Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 02/02/2012
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de impact van het federale beleid op het Vlaamse activeringsbeleid ten aanzien van 50-plussers
- 852 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de uitbreiding van de systematische aanpak van werkzoekenden tot 58 jaar
- 975 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Het is duidelijk dat er op het vlak van het arbeidsmarktbeleid cruciale beslissingen worden genomen. Dat men wil werken aan de activering van 50-plussers is op zich niet nieuw. Het Generatiepact is bijna tien jaar oud en daarin werden ook beslissingen genomen of toch pogingen gedaan om mensen langer te laten werken en daartoe in staat te stellen. Een element daarin was dat het brugpensioen niet langer een vrijbrief zou zijn voor de arbeidsmarkt. Een bepaalde groep bruggepensioneerden moet beschikbaar blijven voor een job.
In Vlaanderen zijn er eind 2011 2632 bruggepensioneerden die niet vrijgesteld zijn van inschrijving als werkzoekende. De VDAB heeft een begeleidings- en opleidingsaanbod uitgewerkt voor deze Vlaamse bruggepensioneerden die zich beschikbaar moeten houden voor de arbeidsmarkt. Maar de respons is eerder beperkt. Van die 2632 bruggepensioneerden gingen vorig jaar minder dan 200 in op een VDAB-begeleidingsaanbod en minder dan 10 van hen stroomden effectief door naar werk. Dat bleek alleszins uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag.
Op dat vlak is deze groep jammer genoeg niet echt een uitzondering. Het Vlaams activeringsbeleid van werkzoekende 50-plussers levert nog niet de verhoopte resultaten op dat moeten we durven te zeggen. De uitbreiding van het aanbod tot werkzoekenden van 58 jaar is een belangrijke nieuwe stap, maar ook de kwaliteit van de begeleiding moet worden bewaakt. Een infosessie of gewoon vacatures doorsturen is wellicht onvoldoende.
Ook op federaal niveau zijn er zaken die snel gaan veranderen. Eind 2011 werd beslist om in te grijpen in de regeling voor vervroegde uittreding. Deze ingreep, die op zich een belangrijke stap is naar het verhogen van de werkzaamheidsgraad voor 50-plussers, heeft ook potentiële gevolgen voor ons Vlaams werkgelegenheidsbeleid. Federaal minister van Werk De Coninck, met wie u blijkbaar al recent samen zat, eist onder meer een sterke tewerkstellingscel en begeleidingsmaatregelen inzake outplacement, herscholing, fasering en herinschakeling. Om misbruiken van het systeem aan te pakken, wil zij met haar regiocollegas, u dus, samen zitten en samenwerken. Dat samen zitten is al gebeurd, begrijp ik, het samenwerken volgt nu.
Tegelijk kondigde u aan dat er eind januari een nieuw loopbaanpact met de sociale partners zou komen en er ondertussen bijna is met onder andere de versterkte activering van 50-plussers en een uitbreiding van uw beleid tot werkzoekenden tot 58 jaar.
Minister, kunt u de impact van de federale beslissingen op het Vlaamse niveau inschatten? Welke impact heeft de federale beslissing op het huidige activerende beleid van de VDAB?
Er is al een gesprek geweest met uw federale collega. Wat is de uitkomst van dat gesprek? Welke concrete acties zijn er, specifiek gericht op het activeringsbeleid voor 50-plussers?
De VDAB bereikt relatief weinig bruggepensioneerden die nog beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt. De uitstroom naar werk van deze groep is zo mogelijk nog beperkter. Hoe kunt en zult u deze groep beter bereiken en naar werk trachten te begeleiden?
Hoe evalueert u globaal het activeringsbeleid voor werkzoekende 50-plussers tot op heden? Zijn de begeleidings- en opleidingsinitiatieven voldoende kwaliteitsvol? Hoe kan dit eventueel verbeteren? Hoe en wanneer zal de uitbreiding van de activering naar werkzoekenden tot 58 jaar gebeuren? Zal deze groep anders worden benaderd dan jongere 50-plussers? Ik heb begrepen van wel. Hoe zult u deze specifieke aanpak vormgeven?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister, collegas, mijn vraag heeft ook betrekking op de uitbreiding tot 58-plussers. Een deel van de opmerkingen is al aan bod gekomen tijdens de actuele vragen vorige week in de plenaire vergadering, maar ik heb nog bijkomende vragen over heel het systeem van de evaluatie en de monitoring. In het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) van april 2011, toen er enkel een uitbreiding was tot de nieuwe instroom van werkloze 55-plussers, was al duidelijk opgenomen dat er een monitoringsysteem zou komen, via een maandelijkse monitoringtabel, en dat er ook een aanvullende kwantitatieve analyse zou komen, om te kijken hoe heel die systematische aanpak voor de 55-plussers verder zou verlopen.
Ik verwijs naar mijn schriftelijke vraag nummer 71 die ik daarover heb ingediend op 13 oktober 2011. Minister, daarop hebt u geantwoord dat het eerste luik van de evaluatie al was gefinaliseerd, met name de evolutie van de indicatorenset, zoals afgesproken in het VESOC-akkoord van 2010. De indicatoren houden verband met de beschikbare vacatures, de tewerkstellingsperspectieven, de arbeidsreserve en de uitstroom naar werk. Uit krantenartikels weten we nu dat er een akkoord is tussen de vakbonden onderling en de werkgevers dat ze gaan naar een uitbreiding van het activeringsbeleid tot en met de instroom van 58-plussers.
Minister, graag kreeg ik een toelichting bij het eerste luik van de evaluatie, met name de evolutie van de indicatorenset, zijnde: de beschikbare vacatures, tewerkstellingsperspectieven, arbeidsreserve en uitstroom naar werk. Is de aanvullende analyse over de relatie tussen deelname aan acties en de uitstroom naar werk intussen afgerond? Is dat ook besproken met de sociale partners? Zo ja, hoe luiden de conclusies? Minister, kunt u een toelichting geven bij de belangrijkste bevindingen en conclusies uit het definitief evaluatierapport van de verdere uitbreiding van de systematische aanpak?
Welke aanbevelingen hebben de sociale partners onder meer geformuleerd? Uit de beslissing om de systematische aanpak tot de 58-jarigen uit te breiden, leid ik af dat de voorwaarde betreffende de capaciteit van de VDAB ook is vervuld. Kunt u dit aan de hand van de bevindingen in het evaluatierapport aantonen?
Waarom is ervoor gekozen de uitbreiding enkel op de nieuw instromende oudere werkzoekenden toe te passen? Waarom worden de bestaande werkzoekende ouderen tussen 55 en 58 jaar hier niet bij betrokken? We blijven daarop hameren. U hebt tijdens de plenaire vergadering verklaard dat er voldoende maatregelen voor de oudere werklozen zijn. Ons lijkt het toch een goede zaak ook deze groep in de activering op te nemen.
Hoeveel zal de kostprijs van de nieuwe aanpak bedragen? Zult u hiervoor bijkomende middelen aan de VDAB toekennen of zullen de huidige budgetten worden geheroriënteerd? Ten koste waarvan zou die eventuele heroriëntering worden doorgevoerd?
Zullen de werkonwillige werkzoekenden ouder dan 52 jaar in afwachting van de regionalisering van de opvolgingsbevoegdheid en van de optrekking van de leeftijdsgrens ook effectief een sanctie opgelegd krijgen van de RVA? Dit is verbonden met voorgaande vragen. Zal het enkel om transmissies gaan of zullen deze dossiers strenger worden opgevolgd? Zult u hierover de nodige afspraken met de RVA maken?
Wanneer zal de uitbreiding van de systematische aanpak van werkzoekende 50-plussers in de praktijk effectief in werking treden?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, de vragen die ik in dit verband wilde stellen, zijn in feite al door de twee vorige sprekers gesteld. Aangezien ik dat niet allemaal wil herhalen, zal ik me tot een bijkomend aandachtspunt beperken.
We zullen op termijn over de controle op de beschikbaarheid kunnen beschikken. De VDAB zal de verplichte begeleiding en opvolging in het oog moeten houden. De minister zal allicht stellen dat de VDAB nog enkele maanden de tijd heeft om dit concreet in te vullen. Mijn vraag is welk traject de minister voor ogen heeft om tot een goede afstemming te komen.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, aangezien dit punt tijdens de plenaire vergadering van vorige week behoorlijk uitgebreid aan bod is gekomen, zal ik het kort houden. Drie vraagstellers, waaronder de heer Van den Heuvel en ikzelf, hebben er toen op gewezen dat de Vlaamse sociale partners een loopbaanakkoord hebben gesloten. Dat akkoord ligt nu op de tafel van de Vlaamse Regering.
Afgelopen vrijdag heeft de ministerraad vergaderd. Is dat punt aan bod gekomen? Is een beslissing genomen? We zijn ondertussen iets meer dan een week verder. Is er met betrekking tot het dossier over het loopbaanakkoord in die periode enige evolutie geweest?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, aangezien dit punt daarnet opnieuw aan bod is gekomen, zal ik nog even op het loopbaanakkoord ingaan. Dat akkoord wordt momenteel gefinaliseerd. Zoals ik tijdens de plenaire vergadering van vorige week al heb verklaard, gaan we met de sociale partners na welke elementen nog moeten worden toegevoegd.
Een voorbeeld hiervan is de loopbaanbegeleiding. De loopbaanbegeleiding stond in het algemeen gedeelte, maar was niet bij de actiepunten opgenomen. De Vlaamse Regering en de sociale partners hebben in dit verband tekstvoorstellen opgesteld. Ik hoop dat dit deze week of ten laatste volgende week kan worden afgerond. Het is altijd gevaarlijk precieze data te vermelden. Ik denk evenwel dat we ons dicht bij een akkoord bevinden. Op dat ogenblik zal de Vlaamse Regering daar ook budgettaire middelen aan koppelen.
Indien de leden van deze commissie dat wensen, kan ik het akkoord, zodra het is afgesloten, hier komen toelichten. Ik zal dit eens aan de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) voorstellen. Indien ik dat akkoord hier met een delegatie van de SERV zou komen toelichten, zouden de commissieleden alle elementen kunnen horen. Dit is een aanbod. Ik kan het desgewenst op die manier trachten te regelen.
De impact van het federaal regeerakkoord op het Vlaamse beleid ten aanzien van de begeleiding van ontslagen werknemers na een collectief ontslag lijkt me niet zo groot. Ik denk niet dat er een bijkomende impact op de huidige werking van de VDAB zal zijn.
De VDAB waakt, samen met de overige leden van de stuurgroep van de tewerkstellingscel, over de uitvoering van de in een sociaal plan afgesproken begeleidingsacties naar aanleiding van een collectief ontslag. De ontslagen werknemers die zich bij de tewerkstellingscel inschrijven, worden tijdens hun zoektocht naar werk door het outplacementkantoor begeleid. Bij de regionale toetsing kijkt het departement erop toe dat het outplacementcontract aandacht besteedt aan de begeleiding van oudere werknemers. Tijdens de outplacementbegeleiding ondersteunt de VDAB de zoektocht naar werk door middel van flankerende acties, zoals de verspreiding en de terbeschikkingstelling van vacatures.
Indien een deelnemer zonder geldige reden niet komt opdagen, wordt hij door de VDAB uitgenodigd. Hij wordt dan op zijn rechten en zijn plichten gewezen. Die werkwijze wordt voor iedereen toegepast en geldt bijgevolg ook voor de 50-plussers. Hoewel ze naar aanleiding van het collectief ontslag vervroegd met brugpensioen kunnen, moeten ze beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Ik kom hier later nog op terug.
Ik denk dat ik daarnet al heb toegelicht wat het informeel gesprek inhoudt en hoe dit gesprek verloopt. Aangezien het gesprek informeel is, zal ik niet op elk detail ingaan. Ik hoop dat iedereen dit kan begrijpen. Ik wil deze zaken in de toekomst in een goede verstandhouding verder kunnen uitwerken. Het structureel overleg hierover wordt verder gepland.
Ontslagen werknemers, met inbegrip van de mensen die van een vervroegd brugpensioen genieten, hebben de plicht beschikbaar te blijven en op het door de tewerkstellingscel aangeboden begeleidingsaanbod in te gaan. Het bereik van de 50-plussers die naar aanleiding van een collectief ontslag van een vervroegd brugpensioen kunnen genieten, is op die manier verzekerd. Ik ben het ermee eens dat de resultaten relatief laag zijn. Het contact is er evenwel.
Na de geplande periode van outplacementbegeleiding helpt de VDAB de getroffen werknemers die geen nieuwe job hebben gevonden verder tijdens hun zoektocht naar werk. We noemen dit de warme overdracht tussen het outplacementbureau en de VDAB. Voor de personen tussen 50 en 55 jaar gebeurt dit in de zogenaamde 50+-clubs of door middel van individuele begeleiding of bemiddeling. Zodra die warme overdracht van informatie van het outplacementkantoor er is, moet de VDAB een vervolgtraject opzetten. De VDAB verzorgt dan verder de acties.
Voor 55-plussers is de vervolgbegeleiding optioneel. De systematische aanpak loopt momenteel tot 55 jaar. Dat wordt in de toekomst 58 jaar. De overdracht en de begeleiding verlopen conform de akkoorden van Samen op de bres voor 50+.
Het eerste gedeelte van de evaluatie heeft aangetoond dat de uitbreiding mogelijk is. Indien dit niet het geval zou zijn geweest, zouden de sociale partners nu natuurlijk niet voorstellen de leeftijd tot 58 op te trekken.
Er is natuurlijk ook een inhoudelijk aspect. In verband met de verbetering van de operationele aanpak zijn een aantal suggesties naar voren gebracht. Die suggesties staan nog niet in het loopbaanakkoord. We hebben afgesproken dat we nu het gesprek met de VDAB en met de sociale partners voeren. We formuleren effectief conclusies in verband met de operationele aanpak van 50-plussers. Ik stel voor dat ik de evaluatie en de conclusies van de sociale partners in verband met de operationele aanpak hier na de afronding ter beschikking stel. Dit moet in de loop van deze maand kunnen gebeuren.
Dit hoort gedeeltelijk bij de uitwerking in algemene zin die in het akkoord is opgenomen. Het akkoord stelt dat we de leeftijd tot 58 jaar optrekken en dat we de operationele aanpak verder zullen bekijken. We voeren dit punt op basis van de evaluatie nu al uit. Ik zou de evaluatie en onze conclusies, die we samen met de sociale partners hebben getrokken, graag op dat ogenblik ter beschikking stellen.
Wat de uitbreiding van de systematische aanpak betreft, baseren de sociale partners, die lid zijn van de raad van bestuur van de VDAB, hun voorstellen op de capaciteit van de VDAB. Die uitbreiding komt er vanaf juni 2012. Dit wordt momenteel in gereedheid gebracht.
Over de financiële middelen voeren mijn kabinet en de sociale partners nog steeds gesprekken. Het budgettaire aspect is steeds een beslissing van de Vlaamse Regering en niet van de Vlaamse Regering en de sociale partners. Ik zal die tabel met de budgettaire aspecten overmaken aan het parlement op dat moment.
Ik wil nog twee dingen zeggen over alleen de instroom. Als je vanaf nu de nieuwe instroom meeneemt, dan betekent dat op termijn dat je iedereen vat. Dat is logisch. Iedereen schuift door. Dat heeft ook te maken met het element van de capaciteit van de VDAB. Als we iedereen tot 58 jaar die nu al werkloos is, moeten gaan activeren, ook degenen die daar eigenlijk geen zin in hebben, dat niet meer zien zitten om welke redenen dan ook of op brugpensioen zijn, dan is dat een immense opdracht. We weten dat de combinatie van ouder zijn en langdurig werkloos zijn, een zeer moeilijke combinatie is. Geven we die mensen op? Absoluut niet. Het voorstel van de sociale partners voor een verschil in 50+-premie, duidt juist aan dat we die ook een extra werkpremie willen geven. Voor de oudere langdurig werklozen die worden aangeworven, krijgt de werkgever de grootste premie. Voor de reeds bestaande werklozen, geldt de vrijwilligheid. De instrumenten staan ter beschikking. We zetten specifieke instrumenten in, maar het is niet zo dat ze automatisch worden meegenomen. Daar heeft de VDAB de capaciteit niet toe.
Mijnheer Bothuyne, u vraagt of we dezelfde instrumenten voor iedereen gaan inzetten. De filosofie is: hoe meer maatwerk, hoe beter. Dé 50-plusser bestaat niet. Dé 55-plusser bestaat niet. Ik denk dat we met het element van de werkpremie al dichter bij maatwerk komen. We nemen wel de leeftijd op, maar we nemen ook de afstand op die wordt gemeten vanuit de optiek hoe lang iemand al werkloos is. Dat gaat in de juiste richting. Ook bij de rest zullen we steeds meer gaan naar een aanpak die op maat is van de persoon in kwestie die instroomt in de werkloosheid.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, ik dank u voor het antwoord. We zullen hier nog heel vaak op terugkomen in het kader van de uitvoering van het loopbaanakkoord en dergelijke. De uitstroomresultaten zijn op dit moment te laag te noemen ondanks de inspanningen die worden geleverd zowel om de werkzoekenden zelf op te leiden en te begeleiden als om de werkgevers te bewerken. Hopelijk zal het loopbaanakkoord, zeker wat dat laatste punt betreft, ook een verschil maken. Ik denk dat de kwaliteit van de begeleiding vanuit de VDAB en de outplacementkantoren, hoger en intenser moet worden als we een beter resultaat willen bereiken dan vandaag. Vandaag schort daar duidelijk iets. Hopelijk zal het nieuwe loopbaanakkoord en het nieuwe beleid daar een antwoord op bieden, want het is echt wel nodig als we ook het draagvlak bij de 50-plussers die werken of werkzoekend zijn, voldoende sterk willen maken om er zelf in te blijven geloven dat men opnieuw aan de slag kan gaan, ook al is men de 50 jaar voorbij.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, ik wil u danken voor het antwoord. Ik, en ik denk ook de andere commissieleden, zou heel graag hebben dat we hier een toelichting krijgen samen met de sociale partners over het loopbaanakkoord. Dat is zeker interessant. Er zouden zeker bijkomende vragen kunnen worden gesteld waarop we alleszins verduidelijking zouden kunnen krijgen.
Ik blijf hameren op de instroom. U zegt dat u twee argumenten hebt om dat niet te doen. Ten eerste zal op termijn iedereen aan activering beginnen, of men dat nu wil of niet. Dat klopt, maar we zitten nog maar op 37 tot 38 procent van de 50-plussers die werkzaam zijn. In Nederland en op andere plaatsen ligt dat 10 procent hoger. Ik volg de heer Bothuyne dat er qua activering zeker een tandje moet worden bijgestoken. U zegt nu zonder meer dat op termijn ook de oudere werklozen mee in dat pakket van activering zitten, maar dat vind ik dan toch wel een langere termijn.
Ten tweede hebt u vorige week in de plenaire vergadering nog het voorstel van de sociale partners aangehaald om een gedifferentieerde premie te geven als men mensen die al langer op de arbeidsmarkt zijn, tewerkstelt. Dat lijkt me op zich wel een goed initiatief, maar ik zou wel willen verwijzen naar wat ik ook al heb aangehaald bij de begrotingsbesprekingen toen het ging over de knelpuntvacatures. Ik vraag me af of het niet aangewezen is om een premie te geven aan wie een knelpuntvacature invult in plaats van aan iedereen die een knelpuntopleiding volgt. Toen hebt u gezegd dat dat niet mag van Europa, terwijl men nu wel een gedifferentieerde premie wil geven voor de 50-plussers. Dat mag dan wel. Ik blijf dat een beetje vreemd vinden. Waarom mag het voor het ene wel en voor het andere niet? Ik blijf erop hameren dat men daar bijkomend onderzoek over zou moeten voeren.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Beginnend bij de laatste opmerking: Europa laat premies toe aan werkgevers die 50-plussers aanwerven, maar Europa laat niet toe dat er premies worden gegeven om knelpuntvacatures in te vullen. Mevrouw Peeters, ik wil erop wijzen dat de 50+-premie niet wordt gegeven aan de 50-plusser, maar aan de werkgever. We moeten binnen het kader blijven dat Europa afbakent. Wat de sociale partners voorstellen, past in wat in Europa kan. Uw voorstel past daar niet in. Dat blijft zo, ik kan daar niets aan doen. Dat is de reglementering binnen Europa.
Ik heb duidelijk een verkeerde indruk gewekt. Ik heb helemaal niet gezegd dat we stilzitten wat betreft meer activering van de 50-plussers die al werkloos zijn, niet de nieuwe instroom dus. Ik heb gezegd dat de verplichting geldt voor de nieuwe instroom en dus op termijn iedereen verplicht is. Dat betekent dat op een bepaald moment degenen die nu al 55-plus zijn, op een bepaald moment uitstromen als ze al twee, drie of vier jaar werkloos zijn. Die komen ooit op de leeftijd van hun pensioen. Ik zeg niet dat we die gerust laten. Ik zeg dat we daarvoor specifiek extra instrumenten zullen inzetten, maar dan op basis van vrijwilligheid. Dat is het verschil. We gaan hen activeren, we gaan hen proberen te bereiken, we gaan daar acties voor doen. Het enige wat we met de sociale partners hebben afgesproken, is dat de verplichting van activering er niet is. Dan hangt nog heel veel af van de sanctie.
We willen over het volgende onder meer spreken in de samenwerking RVA-VDAB. Wij kunnen wel transmissie doen, maar op federaal niveau zegt men: hen sanctioneren wij nog niet. De federale sanctionering is pas gepland vanaf 2016 voor de 58+-activering, waar wij nu al mee starten. Er moeten afspraken worden gemaakt dat men ook daar strenger zal zijn dan wat nu in het regeerakkoord staat.
Dat is de filosofie. Wij zetten instrumenten in voor 50-plussers, zeker als ze langer werkloos zijn. We hebben een zeer specifieke aanpak. De beste situatie is dat wie instroomt, snel weer uitstroomt. Die pakken we eerst aan. Daar zetten we extra op in, tot en met 58 jaar.
Mijnheer Bothuyne, ik ben het er helemaal mee eens dat het weinig blijft. Maar bij heel wat mensen is er nog altijd de wortel van het brugpensioen, die blijkbaar interessanter blijkt te zijn dan toch te blijven werken. Daar kan ik niets aan doen. Het kan contradictorisch zijn met het beleid dat wij voeren ten aanzien van activering. Als je langs de ene kant zegt dat mensen nog even kunnen wachten en dan op brugpensioen kunnen, en langs de andere zegt dat we mensen zo rap mogelijk willen activeren, dan maken mensen soms een keuze tussen die twee. Dan wachten ze vaak liever even en gaan dan op brugpensioen. Dat blijft een moeilijkheid waar ik met mijn federale collega over heb gesproken. Iedereen zit daar wel in het carcan van regeerakkoorden.
De heer Robrecht Bothuyne : Op dat vlak is federaal een stap vooruit gezet. Daar moeten we gebruik van maken om de mentaliteit voor een deel te wijzigen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.