Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 19/01/2012
Vraag om uitleg van de heer Filip Watteeuw tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het gebrek aan interesse bij bedrijven om oudere werknemers aan te werven
- 785 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, minister, collegas, het is een vrij eenvoudige vraag, maar ik heb ze toch maar gesteld omdat het rapport dat door SD Worx werd voorgesteld toch wel leidde tot een aantal spectaculaire conclusies, onder meer in de pers. Ik heb de studie gelezen en ze spoort met wat in de pers is verschenen. Dat is niet altijd zo, bijvoorbeeld wanneer het over de Financieringswet gaat.
Uit de enquête blijkt dat er bij werkgevers nauwelijks interesse bestaat om oudere werknemers aan te werven. Men heeft vaak oudere werknemers in dienst en men wil die behouden, maar aanwerven is een andere zaak. In de praktijk blijkt de leeftijdsgrens voor nieuw personeel al tot veertig jaar gezakt. SD Worx stelde vast dat bijna de helft van de bijna 800 ondervraagde bedrijven vorig jaar aanwervingen deed, maar amper 27 procent toonde interesse voor werknemers ouder dan veertig. Dat is bijzonder weinig. En slechts 7,9 procent had belangstelling voor 50-plussers. Minister, ik behoor daar nog niet bij, u recent wel. De interesse is in ieder geval zeer klein. Opvallend daarbij is dat het hogere loon niet het bezwaar is wat men algemeen stelt , maar de vrees voor een gebrek aan motivatie.
Minister, ik weet dat u een aantal inspanningen doet om 50-plussers aan het werk te krijgen, maar ook de werkgevers moeten mee willen en openstaan om 50-plussers aan te werven. Wat is uw reactie op deze resultaten? Ik veronderstel dat u dit rapport hebt bestudeerd.
Zal dit uw beleid met betrekking tot de activering van oudere werknemers beïnvloeden? Overweegt u specifieke maatregelen, dus niet alleen voor 50-plussers, maar ook voor 40-plussers? Op welke manier zult u bedrijven stimuleren om een grotere bereidheid tot het aanwerven van 40-plussers aan de dag te leggen? Zult u met de Vlaamse sociale partners overleggen over de resultaten van dit onderzoek?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Minister, we moeten opletten met die leeftijdsgrens altijd te verlagen. Nu gaat het al over 40-plussers. We moeten erover waken dat we de beperkte budgettaire middelen op een optimale manier inzetten en de deadweight loss tot een minimum beperken. We moeten opletten met het uitbreiden van maatregelen van 50-plus naar 40-plus, die ons budgettair ook meer gaan kosten.
Ik denk zelfs dat we meer moeten cibleren naar 55-plussers, omdat daar echt het probleem zit. Hoe staat u daar tegenover? Moeten we nog uitbreiden, of ons toch veeleer richten op een beperkte doelgroep, meer bepaald de 55-plussers?
U hebt het gisteren nog gehad over het loopbaanakkoord. Dat komt er eind deze maand aan. In welke mate zal de problematiek van de 50-plussers daar aan bod komen? Kunt u daar ons al iets meer over vertellen?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Minister, voorzitter, ik wil me formeel aansluiten, omdat ik het al verschillende keren over dit onderwerp gehad heb. Wij gaan er volledig mee akkoord om alle maatregelen rond de sluitende aanpak op te trekken boven de 50, maar dan moet daar wel een engagement van de werkgevers tegenover staan. We stellen vast dat men daar nogal eens in gebreke blijft. We kennen de excuses. Men zegt dat het duur is, maar dat is niet altijd waar, zeker niet voor arbeiders.
Tijdens de discussies over de beleidsbrief heb ik ook verwezen naar de lange brief die ik gekregen had van een betrokken werknemer, die zegt dat hij overal gesolliciteerd heeft en geen loonvoorwaarden had gesteld, maar dat het toch wel heel moeilijk was.
Ik sluit me ook aan bij de opmerking van de heer Van den Heuvel. Ik ben wel boven de 50, maar ik vind het absoluut niet nodig om ook 40-jarigen al extra te gaan motiveren. Die inspanningen zouden waarschijnlijk weinig rendabel zijn.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, collegas, dit is een beetje het spiegelbeeld van het debatje dat we gisteren bij de actuele vragen gezien hebben. Als je de twee vragen samen neemt, heb je eigenlijk een groot deel van de paradox van onze arbeidsmarkt bij elkaar.
In de werkloosheidscijfers van de VDAB zie je een gevoelige stijging bij de 60-plussers. Zij betalen nu het gelag van een economische crisis die op de arbeidsmarkt weliswaar nog onder de radar blijft, doordat de algemene cijfers goed zijn, maar als je in detail gaat kijken, zie je wel wat er zich op het terrein afspeelt. Daarnaast zegt u als minister dat we daar meer aandacht voor moeten hebben. Aandacht en affectie zijn belangrijke gegevens, maar daadkracht lijkt mij nog belangrijker.
Ik dicht de ondernemingen geen slechte wil toe, maar ze blijken onmondig in een wijzigende arbeidsmarkt, waar het ideaaltypische beeld van een werkzoekende steeds minder beschikbaar is. De overheid moet dat dan allemaal dichtrijden, het liefst met subsidies.
Ik weet niet of de heer Watteeuw het echt gesuggereerd heeft, maar ik ben het niet eens met de idee om naar 40-plus te gaan. Waar stopt het dan? Subsidies hebben maar nut als ze selectief en doelgericht zijn. De heer Van den Heuvel heeft het over 55-plussers. Misschien moeten we ook eens differentiëren in functie van het profiel. Heel veel deadweight zit hem volgens mij in hoger opgeleiden, van wie je kunt aannemen dat ze alsnog wel een job zullen vinden. Het zijn net de arbeiders, op wie het discours van te duur zijn, van lange opzegtermijnen enzovoort helemaal niet van toepassing is, die het moeilijkst aan de bak komen.
We moeten bedrijven daarnaast ook bewust maken van de mogelijkheid tot interne mobiliteit. Dan kom ik bij de problematiek van opleiding en vorming binnen het bedrijf. Een N-VA-Kamerlid heeft een lijst gemaakt van alle sectoren die in gebreke blijven inzake de opleidingsinspanningen waar ze zich conventioneel toe hebben verbonden. Ook dat is de Belgische en de Vlaamse ziekte. Ik hoop dat die zaken aan bod komen in het tewerkstellingsakkoord, dat u hopelijk binnenkort zult kunnen afsluiten met de sociale partners.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, minister, collega's, uit solidariteit en respect voor de grijze haren van de collegas sluit ik mij graag aan. Ik wou de vraag van de heer Van Malderen ook stellen. Het is vreemd dat op studiedagen blijkt dat het probleem van de tewerkstelling van oudere werknemers ten dele zichzelf zal oplossen, naarmate de krapte op de arbeidsmarkt toeneemt. Dan zullen werkgevers verplicht worden meer uit die doelgroepen te rekruteren. In dit geval gaat het over één enquête en één studie. Laat ons dat niet automatisch veralgemenen. Er is misschien een tegenovergestelde beweging gaande. Hebt u daar een verklaring voor?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister, collega's, de vraag van de heer Watteeuw of men bedrijven moet gaan stimuleren om ook de 40-plussers sneller aan te werven, is interessant. Ik volg de redenering van de heer Diependaele: in de enquête zijn 800 bedrijven bevraagd, en men concludeert dat er minder interesse is om 40-plussers aan te werven. Uit de cijfers van de werkzaamheidsgraad blijkt echter dat het probleem echt niet bij hen ligt, maar eerder bij de 50- of 55-plussers, en dan niet enkel bij de mensen die pas werkloos zijn geworden, maar ook bij diegenen die al langer werkloos zijn. Wij moeten ons vooral op hen focussen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, collega's, wij hebben het al dikwijls gehad over deze problematiek. Ik wil toch wel opmerken, mijnheer Watteeuw, dat het cijfer van 7,9 procent slaat op België; het cijfer voor Vlaanderen is 12 procent. Dat is toch een betekenisvol verschil. Ik wil ook even de cijfers van het Steunpunt Werk en Sociale Economie ( WSE) vermelden, want daarin komt de evolutie naar voren. Bovendien wordt daarin niet het aantal bedrijven dat aanwerft, maar het aantal aanwervingen vermeld, en dat biedt toch een ander perspectief. Uit de onderzoeksresultaten van het Steunpunt WSE blijkt dat voor de periode 2000-2010 het aandeel 50- tot 64-jarigen in het aantal indiensttredingen is gestegen van 3,7 procent in 2000 naar 6,5 procent in 2010. Dat is niet veel, maar de evolutie is positief. Hun aandeel in het totale aantal indiensttredingen is ook sterker gestegen dan hun aandeel in de totale groep van 15- tot 64-jarigen.
Positief is ook dat in vacatures de vraag naar ervaring is toegenomen. Het aantal vacatures waarin ervaring wordt gevraagd, is sinds 2009 verdubbeld, terwijl het aantal vacatures waarin geen ervaringsvereisten werden opgenomen, stabiel bleef. Ik denk evenwel niet dat er zich geen probleem stelt, want dit is een van mijn beleidsprioriteiten. Minder positief is dan weer dat de groei van het aandeel van ouderen in de aanwervingen sinds 2008 werd gefnuikt door de economische crisis. In 2010 zorgde de groep van 50- tot 64-jarigen dus nog maar voor 6,5 procent van alle indiensttredingen. Ik ben het er helemaal mee eens dat werkgevers in dat verband een verantwoordelijkheid hebben. Op de nieuwsjaarsreceptie van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) zei ik voor meer dan duizend aanwezigen, met de cijfers van SD Worx in de hand, dat er op dat vlak iets misloopt en dat er iets moet aan worden gedaan. Ik heb wel de indruk dat zowel Voka als de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) met een sensibilisering op dat vlak akkoord gaat.
Ik heb van de verhoging van de werkzaamheidsgraad van oudere leeftijdsgroepen een prioritaire doelstelling van mijn beleid gemaakt. Ik sluit me eerder aan bij wat de heer Van Malderen zei: wij zouden de afstand tussen het individu en de arbeidsmarkt moeten verkleinen. Dat lijkt mij de taak van de overheid. Ik wil daartoe alle overheidsinstrumenten meer maatgericht inzetten. Ik besef ook wel dat wij de afstand van de heer x of mevrouw y tot de arbeidsmarkt nog niet goed kunnen bepalen. Maar wij willen naar meer maatwerk gaan, ook voor 50-plussers, en ik heb dat ook zo aan de sociale partners gevraagd. Ik hoop dat de sociale partners mij daarover morgen meer suggesties zullen formuleren.
U weet dat ik in juni 2010 een sensibiliseringscampagne naar werkgevers en werknemers heb opgestart. Ik heb die hier voorgesteld. Die campagne moet nieuw leven worden ingeblazen, met een vervolgtraject, met train-the-trainersessies. Ook het Vlaams netwerk van intermediaire actoren en privé-intermediairs worden daarbij betrokken. Ik blijf dit een belangrijk aandachtspunt vinden.
De werkgeversorganisaties hebben ondertussen ook een code leeftijdsbewust aanwervingsbeleid opgesteld. Wij zullen die verspreiden, maar het is ook belangrijk dat de werkgeversorganisaties dat zelf doen. Dat is nog altijd iets gemakkelijker dan vanuit de overheid.
Dat bedrijven makkelijker oudere werknemers zullen aanwerven wanneer ze ondersteuning krijgen bij de werkbaarheid van de jobs lijkt me nog een punt. Vanaf 1 januari zijn we met een ESF-project van start gegaan. Het gaat om een haalbaarheidsstudie naar het invoeren van een afgeleide Vlaamse workability index (WAI). Dit instrument wordt in Nederland op grote schaal gebruikt door bedrijven. Het helpt hen om het werkvermogen van hun medewerkers en de werkbaarheid van de werkplek te verbeteren met het oog op langere en duurzame loopbanen. We gaan voor Vlaanderen na op welke manier we een vergelijkbaar werkbaarheidsinstrument kunnen ontwikkelen voor onze bedrijven.
We zitten in een laatste lijn met de sociale partners. Ik heb van de nieuwe voorzitter Karel Van Eetvelt gehoord dat zij klaar zijn met een voorstel. Ze komen dat morgen toelichten aan de VESOC-ministers, zijnde minister Lieten, minister-president Peeters en ikzelf. Zij zullen de filosofie weergeven die zij hebben ingevuld binnen het kader dat wij naar voren hebben gebracht. Ik heb ook begrepen dat de 50-plussers en de niet-gekwalificeerde uitstroom daarbij belangrijke elementen zijn. Ik weet ongeveer in welke richting dat gaat. Ik heb immers regelmatig feedback gekregen van de vorige voorzitter, Caroline Copers. Er zijn heel wat elementen waar we verder mee kunnen. We zullen dat morgen horen. We zullen dan ook afspraken maken over de timing van de bekendmaking. De sociale partners moeten dergelijke zaken meestal voorleggen aan hun raad van bestuur. Ik zal dit samen met mijn collegas ook moeten voorleggen aan de regering en aan het parlement.
De afspraak met Caroline Copers was dat er eind januari een werkgelegenheidsakkoord moet worden gesloten. De elementen die dan moeten worden omgezet in wetgeving enzovoort, komen uiteraard naar het parlement. Ik wil echter gerust, met of zonder de SERV, het akkoord komen toelichten.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij zitten voor de meeste zaken op dezelfde lijn, zeker wanneer het gaat over maatwerk. Ik wil nog iets zeggen over de leeftijdsgrens. Ik begrijp dat sommige collegas het niet zomaar zinvol vinden om die leeftijdsgrens naar beneden te laten evolueren naar 40 jaar. Als mensen niet meer aan het werk geraken en dus te lang werkloos blijven, dan zijn ze echter wel verloren en komen ze ook niet meer in aanmerking op het moment dat ze 50 of 55 jaar zijn.
Minister Philippe Muyters : Wij willen wel iedereen activeren.
De heer Filip Watteeuw : In die zin is maatwerk heel belangrijk. De oplossing die de heer Van Malderen aangeeft waarbij we moeten werken aan het profiel, is de juiste instelling. Alleen zal het voor sommige subgroepen moeilijk blijven.
Het is interessant dat u zegt dat er meer moet worden gefocust op werkbaarheid. Wanneer die index dan vertaald kan worden naar onze situatie, dan zal dat de zaken een beetje meer zichtbaar maken. Ik hoop dat de sociale partners en zeker de werkgevers hun verantwoordelijkheid zullen nemen. We wachten af.
Het zou ook interessant zijn aan de opleidingen human resources te werken. Daarvan zijn er wel wat in dit land. Ik weet uit ervaring dat het vaak een kwestie van tijdsdruk is. Vaak heeft men niet de juiste instrumenten om ook met oudere werknemers in zee te gaan. Men kiest dan voor een gemakkelijkheidsoplossing en men werft jongere mensen aan. Misschien moet ook daar gesensibiliseerd worden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.