de rand en om de open ruimte. Daarnaast moeten we in voldoende bedrijventerreinen voorzien. Dit geldt zeker voor de regio waarin ik woon. De economische mogelijkheden rond de luchthaven zijn enorm. We moeten in de nodige ruimte voorzien.
Om deze moeilijke oefening te maken, moesten we al die verschillende aspecten met elkaar verzoenen. Er moet open ruimte zijn, maar er moeten ook bedrijventerreinen zijn. Het moet mogelijk zijn in de gemeenten te wonen. Al die aspecten hebben daar een heel moeilijke en delicate operatie van gemaakt.
Er is ruim overleg gepleegd met de gemeentebesturen en met de verschillende actiegroepen die op deze uitnodiging wilden ingaan. Greenpeace heeft de burgers dan valse brieven geschreven. Dat was geen kwestie van overleg. De heer Sanctorum heeft dit trouwens nog verdedigd. Greenpeace heeft nepstudies laten uitvoeren en heeft op televisie verklaard dat Zaventem een tweede Doel zou worden. Bovendien had Greenpeace niet het lef zich hiervoor te excuseren. Dat is de geschiedenis van het VSGB.
Mijn vragen aan de minister hebben betrekking op de ruimtelijke ordening. Er zijn uiteraard ook andere aspecten. Ik heb minister Bourgeois hierover in de commissie Vlaamse Rand al ondervraagd. Ik wil het hier in het bijzonder over de bouw- en woonlagen hebben. Er is ook de kwestie van de Groene Gordel. Dat is een discussie die we veeleer met minister Schauvliege moeten voeren.
In 1976 is geprobeerd de verfransing en de verstedelijking tegen te gaan door het aantal woonlagen tot twee te beperken. Voor het gewestplan van 1976 zijn een aantal appartementsblokken gebouwd. Dit is onder meer het geval geweest in Zellik, in Groot-Bijgaarden en ook in Sint-Stevens-Woluwe, onder meer naast de gebouwen van de kliniek van de Université Catholique de Louvain (UCL) in Sint-Stevens-Woluwe.
In 1976 is besloten in principe niet meer dan twee bouwlagen toe te laten. Enkel binnen bepaalde contexten zou het bijzonder plan van aanleg daartoe nog de mogelijkheid bieden. Er zijn trouwens een paar dergelijke projecten met drie of vier bouwlagen geweest. Dat is echter zeer beperkt gebleven.
Met betrekking tot het VSGB is de stelling ontwikkeld dat we moeten trachten de open ruimte maximaal te beschermen. We moeten een verdichting van de woonkernen mogelijk maken. Een verhoging van het aantal woon- en bouwlagen is mogelijk. Dat wordt echter door de context bepaald. Bovendien moeten de gemeenten daartoe zelf het initiatief nemen.
In de laatste versie die we hebben ontvangen, zijn een aantal principes naar voren geschoven. Er is ons echter gezegd dat dit allemaal in een omzendbrief zou worden vertaald. Minister, ik geloof dat u toen al minister van Ruimtelijke Ordening was. Wat is de context ter zake? Niet alle gemeenten willen immers die hoogbouw tegengaan. Sommige gemeentebesturen vinden die wél nodig. Ik vind dat het opnieuw toelaten van hoogbouw zal leiden tot een uitbreiding van Brussel. Het is al zo moeilijk om bepaalde Vlaamse randgemeenten te onderscheiden van Brussel, maar als men hoogbouw toelaat, dan geef ik u op een briefje dat we in gemeenten als Sint-Stevens-Woluwe, Groot-Bijgaarden en Ruisbroek de flats zullen zien oprijzen. Op termijn zal dat veel belangrijker zijn dan het vastleggen van taalgrenzen. Die woningen zullen niet vol Vlamingen zitten, maar vol anderstaligen, niet-Nederlandstaligen, buitenlanders enzovoort. In de woonkernen van al die Vlaamse gemeenten zal het Nederlandstalige karakter zeker in gevaar komen. Wat is nu uiteindelijk het standpunt van de Vlaamse Regering met betrekking tot het VSGB?
Dan is er nog een discussie waarvan ik heb gezien dat ze ook in de commissie Wonen heeft plaatsgevonden, hoewel ik geen deel uitmaak van die commissie. Als een gemeente een derde en een vierde verdieping op bestaande woningen of appartementen toelaat, of in de dorpskernen nieuwe mogelijkheden creëert van appartementsgebouwen met diverse woonlagen, is het decreet Wonen in Eigen Streek daarop van toepassing? Nu is dat alleen zo voor woonuitbreidingsgebieden, maar als men toelaat dat in een dorpskern bestaande gebouwen worden verhoogd of dat er nieuwe gebouwen komen, dan vinden sommigen dat het criterium van het wonen in eigen streek daarop van toepassing moet zijn. Mensen moeten dus bewijzen dat ze banden hebben met de gemeente enzovoort, zoals dat nu ook het geval is voor iemand die een woning koopt in nieuwe woonuitbreidingsgebieden. Dat decreet is vorig jaar in die zin aangepast.
Daar bestaat grote verwarring over. De heer Demesmaeker heeft het recent in de commissie, naar aanleiding van de vraag die ik had gesteld aan minister Bourgeois over het VSGB, zo geïnterpreteerd dat het criterium van het wonen in eigen streek nu ook op de appartementsgebouwen van toepassing wordt. De mogelijkheid zou bestaan dat iedereen op de eerste en de tweede verdieping kan wonen, maar dat bij het extra aantal bouwlagen mensen zouden moeten bewijzen dat ze Nederlands kennen, van de streek zijn enzovoort. Dat zal natuurlijk weer aanleiding geven tot interpellaties van de heer Van Der Taelen. Ook is er de Franstalige pers. De vraag is of dat wel een goede zaak is.
Ik heb dan nog een klein bijvraagje. In de regio van de luchthaven is er een hele discussie geweest over een toegangsweg ter hoogte van de IKEA van Sterrebeek, op de weg van Leuven naar Brussel. Ook Toyota is daar gevestigd. Er zou een verbindingsweg komen tussen de E40 en de luchthaven, een soort reserveweg. De reservestrook is geschrapt in het VSGB, maar erin staat nog altijd te lezen dat er een onderzoek zal komen, wellicht onder druk van de provinciale ontwikkelingsmaatschappij (POM) en van Voka, met Paul Hegge enzovoort. Zij pakken daar nu nog mee uit in hun blaadjes. Ze wijzen erop dat die reserveweg weg is, maar dat ze hebben kunnen verkrijgen dat er nog altijd een onderzoek komt. Bijvoorbeeld Toyota heeft daar een investering gedaan, die vijfhonderd bijkomende arbeidsplaatsen oplevert. Op die plaats zou er worden onteigend en zou er een soort autosnelweg tot stand komen.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Voorzitter, het is inderdaad een moeilijke discussie. We staan enerzijds allemaal achter het behoud van het landelijke karakter van de Vlaamse Rand. In theorie is er geen enkele fractie of partij die daartegen is, denk ik. Anderzijds willen we wonen in de Vlaamse Rand mogelijk maken, terwijl ook daar een grote bevolkingstoename wordt verwacht. Dan is het logisch te pleiten voor inbreiding. De heer Van Rompuy heeft ernaar verwezen: bijvoorbeeld in Ruisbroek zou in bepaalde zones kunnen worden gewerkt met tot vijf bouwlagen. Dat zorgt natuurlijk voor heel wat discussies. Werkt dat immers ook niet de verstedelijking in de hand, en dergelijke meer? Dat is natuurlijk een zeer genuanceerde discussie.
Minder nuances zijn er bij wat de heer Van Hauthem aanhaalt, namelijk het aansnijden van woonreservegebieden, en dan meer specifiek het geval van Potaarde. Ik ben blij dat dit kan worden besproken in de commissie. Ik vreesde dat men dit te lokaal zou vinden. We kunnen de discussie eigenlijk ook uitbreiden tot heel het VSGB en het behoud van de open ruimte. Dat woonreservegebied Potaarde is nog een zeldzame open ruimte in Strombeek-Bever, dat naar mijn mening toch al sterk verstedelijkt is. Het is een groene buffer net onder de Brusselse ring. Er is een opvallende beslissing genomen. Oorspronkelijk was erin voorzien dat het gebied een publiek toegankelijk en niet-versnipperd park zou worden van minstens 2,5 hectare. Buiten dat park konden er woningen en andere voorzieningen komen en daarbij zou aandacht worden besteed aan de sociale koop- en huurwoningen.
Drie maanden later blijkt dat het college van burgemeester en schepenen van Grimbergen in het kader van het openbaar onderzoek een bezwaarschrift indient, specifiek over de bestemming van Potaarde. Het college ging niet akkoord met de 2,5 hectare parkgebied. Het vond dat 1,5 hectare eigenlijk voldoende was. Met dat bezwaar ging het college volledig in tegen het advies van haar eigen Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO), want daarvoor zouden ook de stedenbouwkundige voorschriften gewijzigd moeten worden. Ook VLACORO volgde het bezwaar en de redenering niet. En toch heeft de Vlaamse Regering haar standpunt gewijzigd.
De heer Van Hauthem verwees ook nog naar een mogelijke belangenvermenging, maar dat is een zaak die ik iets minder goed ken. Ik heb er ook over gelezen in de pers. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
De gouverneur, inderdaad. Er blijken aanwijzingen te zijn van belangenvermenging. Dat verzwaart natuurlijk het dossier.
Mijn bezorgdheid is de volgende. Als we het gehele verhaal van de open ruimte bekijken in het VSGB, dan zijn er misschien nog andere zaken gewijzigd. Vandaar mijn concrete vraag of er na het openbaar onderzoek nog wijzigingen zijn gebeurd ten nadele van de open ruimte, net zoals voor Potaarde het geval was.
Hetzelfde geldt voor Parking C. Daar zou 500 hectare kunnen worden ingevuld als stedelijke recreatie. Dat zal zeker de druk op de regio verder verhogen. Wat me ook opvalt, is dat er totaal geen afstemming is met wat in Brussel gebeurt. Het gebied ligt heel dicht bij de Heizelvlakte. Ik distantieer me volledig van wat er onder impuls van een aantal politieke fracties in Brussel gebeurt inzake het Neo-project en dergelijke meer. Ik ben daar uitdrukkelijk tegen, want het zou een tweede Uplace kunnen worden en zoals u weet, ben ik heel kritisch ten aanzien van Uplace. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
Is dat een taboe, mijnheer Van Rompuy? Het is niet omdat het voor de minister-president een taboe is, dat dit ook voor ons geldt.
Er is in elk geval geen afstemming, er is geen overleg met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest over die zone.
Minister, hoe verantwoordt u dat het standpunt van de Vlaamse Regering ten aanzien van Potaarde gewijzigd is?
Wat met Parking C? Zal er nog effectief overleg zijn of blijven Brussel en Vlaanderen gewoon naast elkaar rijden?
Zijn er nog andere wijzigingen ten nadele van groene open ruimte in de Vlaamse Rand?
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Minister, de Vlaamse Rand ken ik niet zo goed, maar toch wil ik in hoofdlijnen mijn bedenkingen geven. Ik hoor hier een aantal heel rare deducties, onder meer van de heer Van Rompuy. Hij zegt dat als er extra bouwlagen worden gegeven in de Vlaamse Rand, die per definitie zullen worden ingenomen door mensen die een andere taal spreken. Ik zou dit toch eens wetenschappelijk willen bekijken. Er zijn ook studies die zeggen dat als men appartementen bouwt, de score van de sp.a in die omgeving verbetert. Het zijn zo van die redeneringen die ook door middel van wetenschappelijke studies aan universiteiten onderzocht werden. Ik vind dat we in de ruimtelijke ordening de taal absoluut niet mogen laten meespelen. Ik laat me niet uit over Vlaams spreken of Frans spreken, dat is niet aan mij besteed, ik heb het vooral over de goede ruimtelijke ordening in Vlaanderen, want die moet een belangrijke bekommernis zijn.
De vraag is hoeveel ruimte u geeft aan de steden en wat uw specifieke beleid voor de stadsranden en voor de dorpskernen is. Ik merk een aantal anomalieën op. Aan de ene kant wil de Vlaamse Regering via het woonbeleid een grondfonds installeren met heel veel kapitaal in. De bedoeling is om in een aantal gebieden, onder meer in de Vlaamse Rand rond Brussel, gronden op te kopen omdat die heel duur zijn en om daar aan betaalbaar wonen te doen. Aan de andere kant verneem ik hier dat er een manier is om niet aan woonuitbreiding te doen. De vraag is wat u wilt. Wilt u uitbreiden en open ruimte aansnijden? Of wilt u eerder zuinig omspringen met de ruimte in de Vlaamse Rand? Wilt u vooral inbreidingsprojecten? Ik ben daar voorstander van, ik zou de heer Sanctorum ter zake ten volle willen ondersteunen. We mogen niet uit het oog verliezen dat mensen die ergens wonen, heel graag open ruimte en groen hebben. Open en groene ruimte beïnvloedt voor een groot stuk de leefbaarheid van een regio, een stad of een dorp.
De vraag is wat we willen bereiken. Ik merk op dat ik ook niet voor appartementen in dorpskernen ben. Een dorp is een dorp en daar vind ik huizen mooi. Overal in Vlaanderen, in dorpen, steden en in randgemeenten, merken we dat men per se appartementen wil optrekken en daardoor ontstaat weer een stadsvlucht. In de stad is er immers bijna geen ruimte meer. Ik vraag me dus af, minister, wat uw beleid ter zake is.
Mijnheer Van Rompuy, vijf bouwlagen is anderzijds ook niet zo heel veel. Het gaat niet om de gettovorming die u beschrijft.
De heer Eric Van Rompuy : Mevrouw Van Volcem, ik nodig u uit voor een persoonlijk bezoek vanuit Brugge naar Zaventem. Ik zou u willen rondleiden, samen met onze Open Vld-burgemeester. Heel dat VSGB is opgezet door voormalig minister Van Mechelen. In de vorige legislatuur is dat besproken en het heeft de volledige steun van alle Open Vld-burgemeesters van de hele Rand. U komt hier werkelijk vloeken in de kerk omdat u absoluut niet weet waarover het gaat. Waarom zijn die twee bouwlagen ingevoerd in 1976 met de gewestplannen? Waarom heeft men dat al die tijd gehandhaafd? Waarom was die discussie over de bouwlagen? Dat heeft de volledige steun van alle partijen in dit parlement en zeker van uw partij. Wovon man nicht sprechen kann, muss man schweigen.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Ik spreek me niet uit over Frans of Nederlands in de Vlaamse Rand, en nog minder over Duits. De recepten van 1976 moeten we ook eens in vraag durven te stellen, mijnheer Van Rompuy. Hoe de ruimtelijke ordening er vandaag uitziet, daar zijn alle beleidsmensen van 1976 verantwoordelijk voor. De manier waarop de Vlaamse gewestplannen zijn gemaakt, moeten we ook eens in vraag durven te stellen. Vandaag gaat het over duurzaam bouwen, en niet altijd over de open ruimte blijven aansnijden, maar wel over hoe we tot een goede ruimtelijke ordening zullen komen en hoe we het Vlaamse beleid daaraan gaan koppelen, ook inzake mobiliteit, waarbij de wegen volledig dichtslibben.
Als u niet tot nieuwe recepten wil komen, oké, dat is dan de oude politieke cultuur, maar ik wil vragen aan de minister wat zijn beleid is. Ik heb een aantal overwegingen gegeven. Minister, zult u het aantal bouwlagen wel of niet beperken in de ruimtelijke ordening in dichtbevolkte gebieden waar het heel duur is om te wonen? Waarom investeert men dan in een rollend Grondfonds als men het betaalbaar wonen realistisch wil maken in de Vlaamse Rand? Minister, waarom beperkt u vanuit Ruimtelijke Ordening de bouwlagen? Wat is uw visie over het beleid in steden en randgemeenten? Zet u het beleid voort waarbij 40 procent naar de buitengebieden gaat en 60 procent naar de steden? Wat is uw visie daarover?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Van Volcem, uw vragen gaan veel verder en kunnen aan bod komen bij besprekingen van beleidsbrieven en beleidsnotas. Als u ze concretiseert, kunnen we daar een volgende keer dieper op ingaan. Ik stel voor dat u daarvoor vragen indient. Hier gaat het uitdrukkelijk over het VSGB en de twee gevallen die worden aangesneden inzake Potaarde en Parking C. Ik heb er geen probleem mee het debat ten gronde te voeren. Ik denk alleen dat hier en nu niet het goede moment is om dat te doen. U weet dat ik het parlement ten volle respecteer, dus ik wil uw parlementaire vragen bediscussiëren op gelijk welke manier.
In de commissie van 19 januari 2011 zijn er naar aanleiding van de voorlopige vaststelling van het RUP vergelijkbare vragen gesteld. Ik kan onmogelijk elke optie uit het plan en de evolutie daarvan doorheen het proces uitgebreid toelichten. Daarom stel ik voor dat we net zoals bij de vorige bespreking alle relevante stukken aan de commissie overmaken, aan de commissievoorzitter of aan de secretaris. Het plan zelf staat sinds kort online, maar ik neem aan dat niet alle commissieleden over de nota van de Vlaamse Regering en het besluit beschikken. Ik wil in alle transparantie informatie geven aan het parlement en zal dat dan ook doen. Nota bene, dat is niet nieuw, ik deed dat vroeger ook al, maar ik leg er nu iets meer de nadruk op, al weet ik niet precies waarom.
Als de commissieleden concrete vragen hebben, dan wil ik die daarna gerust beantwoorden. U kiest dan zelf op welke manier u die vraag stelt, mondeling, schriftelijk, actueel, u kiest maar, dat moet ik niet doen.
De vragen van de heren Van Hauthem en Sanctorum zijn heel specifiek, tot en met een begin van beschuldigingen. U vraagt zich af of ik me niet heb laten doen door de lobby. Mijnheer Van Rompuy, als ik me niet vergis, hebt u over de mobiliteit in de luchthavenregio ook een schriftelijke vraag ingediend. Ik zal u het antwoord daarop eerst bezorgen. Als er dan bijkomende vragen zijn, ben ik bereid om daar verder op in te gaan.
U vraagt om de belangrijkste krachtlijnen van het plan toe te lichten. Vooraf wil ik duidelijk stellen dat de belangrijkste planopties wat betreft de doelstellingen en de vertaling ervan naar bestemmingen, voor het grootste deel ongewijzigd zijn gebleven tussen de voorlopige en definitieve vaststelling. De belangrijkste principes daarbij waren ik noem er vier het behoud van het groene karakter in de Rand, het tegengaan van verstedelijking, het plannen van ruimte voor bedrijvigheid, zeker met een focus op reconversie van bestaande terreinen, veeleer dan op het aansnijden van nieuwe greenfields, en het gericht plannen van ruimte voor wonen.
Meer bepaald met betrekking tot het groene karakter van de Vlaamse Rand, merk ik een zekere bezorgdheid in de vragen. Die bezorgdheid is volgens mij onterecht, wat ik zo meteen ook zal verduidelijken. Ik meen dat er voldoende garanties zijn voor het behoud van een groene gordel. In een van de basisopties uit het RUP wordt ervoor geopteerd niet alleen harde bestemmingen vast te leggen, maar om in één beweging tegelijk de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur van de regio Zenne-Dijle-Pajottenland mee te nemen. De bestemmingsvoorschriften zijn voor de openruimtebestemming een stuk gedetailleerder dan vroeger het geval was. Er wordt ook een specifiek beleid aan gekoppeld.
Ik beperk me vandaag tot mijn eigen bevoegdheden. Het beschermen van open ruimten gaat immers veel verder dan het vastleggen van bestemmingen. Ik verwijs naar de conceptnota over het uitvoeringsgericht voorstel voor het openruimtebeleid in het VSGB, dat op voorstel van de minister-president, in zijn bevoegdheid als minister van Landbouw, en van minister Schauvliege op 23 december door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd. Voor meer uitleg over die aspecten kunt u dus bij hen terecht.
In uw vraag gaat u ook in op de aspecten van wonen. U stelt dat de voorwaarden voor het selectief optrekken van bouw- en woonlagen op twee manieren worden vastgelegd. Voor de gebieden die in het RUP worden herbestemd, is het aantal bouw- en woonlagen verankerd in de stedenbouwkundige voorschriften. Voor de gebieden binnen de afbakeningslijn van het VSGB waarvan de bestemming niet wordt gewijzigd, bereid ik samen met minister Van den Bossche een omzendbrief voor. Voor de vragen met betrekking tot wonen in eigen streek, verwijs ik u graag door naar minister Van den Bossche, die daarvoor bevoegd is.
Zoals ik al heb aangegeven in het plan, wordt er eerder gefocust op die reconversie en verdichting dan op het zoeken naar nieuwe bedrijventerreinen. Gebiedsgericht wordt uitbreiding mogelijk gemaakt. Voor de details verwijs ik naar de documenten die ondertussen online staan en naar de stukken die ik aan de commissievoorzitter zal bezorgen.
U vroeg mij om de mobiliteitseffecten te duiden, zoals bij elk planproces dat werd onderzocht via het plan-MER. De conclusies daarvan zijn opgenomen in het plan, bijvoorbeeld door de beslissing om bepaalde gebieden niet te herbestemmen of door het programma van een bepaald gebied te beperken, en ook in het flankerend beleid waarin ruime aandacht gaat naar het beheersen van de mobiliteitseffecten. Voor meer details verwijs ik naar minister Crevits, bevoegd voor de mobiliteit en openbare werken.
Mijnheer Van Rompuy, ik heb hiermee de meeste van uw vragen behandeld. Ik beschouw de vraag van de heer Sanctorum over de groene ruimte in het VSGB ook als beantwoord.
Ik wil nu ingaan op de meer specifieke vragen over Parking C en het woongebied Potaarde in Grimbergen.
Ik heb naar aanleiding van de vraag over het woongebied in Grimbergen en een aantal artikelen in de pers vorige week nagegaan of mijn administratie of mijn kabinet op de hoogte waren van de intrekking van de bewuste collegebeslissing. Voor zover ik dat heb kunnen nagaan, waren noch mijn kabinet noch mijn administratie op de hoogte van dat probleem op het ogenblik van de principiële goedkeuring van de definitieve vaststelling van het RUP op 18 oktober 2011. Ik heb daarom gisteren uitdrukkelijk aan de gemeente Grimbergen gevraagd na te gaan wat de stand van zaken is. Er is mij meegedeeld dat er naar aanleiding van het intrekken van de collegebeslissing, in het kader van het bestuurlijk toezicht, alleen een brief is gestuurd naar minister Bourgeois, bevoegd voor het binnenlands bestuur, en naar de gouverneur.
Had minister Bourgeois mij hierover moeten inlichten? Neen, want hij moet enkel nota nemen van de beslissing van het gemeentebestuur. Had de gemeente Grimbergen mij moeten inlichten? Strikt genomen wellicht niet. Had ze dat beter wel gedaan? Zeker en vast. Hoe kon ik anders weten dat er een intrekking van de collegebeslissing was? Ze hadden misschien nog beter een nieuwe beslissing genomen, zodat ik op de hoogte was van die beslissing.
Belangrijker dan de vraag is echter de inhoud van de zaak. Daarover ben ik het wel met u eens. De vraag is of de Vlaamse Regering dezelfde beslissing zou hebben genomen, indien ze had geweten dat de gemeente haar beslissing had ingetrokken.
Dat is natuurlijk een hypothetische vraag en om die reden moeilijk te beantwoorden, maar belangrijk is dat de beslissing niet alleen op het standpunt van de gemeente is gebaseerd. Er zijn inderdaad bezwaren die vroegen om meer groen. Er waren er andere die vonden dat het minder moest zijn.
Ik kan u hierover zeggen dat het oordeel om voor dit specifieke woongebied de beslissing te treffen, gebaseerd is op ruimtelijke overwegingen en dat er op geen enkel moment overwegingen in verband met de eigendomsposities in het gebied hebben gespeeld. Dat geldt trouwens ook voor de andere woongebieden die in het plan werden aangeduid.
Het klopt dus de oppervlakte park werd teruggebracht naar 1,5 hectare. Ik wil dat echter wel in het juiste perspectief plaatsen. In de vraag worden drie aspecten buiten beschouwing gelaten die toch wel van belang zijn.
Een eerste element is de bestemming van de gronden voorafgaand aan de bestemmingswijziging. De gronden zijn volgens het gewestplan bestemd als reservegebied voor woonwijken, wat maakt dat de gronden ook zonder het RUP onder voorwaarden ontwikkelbaar waren. Merk op dat dit voorschrift in een minimaal aandeel groen voorzag.
Een tweede aspect is dat er van de 9 hectare reservegebied voor wonen, 7,7 hectare is omgezet naar wonen en park, waarvan 1,5 hectare voor park. Er blijft dus van de oorspronkelijke 9 hectare nog 6,2 hectare over als woongebied. 1,3 hectare van de oorspronkelijke 9 hectare is omgezet naar bosgebied. Het totale aandeel groen is dus hoger dan uit de vraagstelling blijkt.
Ten derde wordt er in de vraagstelling alleen gefocust op dit specifieke woongebied en niet op de totaliteit van het plan. In dit concrete geval werd er geoordeeld dat de bebouwingsmogelijkheden ietwat konden worden verruimd zonder dat het de doelstelling van een centraal park in dit gebied ondermijnt. Voor andere woongebieden geldt dat er substantiële delen werden geschrapt in de voorontwerpfase en daarna ook nog naar aanleiding van het openbaar onderzoek.
In het VSGB wordt ongeveer 100 hectare omgezet van de bestemmingscategorie wonen naar openruimtebestemmingen. Ook naar aanleiding van het openbaar onderzoek heeft de Vlaamse Regering, voor bepaalde gebieden waar een woongebied werd gepland, er uiteindelijk voor gekozen dat de open ruimte er moest primeren. Het gaat hier om een veelvoud van de 1 hectare die aan de basis ligt van de vraagstelling. Bovendien wil ik nogmaals onderstrepen dat er in dit RUP wordt vastgehouden aan de planopties die al voor het openbaar onderzoek werden vastgelegd.
Met betrekking tot Parking C kan ik u een gelijkaardig antwoord geven. Ook hier wordt in de vraagstelling voorbijgegaan aan de bestemming van de gronden voorafgaand aan de bestemmingswijziging in het RUP. Het gewestplan gaf die gronden de bestemming gemeenschapsvoorzieningen. Die bestemming liet een niet-onbelangrijke ontwikkeling toe, aansluitend op het programma dat nu al bestaat op de Heizel. Een aantal van de mogelijkheden die er vroeger waren, worden nu begrensd. Een aantal andere mogelijkheden worden verruimd, maar met duidelijke beperkingen. De beslissing voorstellen alsof er op die terreinen geen ontwikkeling mogelijk zou zijn geweest zonder het VSGB, stemt niet echt overeen met de waarheid.
Het is belangrijk dat het RUP beperkingen plant voor die activiteiten die sterk verkeersgenererend zijn. Ik denk hierbij aan de grootschalige detailhandel die expliciet wordt uitgesloten, aan recreatie, die hier wordt beperkt tot 50.000 vierkante meter vloeroppervlakte en aan kantoren, die hier worden beperkt tot 20.000 vierkante meter vloeroppervlakte. Bovendien voorziet het RUP in garanties met betrekking tot de parkeercapaciteit die er vroeger niet waren. Het RUP is dus vooral kadervormend voor de toekomstige projecten en stelt de belangrijkste randvoorwaarden veilig. Ik heb geen weet van concrete plannen voor de invulling van Parking C. De verhouding tussen het NEO-project op de Heizel en de bewuste terreinen is vandaag evenmin duidelijk, maar kan verder worden uitgeklaard in het structureel overleg met Brussel dat gepland is. Er is al overleg geweest, maar er wordt nog verder structureel overleg gepland. Elk project moet trouwens nog worden beoordeeld op het vergunningenniveau.
De VLACORO drong in haar advies aan op het verder beperken van de ontwikkelingsmogelijkheden. Tegelijk werd in datzelfde advies onderstreept dat een gemengde ontwikkeling wenselijk is. Het advies is dus minder eenduidig dan hier wordt voorgesteld. Aangezien de kantoorontwikkeling op dit ogenblik minder realistisch is, is beslist om in dat deel van het programma te snoeien. Door het programma voor recreatie te behouden, wordt tegemoetgekomen aan de vraag van de VLACORO naar een multifunctionele invulling voor dit stadsdeel. Ik onderstreep dat ook hier ruimtelijke overwegingen aan de basis liggen van de beslissingen.
Het tegengaan van de verfransing behoort tot het flankerende beleid. Daarvoor verwijs ik graag naar mijn collega Geert Bourgeois.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Mevrouw Van Volcem, aan ruimtelijke ordening doen in onze streek, is aan politiek doen, of men het nu graag heeft of niet. Ik verwijs naar de gewestplannen van 1976, die niet alleen een heel duidelijke ruimtelijke, maar ook politieke bedoeling hadden. Dat is vandaag niet anders.
Wat Parking C betreft, minister, draait u de zaken om. Zoals het er nu uitzag, waren de dingen die nu vastliggen, eigenlijk al mogelijk, zegt u. Dat is juist. En dan? Moet u daarom op dat ingeslagen pad verder gaan? Neen toch? Als men een bepaalde buffer wil vormen ten aanzien van de verstedelijking, is het precies de bedoeling dat u daarop ingrijpt.
Ik stel vast dat u die 50.000 vierkante meter, waarvan ook VLACORO heeft gezegd dat het te veel was, gewoon handhaaft. U gaat niet in op de suggestie dat de recreatie die er al is op de Heizel, wel eens zou kunnen verschuiven. U bent ook niet ingegaan op de mobiliteitsproblematiek die daarmee gepaard zou kunnen gaan. En als klap op de vuurpijl verwijst u voor het flankerende beleid met betrekking tot het Nederlandstalige karakter naar uw collega Bourgeois.
Wat is dat voor een beleid? Ik dacht dat alle elementen van ruimtelijke ordening, en zeker het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel, daarin zouden zitten. En dat in die beslissingen ook rekening zou worden gehouden met het streven naar het behoud van het Nederlandstalige karakter. Maar nu komt u hier zeggen dat u minister van Ruimtelijke Ordening bent en dat u voor het Nederlandstalige karakter doorverwijst naar minister Bourgeois. Er is dus geen geïntegreerd beleid wat dat betreft.
Wat Potaarde betreft, heb ik niets geïnsinueerd. Ik zeg alleen dat u een politieke beslissing neemt. En een politieke beslissing nemen, dat is: belangen ten aanzien van elkaar afwegen. Ik heb niet gesproken over privébelangen. Dat heb ik zelfs niet willen insinueren.
Het is hallucinant om vast te stellen dat u op het ogenblik dat u de beslissing nam ten aanzien van dat ontwikkelingsgebied, niet op de hoogte was van het feit dat de gemeente Grimbergen al op 28 juni 2011 beslist heeft om de twee beslissingen van 2010 en 2011 terug te trekken, omdat ze al geschorst waren door de gouverneur en de gouverneur ook duidelijk had gemaakt dat men ze beter zou intrekken. Het gemeentebestuur heeft dat gedaan en heeft de gouverneur en de viceminister-president op de hoogte gebracht bij brief van 27 juli.
Puur decretaal gezien, moest het gemeentebestuur dat niet aan u laten weten. Het moest alleen de voogdijminister op de hoogte brengen. Maar was er dan geen contact? Ik begrijp echt niet dat voor zon belangrijke aangelegenheid de minister van Ruimtelijke Ordening, op het ogenblik dat hij zijn beslissing neemt, niet weet dat beslissingen van het college al teruggetrokken zijn. Het kan best zijn dat u zich niet alleen op de bezwaarschriften van de gemeente Grimbergen hebt gebaseerd, maar u had het wel als element kunnen meenemen, indien u het wel had geweten. Die vraag nu afdoen als een hypothetische vraag die er niet meer toe doet, vind ik iets te gemakkelijk, minister.
Ik stel vast dat er een serieus gebrek aan coördinatie is tussen de verschillende kabinetten. Het is dan nog uitgerekend een minister van uw eigen partij, die dan ook nog eens bevoegd is voor de Vlaamse Rand, die de beslissing van Grimbergen krijgt en ze u niet doorspeelt, goed wetende dat u nadien op de een of andere manier een beslissing moet nemen.
In het voorontwerp ging het over 2,5 hectare park. U hebt mij nog niet geantwoord op de vraag waarom u naar 1 hectare bent gegaan.
Minister Philippe Muyters : Dat was op basis van ruimtelijke overwegingen.
De heer Joris Van Hauthem : Dan waren uw eerste ruimtelijke overwegingen dus wellicht fout. Er zijn bezwaarschriften geweest, van de gemeente Grimbergen en van anderen, dat geef ik graag toe. Maar een van de sleutelelementen, namelijk het gemeentebestuur zelf, komt op die beslissing terug. Dat is cruciaal in heel het verhaal, minister.
Ik moet helaas vaststellen dat u een beslissing genomen hebt zonder te weten wat het uiteindelijke standpunt was van de gemeente Grimbergen. Ik vind dat onverantwoord. Als u die beslissing niet terugtrekt of herziet, zullen we daarmee naar de Raad van State moeten stappen.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, bedankt voor uw antwoord. Wat de heer Van Hauthem zei over de beslissingen van het schepencollege en zo meer, vind ik belangrijk, maar het is niet de essentie van het verhaal.
De heer Joris Van Hauthem : Het is misschien niet de essentie, maar het is wel essentieel.
De heer Hermes Sanctorum : Ik ondersteun uw betoog daarin, maar mij gaat het in de eerste plaats over de inhoud van de beslissing en de wijziging van het standpunt van de Vlaamse Regering. Dat is voor mij de absolute essentie.
Minister, uw antwoord bevredigt mij niet. Het voorziene parkgebied van 2,5 hectare werd ondersteund door de GECORO en door VLACORO, toch de experten ter zake. Nadien hebt u, op basis van een aantal bezwaarschriften, uw standpunt herzien. Ik kan mij moeilijk voorstellen welke bezwaarschriften en argumentatie zo zwaar begonnen door te wegen, dat u uw beslissing hebt herzien. Dat is mij totaal onduidelijk.
Ik ken niet alle bezwaarschriften die werden ingediend, maar wel een paar. Er is natuurlijk het bezwaarschrift van het schepencollege zelf, maar er was er ook een van een immobiliënkantoor dat vier vijfde van de grond in bezit heeft. De inhoud van dat bezwaarschrift was bijna identiek aan dat van het schepencollege. Mijn vrees is dat die twee bezwaarschriften hebben doorgewogen, om voor mijn part niet aanvaardbare redenen.
Wat gebeurt er in de praktijk in Potaarde? Iedereen wil het groene karakter van de Vlaamse Rand wel bewaren, maar dit is nu eens een zeer concrete situatie. Lokale mandatarissen weten het zeer goed: elke dag staan de open ruimte en het groene karakter onder druk. Er wordt constant wat afgeknabbeld van de groene gordel. Het is van belang dat we dat een halt toeroepen in de feitelijke beslissingen. Dit is nu een concreet voorbeeld, minister, en blijkbaar is de uiteindelijke beslissing dat het park van 2,5 naar 1,5 hectare gaat. Uw antwoord bevredigt mij niet.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Minister, als ik vraag naar de hoofdlijnen in uw beleid, is dat eigenlijk om u te helpen, omdat u dan heel goed zou kunnen aangeven wat uw motivering is in uw algemene beleid, en hoe u dat toepast op een concreet ruimtelijk uitvoeringsplan.
Ik wil u niet verdedigen, maar als men beslist een stukje park om te vormen tot woongebied, kan dat perfect, als er behoefte is aan ruimte om te wonen en bijvoorbeeld de prijzen onder druk staan. Daarom vraag ik u of er daar behoefte aan is en wat uw visie daarop is in buitengebieden en in stedelijke gebieden.
Mijnheer Sanctorum, u mag daar niet kwaad om zijn, maar ik word er een beetje ongemakkelijk van: akkoord, de adviezen van de GECORO en de VLACORO zijn er, maar er is ook nog het primaat van de politiek. Men kan afwijken van de adviezen als men dat motiveert. Minister, daarom is het belangrijk dat de hoofdlijnen bekend zijn. Zo kunt u uw beslissing, als u afwijkt, motiveren.
De beslissing van het college is ook maar een advies voor een hogere overheid. Bij een intrekking van die beslissing belet niets dat het college, zonder dat de betrokkene aanwezig is, een nieuwe beslissing zou hebben genomen die hetzelfde inhoudt, indien dat past in het woonbeleid. Daar gaat het toch over? In het Tijdschrift voor Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw (T.R.O.S.) staat duidelijk aangegeven wanneer een college mee mag beslissen over een dossier. Dat is ook een taak voor de minister van Binnenlands Bestuur. Het wordt moeilijk omdat er dienaangaande veel onbekende factoren zijn. Mag bijvoorbeeld een bakker meebeslissen als zijn grootste klant betrokken partij is? Daar zegt T.R.O.S. dat je voorzichtig moet zijn. Als er iemand een eigendom heeft op een plaats waarvoor een ruimtelijk uitvoeringsplan wordt gemaakt, mag hij niet meebeslissen. Maar het is niet omdat één lid van het college daar bijvoorbeeld grond heeft, dat het college een maand later niet dezelfde beslissing zou kunnen hebben genomen zonder de betrokkene.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Van Volcem, bedankt voor de kapstok die u geeft. Dit komt zeker straks nog aan bod bij uw vraag. Ik heb mij hier proberen te beperken om het niet te uitgebreid te maken.
We kunnen natuurlijk blijven discussiëren over wie welke beslissingen moet overmaken aan wie. Ik kan alleen vaststellen dat die beslissing mij niet werd overgemaakt.
Mijnheer Van Hauthem, deze beslissing werd genomen door de volledige Vlaamse Regering. Ik blijf het eigenaardig vinden dat als, zoals mevrouw Van Volcem zegt, de gemeente een eerder genomen beslissing, die invloed heeft, intrekt, de betrokken minister daarvan niet op de hoogte wordt gesteld. Blijkbaar moet dat niet, maar goed.
Ik blijf herhalen dat dit maar een van de aspecten was. Mijnheer Sanctorum, u insinueert een beetje dat er zeker ook vragen van projectontwikkelaars zijn geweest. (Opmerkingen van de heer Hermes Sanctorum)
Ja, dat is een feit. Maar ik wil daarop ook met een feit reageren: u weet ook dat er van diezelfde projectontwikkelaars ook elders in het VSGB heel wat vragen waren. Zijn we die ook allemaal gaan honoreren? Neen, absoluut niet. Bekijk eens de totaliteit. Ik blijf herhalen dat dit oorspronkelijk een reservegebied voor woonwijken was. Wij houden ook altijd rekening met de woningnood en met wat de mogelijkheden zijn. Dat is het algemene kader. Hier vonden wij dat er wel een mogelijkheid was en dat het project haalbaar was. Daarom is hier de keuze gevallen, na de protesten. Dat is het algemene kader. Wij willen ervoor zorgen dat er voldoende woonaanbod is in functie van de behoeften, onder meer om ervoor te zorgen dat de prijzen niet te veel stijgen, maar daar kom ik zo dadelijk op terug. Dat is maar één aspectje van het geheel.
Dat was de motivatie, en niet het plooien of het volgen. In het hele VSGB zijn er plaatsen waar projectontwikkelaars gronden hebben en waarop wij niet zijn ingegaan. Het gaat dus niet over de eigendom van de grond, hier zus en daar zo of waar dan ook. Het gaat om het intrinsieke: de behoefte en het aanbod voldoende op elkaar afstemmen. Hier speelde zeker ook het feit dat het een reservegebied voor woonwijken was.
Hopelijk is dit, zoals u vroeg, een iets concreter antwoord.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Minister, uw uitleg is wat hij is. Er is natuurlijk het primaat van de politiek. Vroeg of laat moet u een beslissing nemen. Alleen blijft het eigenaardig dat uw beslissing ingaat tegen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Dat streeft naar parkgebied en naar woningen in de rand daarvan. VLACORO verwijst in haar advies naar het gemeentelijk structuurplan Grimbergen om aan te voeren dat je niet van 2,5 naar 1,5 hectare kunt gaan. U negeert dat ook. En als klap op de vuurpijl en dat is niet uw persoonlijke fout bent u niet op de hoogte van het feit dat het college op 28 juni 2011 de twee beslissingen heeft ingetrokken. Daarbij staat in artikel 2: beslist deze beslissing ter kennis te brengen van de Vlaamse Regering en van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant.
Mevrouw Van Volcem, er is nadien geen beslissing meer genomen. De enige beslissing die werd genomen, is dat die bezwaarschriften worden teruggetrokken. En ook dat er geen nieuw bezwaarschrift wordt ingediend zonder dat de schepen bij die beslissing aanwezig is.
Minister, u ging in uw voorontwerp uit van 2,5 hectare. Hoewel u weet wat in het gemeentelijk structuurplan staat en wat VLACORO heeft gezegd, dat dat het minimum was, gaat u toch naar beneden.
Ik blijf het hallucinant vinden dat een minister van Ruimtelijke Ordening niet weet dat een gemeente die beslissing heeft herzien. Mijnheer Sanctorum, het is juist dat dit niet de essentie van de zaak is, maar het is wel essentieel in dit dossier. Minister, ik vind nog altijd dat u een foute beslissing hebt genomen en u hebt mij niet overtuigd van het tegendeel.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik beschuldig u voor alle duidelijkheid niet van belangenvermenging of iets dergelijks, maar ik stel vast dat u geen staalharde argumentatie op tafel legt waarom u afwijkt van die eerdere beslissing. U vertelt een algemeen verhaal. Dat kan inderdaad het afwegingskader geweest zijn, maar het is geen staalharde argumentatie om van een eerdere beslissing af te wijken. Dit is toch ingrijpend voor deze regio. Ik begrijp niet dat er geen staalharde argumenten zijn. Mijn conclusie is dat dit een politieke beslissing was.
Minister Philippe Muyters : Elke beslissing van de Vlaamse Regering is een politieke beslissing, veronderstel ik, mijnheer Sanctorum.
De heer Hermes Sanctorum : Een politiek getinte beslissing, is dat een betere uitdrukking?
De voorzitter : Het incident is gesloten.