Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vergadering van 11/01/2012
Vraag om uitleg van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het flankerend beleid Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel
- 761 (2011-2012)
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de maatregelen om het eigen karakter van de Vlaamse Rand te versterken, de gevolgen ervan voor Brussel en het hoogbouwverbod in de Rand
- 768 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : Voorzitter, wij hadden niets afgesproken. Wij hebben, denk ik, een andere invalshoek. Maar dat moet kunnen in een partij. Wij zijn een partij met vele meningen. Wij zijn een pluralistische partij. Ook op Vlaams vlak hebben wij verschillende invalshoeken. (Opmerkingen van minister Geert Bourgeois)
Hoe groter de partij, hoe meer kamers er zijn. Maar ook als we kleiner worden, blijven die kamers bestaan. (Gelach)
Voorzitter, ik stelde ook al een vraag aan minister Muyters over het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB). Dat is een heel belangrijk plan. Dat is eigenlijk de vernieuwing van het gewestplan van 1976, dat nu op alle mogelijke terreinen wordt vertaald, ook in verband met aspecten van ruimtelijke ordening. Ik zie dat de vraag van de heer Delva vooral over dat aspect gaat, over de bouwlagen. Ook deze problematiek is gelinkt aan het Vlaamse karakter. Het verbod op hoogbouw dateert van 1976. Het moest beletten dat men in de Rand van Brussel appartementsblokken zou neerzetten, zoals in Zellik en Sint-Stevens-Woluwe, om te beletten dat daarmee de stad zou worden uitgebreid. We weten dat in die grote woonblokken maar heel weinig Vlamingen meer wonen. Dat is een bron geworden van internationalisering en verfransing. Ik wilde van minister Muyters vernemen wat er nu beslist is in verband met die bouwlagen. Daarover zal ik het hier niet hebben.
Ik heb het perscommuniqué gelezen en de nota opgevraagd. De Vlaamse Regering zegt 63 maatregelen te hebben ter versterking van het eigen karakter van de Rand. Daarin zitten aspecten van mobiliteit en ruimtelijke ordening. Voorzitter, wat is er, binnen de bevoegdheden van onze commissie, eigenlijk nieuw? Ik heb die fiches bekeken, maar ik zie daarin niet zoveel nieuwe dingen. Ik zie een opsomming van zaken die we in de commissie al hebben gezien in de beleidsbrief en in de vele vragen die werden gesteld.
Minister, wat zijn de nieuwe maatregelen in het kader van het flankeringsbeleid voor de uitbouw van het ontvangst- en integratiebeleid, de taalpromotie en het taalgebruik in het openbaar leven? Dat zijn aspecten die binnen uw bevoegdheid vallen. Andere, zoals de taalvereiste bij het toekennen van kavels en woningen enzovoort, horen veeleer thuis in de bevoegdheid Wonen. Daar zal ik de vraag stellen aan minister Van den Bossche. De problematiek van de groeiende ontnederlandsing van het basisonderwijs is iets voor minister Smet. Daarover wil ik het hier niet hebben.
Minister, ik vind het heel positief dat men nu halfjaarlijks zal rapporteren. Wat zijn de nieuwe maatregelen binnen uw bevoegdheid? Wat is, binnen uw bevoegdheid, de meerwaarde van dat flankerend beleid? Wij krijgen in de Vlaamse Rand en bij de lokale besturen soms de kritische vraag wat wij er nu eigenlijk aan doen. Maar er zijn niet zoveel mogelijkheden. Ik sta helemaal achter het beleid van de Vlaamse Regering in de Vlaamse Rand, maar we mogen niet de indruk geven dat we een tandje bij aan het steken zijn, terwijl ik eigenlijk weinig nieuwe dingen zie tenzij ik er heb over gelezen.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Voorzitter, de heer Van Rompuy heeft de context van de vraag al geschetst. Mijn vraag gaat ook over het pakket van de 63 flankerende maatregelen die het eigen karakter van de Vlaamse Rand moeten versterken. Minister, u vermeldt in uw persbericht hierover: ( ) om de negatieve effecten van Brussel op de Vlaamse Rand te milderen.
Minister, dat citaat is mij opgevallen. Aan de ene kant proberen de Vlaamse Regering en de minister voor Brussel om het imago van Brussel in Vlaanderen op te krikken. Dat is om tal van redenen een heikele klus. Aan de andere kant spreekt u, als minister voor de Vlaamse Rand, over de negatieve effecten van diezelfde hoofdstad. Wat bedoelt u met negatieve effecten? Reiken deze negatieve effecten verder dan het evident belangrijke vraagstuk van de ontnederlandsing van de Rand? Laat er geen twijfel over bestaan: ik ben net als al mijn collegas bekommerd om dat aspect, dat mij ook na aan het hart ligt. Maar, minister, als u spreekt over de negatieve effecten van de hoofdstad, gaat dat dan over meer dan alleen maar de potentiële, zeer belangrijke, ontnederlandsing van de Rand?
We hebben in de bespreking van de beleidsbrief gezegd dat er, wegens vraagstukken die steeds meer gelijklopend zijn tussen Brussel en de Vlaamse Rand, meer overleg moet komen tussen de beleidsdomeinen Brussel en de Vlaamse Rand. Ik denk dat ongeveer alle partijen het daarover eens waren. Is er met de Vlaamse minister voor Brussel een overleg geweest over de 63 flankerende maatregelen die u neemt of die u nu verlengt, en die evident een impact zullen hebben op het leven in de hoofdstad?
Ik zou dat logisch vinden. We kunnen geen abstractie maken van het woongebied waarvoor de 63 flankerende maatregelen zullen gelden. Met andere woorden, hebt u een soort Brusseltoets toegepast bij de voorbereiding van uw beslissing?
We hadden het er al enkele maanden geleden over: Brussel kent een enorme demografische groei. Hebt u daar bij de uittekening van de maatregelen rekening mee gehouden?
De heer Van Rompuy heeft er al op gealludeerd. Bij de bespreking van de laatste beleidsbrief Vlaamse Rand kwam het hoogbouwverbod in de Rand ter sprake. Ik ken de geschiedenis van het verbod. Ik begrijp de logica ervan. Maar het heeft natuurlijk zware gevolgen en soms vraag ik me af of het niet contraproductief werkt. Het spreekt voor zich dat een hoogbouwverbod gevolgen heeft voor de woningprijzen, zowel in Brussel als in de Rand. Bij een kleiner aanbod van woningen stijgen de prijzen. Dat is een essentiële regel in de economische wetenschappen. Met de komende bevolkingsexplosie in de hoofdstad zullen we in de toekomst nog veel doordachter moeten omspringen met de beschikbare ruimte om zoveel mogelijk mensen te kunnen huisvesten.
Hebt u de concrete consequenties van dit hoogbouwverbod onderzocht? Zou het kunnen dat de hogere woningprijzen onder andere het gevolg van het hoogbouwverbod jongeren die in de Rand opgroeien, afschrikken? Is het mogelijk dat de stijgende prijzen hen verplichten om verder van Brussel te gaan wonen? Als dat het geval is, werkt het hoogbouwverbod op dat punt de ontnederlandsing van de Rand in de hand. Dat is mijn vraag. Ik heb daar geen antwoord op. Ik vind dat we dat in deze commissie moeten bespreken. Kan dit hoogbouwverbod eventueel als gevolg hebben dat Brussel zelf overbevolkt geraakt? Dat heeft dan opnieuw gevolgen voor de Rand.
De cijfers van de bevolkingstoename in Brussel, de Rand en Vlaanderen voorbij de Rand zijn frappant. Als ik het mij goed herinner, was er een enorme explosie in Brussel, een minimale toename in de Rand en voorbij de Rand een grotere toename. In Galmaarden bijvoorbeeld ging het over een toename met 15 procent. Waar moeten al die mensen in Brussel gaan wonen? Ze ontvluchten de stad, kunnen in de Rand ook niets vinden en gaan verder in Vlaanderen bouwen en wonen. Dat werkt ook daar de ontnederlandsing in de hand. Misschien kunnen we daarover praten?
Werd het hoogbouwverbod reeds besproken tijdens het overleg over intergewestelijke samenwerking op het vlak van ruimtelijke ordening? Dat lijkt me logisch. Zo niet, zal dit ook aan bod komen?
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel: Voorzitter, minister, dames en heren, de heer Delva heeft zeer accuraat mijn bekommernissen geschetst. Niet toevallig wonen we allebei in Brussel. Om te beginnen: ik kan het hoogbouwverbod begrijpen. Het is immers niet altijd even fraai. Hoogbouw heeft niet altijd de gewenste resultaten opgeleverd, ook niet op sociaal vlak. De sociale dynamiek in een hoogbouw is anders dan in een gewone woonwijk. Ik ervaar dat ook als inwoner van Anderlecht. We hebben daar heel veel hoogbouw. We moeten nadenken over de manier van wonen en de inrichting van woonwijken.
Hoogbouw beschrijven als een oorzaak van verfransing lijkt me een beetje straf. De goedkope hoogbouwwoningen in de Rand zullen natuurlijk Brusselaars met een lager budget aantrekken. Ze zullen misschien eerder in Zaventem of Ternat een hoogbouwwoning gaan huren of kopen. Dat is evident. Ik vind het moeilijk dat men de verstedelijking continu als een gevaar ziet. Ik vind dat zeer negatief tegenover de Brusselaars. Zoals de heer Delva betreur ik de negatieve connotaties met Brussel. Ondertussen worden aanzienlijke budgetten vrijgemaakt om het imago van Brussel op te krikken. Dat is een contradictie. We moeten ergens een keuze maken. We moeten weten wat we willen. Ofwel is Brussel negatief ofwel is het dat niet. Deze Vlaamse Regering moet eens beslissen aan welk imago ze wil gaan werken en met welke retoriek. Ik wil erop aandringen dat we daar met minister Smet over praten. Een verstedelijking oefent druk uit inzake wonen en sociale materies. De armoede breidt uit, dat brengt extra uitdagingen mee. Ik spreek liever over uitdagingen dan over een gevaar, alsof het monster van Loch Ness gaat uitbreken. Tenslotte kunnen we geen muren zetten rond Brussel.
Vergeet ook niet, collegas, dat de Rand niet alleen de lasten en uitdagingen van die verstedelijking draagt, maar ook de lusten van de nabijheid van de hoofdstad geniet. Het is met alles zo: je kunt niet enkel de lusten genieten van een bepaald fenomeen, zonder de lasten te willen aanvaarden. Je moet kunnen omgaan met die lasten. Ik pleit er dan ook voor om dat te proberen met een aantal maatregelen. Minister, ik ben het met u en mijn collegas eens dat er moet worden ingezet op de kennis van het Nederlands, overal in Vlaanderen. De Brusselaars die niet meer in de hoofdstad kunnen of willen wonen, verhuizen om budgettaire redenen soms niet naar Lennik of Wemmel, maar naar Aalst of Mechelen. Ook daar zal er dus een beleid moeten worden gevoerd dat rekening houdt met die veranderingen.
Minister, hebt u al overleg gepleegd met minister Smet, bevoegd voor Onderwijs? Het project Rand en Taal kan samenwerken met de Brusselse instellingen die zich bezighouden met die problematiek en die daar al jarenlang expertise in hebben. U kunt wellicht ook praten met uw collegas van Ruimtelijke Ordening en Wonen. Ik denk dat daar, zoals de heer Delva zei, een belangrijke uitdaging ligt.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, minister, die flankerende maatregelen zijn inderdaad heel belangrijk. Zoals de heer Van Rompuy al zei, zitten we met een hertekening van het gewestplan sinds 1976. Het uitstippelen van een ruimtelijk ordeningsbeleid in de Rand is aan politiek doen. Het is niet voor niets dat men in 1976 die bepaalde gewestplannen, namelijk de groene, Vlaamse gordel heeft getekend. Het was toen de politieke optie om een buffer te creëren ten aanzien van een anderstalige grootstad. In dat opzicht is aan ruimtelijke ordening doen hetzelfde als aan politiek doen.
Minister, we zien inderdaad dat de ontnederlandsing toeneemt. Tegelijkertijd stijgt de bevolking in de Rand niet spectaculair ten aanzien van het gemiddelde, zelfs in Vlaams-Brabant. Dat betekent dat Nederlandstaligen wegtrekken en dat hun plaats wordt ingenomen door anderstaligen. Eén plus één is nog altijd twee. In die zin is de hoogbouw en dergelijke natuurlijk van belang.
Minister, ik mis hier iets en dat heb ik ook al gezegd bij de bespreking van de beleidsbrief. U gaat terecht uit van de negatieve invloeden van Brussel. U beschouwt de Rand als een soort overvloeigebied, waartegen u een aantal maatregelen neemt. Maar nergens in uw beleidsbrief of in de flankerende maatregelen is er sprake van wat men in Brussel zou moeten doen om bijvoorbeeld die demografische explosie op te vangen of om de stadsvlucht tegen te gaan. Ik weet dat u daar niet bevoegd voor bent. Het gaat om het beleid dat in Brussel moet worden gevoerd. Ik denk echter dat het ene niet zonder het andere kan. Anders stellen we immers gewoon vast dat zich een aantal fenomenen voordoen, waar we een aantal maatregelen tegenover zetten, zonder de oorzaken mee in het debat te betrekken. We moeten nagaan waar dat fenomeen vandaan komt en of we iets kunnen veranderen aan de oorzaak om die negatieve effecten te vermijden. Voorzitter, minister, dat aspect mis ik in het hele debat naar aanleiding van de beleidsbrief en van het flankerend beleid.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, een aantal zaken die hier gezegd werden, vragen om verduidelijking.
Het dilemma dat naar voren komt uit de SWOT-analyse is of het een kans is of een bedreiging. Als je het vanuit de Rand bekijkt, kun je het beschouwen als een bedreiging. Als je het echter vanuit Brussel bekijkt, kun je het beschouwen als een kans. Er is dus een zekere tegenstelling.
Minister, de heer Delva heeft u in de RandKrant al eens geïnterpelleerd naar aanleiding van een aantal aspecten. Het gaat daarbij om het formuleren van bepaalde aspecten. Ik neem aan dat u daar concreet op zult antwoorden. Het gaat hierbij niet om Brussel of de Brusselaars als dusdanig, maar om het fenomeen van de grootstad. Hoe ga je om met het gebied dat rond de grootstad ligt, kwetsbaar is en een bepaalde aanpak verlangt?
Zowel de heer Van Rompuy als de heer Van Hauthem hebben er reeds naar verwezen dat het aspect ruimtelijke ordening sinds de jaren 70 wordt toegepast. Eigenlijk wordt dat nu gewoon verlengd in het nieuwe ruimtelijke kader.
Ik denk niet dat de heer Delva dat allemaal in vraag wil stellen. Dan zouden we hier namelijk met een heel ander debat zitten. Minister, ik neem aan dat u daar ten gronde op zult antwoorden. Ik ga ervan uit dat we niet heel dat principe in vraag moeten stellen, want dan verzanden we in andere discussies. Dan trek je de hele resem open naar alle mogelijke gevolgen van dat soort beleid. Zoals de heer Van Hauthem zei, is het zo al moeilijk om het te realiseren. Als je dat dan ook nog eens op de helling zet, vraag ik mij af wat er in de toekomst met dat randgebied zal gebeuren.
De heer Mark Demesmaeker : Ik kan mij voor een groot stuk aansluiten bij wat de heer Van Rompuy en de heer Van Hauthem hebben gezegd. Een verhoging van het aantal bouwlagen ligt natuurlijk heel gevoelig, gezien de negatieve ervaringen die we daar op een beperkt aantal plaatsen in de Vlaamse Rand mee hebben gehad.
Er zijn in de vorige legislatuur ook vragen gesteld aan toenmalig minister Van Mechelen, zoals u zich herinnert, mijnheer Van Rompuy. Ik heb begrepen dat op een aantal plaatsen een beperkte verhoging van het aantal bouwlagen mogelijk wordt, maar dat dan het decreet Wonen in eigen streek wel van toepassing is. Mijnheer Delva, dat is ook belangrijk in het licht van wat u zegt over Vlaamse gezinnen die in de eigen streek willen blijven wonen. Dat wordt daardoor voor een stuk toch ingevuld.
Mevrouw Brusseel, verstedelijking hoeft niet noodzakelijk negatief te zijn, maar we moeten wel oppassen, omdat we in de Vlaamse Rand met effecten van de suburbanisatie zitten die niet zo fraai zijn, als je ziet hoe de hoofdstad op bepaalde plaatsen uitdijt. Als je de verstedelijking verder kansen biedt in de Vlaamse Rand, ga je open ruimte opofferen en natuur en landbouw onder druk zetten. Dat is nu net een troef van de streek. Die groene gordel is mooi bewaard. Het is een troef voor de Vlaamse Rand, maar ook voor wie in de stad woont. Voorbeelden in het buitenland tonen aan dat het nuttig is om green belt policies te voeren. Het is niet noodzakelijk zo dat een stad moet uitdijen: er mag ook bewust een beleid worden gevoerd om de open ruimte te vrijwaren. Goed, we waren aan het freewheelen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Zo veel freewheelen was dat nu ook weer niet: ik ben het eens met wat u zegt.
Mijnheer Van Rompuy, u zegt dat u de fiches hebt bekeken. Ik heb die bezorgd aan de commissie. Elk lid kan die bekijken. Het is inderdaad zo dat het een deel van die maatregelen gaat over zaken die al gepland zijn of zelfs al uitgevoerd of in uitvoering zijn. De zaken die nog op de planning staan, hebben meestal te maken met grote investeringen. Ik denk vooral aan de mobiliteitsproblemen, bijvoorbeeld de tramlijnen naar en rond Brussel en de optimalisering van de ring. Dat zijn grote investeringen die gepaard gaan met verschillende verplichte planinitiatieven, zoals de plan-MER- en project-MER-procedures en maatschappelijke kosten-batenanalyses met betrekking tot de tramlijnen.
Veel van die maatregelen zijn u bekend. Dat zegt u terecht. Er is continuïteit in het beleid, maar er zijn toch ook nieuwe zaken of uitbreidingen van maatregelen. Ik som er enkele op. Ik denk aan de uitbreiding van het aanbod van Nederlandse taalcursussen, de intensivering van de samenwerking met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op het vlak van taalkennis, flexibiliteit en mobiliteit van werkzoekenden, de evaluatie en zo nodig de uitbreiding van maatregelen in het kader van het wonen in eigen streek, de extra investeringsdotatie voor Vlabinvest, de uitbreiding van de middelen Taal en Rand, een concreet actieplan en middelen om de doelstellingen inzake open ruimte deels mogelijk te maken, verdere uitbouw van lokale integratiediensten, uitbouw en promotie van toerisme in de Rand enzovoort.
Naast die meer algemene maatregelen zijn er ook zeer specifieke grondgebonden maatregelen die in het plan-MER naar aanleiding van de opmaak van het GRUP werden beschreven. Vooral met betrekking tot de zuidelijke kanaalzone en de omgeving van Zaventem zijn heel wat maatregelen opgesomd. Ik denk aan geluidsschermen, infiltratie- en buffervoorzieningen in watergevoelige gebieden, aanleg van kade-infrastructuur ter hoogte van bedrijventerreinen enzovoort. U kunt het allemaal nalezen in de fiches.
Het positieve en het nieuwe aan de maatregelen die we nu nemen, is de klemtoon die we leggen op coördinatie en rapportering. Ik volg dat op. Niet alle maatregelen voor de Vlaamse Rand zitten in dit flankerend beleid vervat. Andere maatregelen kunt u vinden in de beleidsbrief.
Er zal halfjaarlijks worden gerapporteerd over de voortgang van de maatregelen aan de Vlaamse Regering, telkens in juni en december. Elke bevoegde minister staat in voor de realisatie van de maatregelen in zijn of haar beleidsdomein. Van de 63 maatregelen zijn er 11 die ook betrekking hebben op START. Die maken weliswaar integraal deel uit van het flankerend beleid, doch is het evident dat ze door de Task Force START worden opgevolgd, die daarover eveneens rapporteert aan de regering. Vermoedelijk zal de rapportering over START en flankerend beleid samen gebeuren. Dat komt de duidelijkheid en transparantie ten goede.
Het coördinatieplatform VSGB volgt de maatregelen op en rapporteert daarover. De gemeenten uit de Vlaamse Rand die deel uitmaken van VSGB hebben een vertegenwoordiger in het coördinatieplatform en zijn als dusdanig betrokken bij de opvolging van de maatregelen inzake het flankerend beleid. Er is op een vergadering met de gouverneur die het coördinatieplatform voorzit, afgesproken dat volgende gemeenten een afgevaardigde hebben: Asse, Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw, Beersel, Tervuren, Zaventem en Vilvoorde. Alle gemeenten krijgen ook het verslag van de vergaderingen.
Mijnheer Delva, u hebt een andere invalshoek dan de heer van Rompuy. Een groot aantal van die zaken zijn maatregelen die continu behoren tot keuzes die gemaakt zijn door de Vlaamse Regering. Mijnheer Van Rompuy, toen u destijds deel uitmaakte van de regering, zijn er keuzes gemaakt. De regeringen daarna hebben dat gedaan. De heer Van Mechelen heeft die keuzes ook bestendigd en die worden nu ook bestendigd. Het zijn, zoals de heer Van Hauthem zegt, politieke keuzes die betrekking hebben op de weerslag van Brussel op de Rand.
Ik ben het natuurlijk met u eens, mijnheer Delva, dat niet alle effecten van Brussel negatief zijn. Er zijn gelukkig ook positieve effecten, economische en dergelijke meer, maar er zijn een aantal negatieve effecten op de Rand die benaderd worden vanuit dit beleidsonderdeel. Dat betekent niet dat je Brussel negatief benadert. Een aantal van die zaken, zoals de overloop, de ontnederlandsing, de druk op de open ruimte, hebben inderdaad negatieve aspecten in zich. Daar proberen wij op een positieve manier een antwoord op te bieden.
Er is de verstedelijkingsdruk, de ontnederlandsing, de vervreemding, de criminaliteit, de geluidsoverlast enzovoort. Daarover worden heel wat vragen gesteld in het Vlaams Parlement. Het Vlaams Parlement heeft een jaar geleden nog een resolutie goedgekeurd om de verkeersproblematiek rond Brussel en in heel Vlaams-Brabant aan te pakken. We zijn allemaal bekommerd om de druk op het vlak van het taalgebruik in de Vlaamse Rand. Daarnaast zijn er ongewenste effecten op het vlak van mobiliteit, huisvesting, economie, werk, open ruimte, inwijking enzovoort.
Maar er zijn uiteraard evengoed positieve aspecten: de aantrekkingskracht van Brussel, de invloed op de economie, de nabijheid van openbare en andere dienstverlening, cultureel aanbod en dergelijke meer. Ook de Rand profiteert uiteraard van heel wat dingen die zich in Brussel afspelen, dat is evident, maar je voert in het beleid voor de Vlaamse Rand geen beleid dat intrinsiek behoort tot de Brusselse bevoegdheden of tot andere bevoegdheden van de Vlaamse Regering. Dat doet geen afbreuk aan de inspanningen die deze regering en dus ook mijn collegas doen inzake de gemeenschapsmateries in Brussel. De Vlaamse minister bevoegd voor Brusselse aangelegenheden was trouwens, net als alle andere collegas, betrokken bij het tot stand komen van en de beslissingen met betrekking tot het flankerend beleid.
Over bijvoorbeeld de demografie hebben we het debat een tijdje geleden kunnen voeren, toen we de prognoses van de Federale Overheidsdienst Economie, Algemene directie Statistiek en Economische informatie, hebben besproken. De prognose voor de groei in de Vlaamse Rand tussen 2011 en 2020 is 3,4 procent. Voor het hele Vlaamse Gewest ligt die hoger, namelijk 4,3 procent. In Vlaams-Brabant ligt die ook hoger dan in de Vlaamse Rand, namelijk 3,7 procent. Het gaat om prognoses, waarvan we niet weten of ze zullen kloppen of niet.
Ik weet natuurlijk dat er een druk is op de huisvesting en de woningen in Brussel. De Brusselaars onder u kennen die problemen nog beter, maar ik lees ook wat onze Brusselse Vlamingen daarover zeggen en schrijven: er is een verkrottingsprobleem, een leegstandsprobleem. Dat moet door Brussel worden aangepakt. Er moet een positief beleid worden gevoerd. Ik lees bij alle collegas, tot welke partij ze ook horen, dat het in de eerste plaats de taak is van Brussel om dat beleid te voeren. Brussel heeft er ook alle belang bij om de tweeverdieners en de jonge gezinnen te houden. Ik refereer aan het beleid dat Antwerpen voert, waar men de hele tijd vecht tegen die vlucht uit de stad. Dat is voor de stad geen goede zaak. Een stad moet niet alleen een cultureel aanbod hebben en bruisen, ze moet ook voldoende kwalitatieve woningen aanbieden. Ik lees bij collegas van andere partijen dat de leegstand en de verkrotting op 20.000 wordt geraamd. Maar dat is veel te laag geraamd, het is veel erger. Maar goed, dat moet in Brussel worden aangepakt. Het is evident dat wij dat vanuit het Vlaamse beleid voor de Rand niet kunnen doen. Ik hoop dat Brussel daar een zeer intensief beleid voor voert.
Dat is geen communautaire aangelegenheid. Brussel kampt ook met een ontfransingsprobleem. Wij zijn bezig met de ontnederlandsing. Brussel moet een coherent beleid voeren om te zorgen dat het een leefbare stad blijft voor iedereen. Dat is niet mijn bevoegdheid, maar die van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Mijnheer Delva, de Brusseltoets is een instrument dat gericht is op beleidsafstemming op het vlak van regelgeving, en meer bepaald op de mogelijke invloed van vooropgestelde regelgevende initiatieven op de inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De maatregelen die voorgesteld worden in het kader van het flankerend beleid, hebben per definitie enkel betrekking op de Vlaamse Rand, en behelzen vaak zelfs geen regelgevende initiatieven. Bijgevolg is de Brusseltoets niet toegepast op maatregelen die genomen worden voor de Vlaamse Rand. Iets anders is de beleidsafstemming tussen de verschillende Vlaamse ministers bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden. Die is natuurlijk wel gebeurd. Ik herhaal dat heel het flankerend beleid uiteraard en per definitie een collegiale beslissing is van de voltallige Vlaamse Regering. De beleidsafstemming is dus gebeurd.
Hoe houden we rekening met de demografische groei? Bij het planningsproces van het GRUP VSGB en de aansluitende openruimtegebieden is de beleidsoptie genomen om uit te gaan van de draagkracht van het gebied. Woonkernen worden versterkt, verdicht en afgebakend, open ruimten worden maximaal behouden. In de nota aan de Vlaamse Regering naar aanleiding van de definitieve goedkeuring van het GRUP, worden de uitgangspunten duidelijk beschreven: behoud van het openruimtenetwerk, reconversie, verdichting, sanering en hergebruik van bedrijvigheid en woningen waar mogelijk, bereikbaarheid met openbaar vervoer, luchthaven Zaventem als economische trekpleister. Dat zijn politieke keuzes.
Dat planningsproces rond het VSGB is al opgestart in 2004 en heeft een volledig participatietraject doorlopen. Vanuit dit parlement werd ook sterk aangedrongen op het bewaren van de groene gordel. De voorzitter heeft daarop gewezen. Hij heeft ook verwezen naar buitenlandse voorbeelden. De steden hebben er belang bij dat er voldoende groene open ruimte is. Ook de heer Van Rompuy heeft daar de klemtoon op gelegd. Met deze vraag van het parlement is duidelijk rekening gehouden.
Het flankerend beleid is een verlengde van dit planningsproces en is er onlosmakelijk mee verbonden. We werken concrete acties uit om de open ruimte maximaal te behouden en de kernen kwalitatief te versterken. Trouwens, ik stel daar in de Vlaamse Rand projectsubsidies voor ter beschikking, bijvoorbeeld voor het masterplan voor de woonzones in Diegem en Machelen.
De bevolkingsprognoses zijn wat zij zijn, maar minister Muyters hanteert hier kwalitatieve, politieke uitgangspunten, zoals zijn voorganger, de heer Van Mechelen, al deed. Die uitgangspunten heeft de Vlaamse Regering opgesteld, en ze worden gedragen door het Vlaams Parlement.
Ik antwoord op de vierde vraag. Het GRUP voor het VSGB zet in op het maximale behoud van de open ruimte en de groene gordel. Dat is ook van groot belang voor de inwoners van het aangrenzende Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. In het GRUP worden duidelijk de grenzen afgebakend waarbinnen extra bebouwing nog kan. Ook de regels over de bouwhoogte, die deel uitmaken van de voorschriften in het gewestplan voor Halle, Vilvoorde en Asse van 7 maart 1977 en de verordeningen van de randfederatie Halle van 27 januari 1975 behoren daartoe. De Vlaamse Regering heeft er duidelijk voor gekozen om in de Rand geen overloopgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te maken.
Mijnheer Delva, er is een omzendbrief in de maak waarin de regels over de bouwtoelagen worden verduidelijkt. Minister Muyters moet die omzendbrief nog op de bijeenkomst van de Vlaamse Regering agenderen. Het uitgangspunt blijft dat hoogbouw in de Rand niet kan, met uitzondering van een aantal gebieden waar een mogelijke verhoging pas zal kunnen na een duidelijk gedefinieerd planningsinitiatief dat niet in strijd mag zijn met de structuurplannen. Men moet daar dan ook de regels inzake wonen in eigen streek in acht nemen. Ik kan daar nog niets over zeggen, want de omzendbrief wordt nog voorbereid. Ik wijs er ook nog op dat de aansnijding van woonuitbreidingsgebieden in het VSGB valt onder de regels van wonen in eigen streek.
Over de overbevolking hebben wij het al gehad. Ik denk dat Brussel nog heel wat kan doen om het woonaanbod op kwantitatief en kwalitatief vlak te versterken. Ik hoop dat Brussel daarin slaagt. Het is een probleem waar alle steden in de wereld mee worden geconfronteerd. Er zijn elders in de wereld voorbeelden te vinden van hoe men goed zorgt voor een aanpak van de verkrotting en de leegstand, en onmiddellijk buiten de stad voor groen zorgt. Onlangs bezocht ik voor het eerst Greenwich, net buiten Londen, en daar kom je meteen in een zeer open, bijna landelijke omgeving terecht.
De voorzitter : Ik moet de heer Van Rompuy verontschuldigen voor zijn vertrek, want hij wordt in een andere commissie verwacht.
De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik weet natuurlijk dat het beleid in de Rand en het hoogbouwverbod al enkele decennia oud is. De fundamentele keuzes stel ik niet in vraag. Ik zeg wel dat in die periode de context zodanig is gewijzigd dat het de moeite is om hierover een debat te voeren. Het hoogbouwverbod is wellicht in de jaren zeventig ingesteld, toen een grote stadsvlucht uit Brussel op gang kwam. Toen telde Brussel veel minder dan 1 miljoen inwoners. Brussel liep toen leeg, want mensen wilden maar al te graag in de Vlaamse Rand gaan wonen. Dertig jaar later kent de stad de grootste demografische explosie van Europa. In de jaren 70 telde Brussel ongeveer 950.000 inwoners, maar binnen minder dan enkele decennia zal Brussel er 1,5 miljoen tellen. Ik vraag mij af waar al die mensen zullen gaan wonen.
Ik deel uw mening dat Brussel veel beter zijn best moet doen om leegstand en verkrotting tegen te gaan en zelf moet zorgen voor extra woningen, maar ik denk dat dit niet zal volstaan. Elk jaar komen er in Brussel 20.000 tot 30.000 inwoners bij. Dat kan men echt niet enkel met minder leegstand en minder verkrotting opvangen. Men kan in Brussel zelf hoogbouw stimuleren, en dat gebeurt ook. Maar dat zal op termijn niet volstaan. Ik wil Brussel niet deresponsabiliseren, integendeel. Maar op langere termijn zal de beperkte ruimte waarover Brussel beschikt, niet volstaan. De context is gewijzigd en de prognoses zijn wat zij zijn, daarom vind ik dat wij daarover moeten discussiëren.
De prijzen van het vastgoed zijn in 2011 opnieuw gestegen, zowel in Vlaanderen als in Brussel. Dat sterkt mij in de overtuiging dat nogal wat mensen Brussel en de Rand zullen verlaten en verder zullen gaan wonen, onder meer in Mechelen en Aalst. Daar zal de verstedelijking, met daaraan gekoppeld een belangrijke ontnederlandsing, zich doorzetten.
De heer Demesmaeker zei dat wij op een aantal vlakken de verstedelijking in een aantal gebieden in de Rand kansen moeten geven.
De heer Mark Demesmaeker : Neen, integendeel. Ik heb gezegd dat wij moeten oppassen met een verstedelijking. Want dat laatste betekent dat men open ruimte natuur en landbouw minder kansen geeft. En laat nu net die open ruimte de troef van de Vlaamse Rand zijn. De groene gordel is bewaard gebleven.
De heer Paul Delva : Ik ben het er helemaal mee eens dat de groene ruimte absoluut moet worden gevrijwaard. Dat wil wel zeggen dat er op de plaatsen waar wel wordt gebouwd, het misschien interessant is om naar een bepaalde densiteit te gaan. Als we de densiteit in een aantal woongebieden in de Vlaamse Rand willen verhogen, dan moeten we bijvoorbeeld nadenken over het aantal bouwlagen. Mijn pleidooi is er helemaal niet op gericht om de groene ruimtes weg te nemen, integendeel. Ze hebben een grote waarde en dat moet zo ook blijven. Maar op plaatsen waar er dan wel wordt gebouwd, zouden we moeten kunnen nadenken over het aantal bouwlagen.
Minister, u hebt gezegd dat de Vlaamse Rand geen overloopgebied is voor Brussel. Mijn absoluut aanvoelen is dat de ruimte in Brussel te beperkt is om op termijn 1,5 miljoen inwoners op een degelijke manier te kunnen huisvesten. Dat is mijn overtuiging, zelfs als Brussel zijn uiterste best doet inzake woonpolitiek. Als de Vlaamse Rand geen overloopgebied is van Brussel, wat is dan wel het overloopgebied van Brussel? Waar ligt dat dan?
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wat de heer Delva zegt, is juist. Brussel heeft zelf een woningprobleem en moet het ook oplossen, maar daarmee zijn niet alle problemen van de baan, zeker niet met de demografische groei. Bovendien gaan mensen om diverse redenen in de Rand wonen. Misschien willen ze echt weg uit een drukke stad, misschien willen ze een huis met een tuin. Er zijn diverse redenen waarom mensen in de Rand gaan wonen en ze zijn daar vrij in. Is de Rand een overloopgebied? Ergens wel, zeker met de demografische groei. Dat is altijd al zo geweest. Je kunt die verstedelijking niet tegenhouden. Ik stel dan ook voor in de lijn van wat de meesten onder ons denken om dat te kanaliseren en in goede banen te leiden.
Ik ben ook te vinden voor mooie, groene, open ruimtes. Ik denk ook dat dat een troef is, niet alleen voor de mensen die daar wonen maar ook voor de mensen die nabij wonen. Maar de vergelijking met Londen gaat volgens mij niet echt op. Op het moment dat Londen een demografische groei kende, was die groei mogelijk en werd die niet afgeremd door politieke en communautaire problemen of institutionele verschillen zoals wij die kennen. Er zijn dus wel een aantal verschillen.
De heer Segers had het over een SWOT-analyse kans versus bedreiging. Ik had het over lusten en lasten. Ik wou net benadrukken dat ik absoluut niet houd van de woorden bedreiging en gevaar. Er zijn inderdaad effecten die moeilijkheden opleveren, maar wat ik wou zeggen, is dat de woordkeuze heel belangrijk is, niet alleen om het probleem te kunnen oplossen, maar ook voor onze reputatie als Vlaming. Niet voor uw reputatie als Vlaming in Vlaanderen, maar ook voor de Vlaamse Brusselaars. Daarom houd ik telkens opnieuw een pleidooi voor een diplomatische retoriek. Niemand hoort graag van zichzelf dat hij een bedreiging is. U doet eigenlijk alsof die analyses, gesteld in die bewoordingen, niet elders worden gehoord. Ze worden niet enkel door uw Vlaamse toehoorders gehoord. Die teksten worden gelezen door Franstaligen, door internationale aanwezigen, door expats. Die mensen vragen zich af waarom het in die bewoordingen wordt gezegd. Op die manier maken we het probleem alleen erger en de discussie moeilijker. Vandaar mijn bemerking over de keuze die de Vlaamse Regering moet maken wanneer het over een imago gaat. Het is heel belangrijk om na te gaan in welke bewoordingen een beleid wordt uitgestippeld.
Voor het overige denk ik dat we het ten gronde eens zijn over de meeste aspecten van deze vraag.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, collegas, ik zie geen tegenstrijdigheid tussen wat mevrouw Brusseel en ikzelf denken over de begrippen uit de SWOT-analyse. Als je het vanuit Vlaanderen bekijkt, is het een bedreiging. Als je het vanuit Brussel bekijkt, is het een kans. Die twee matchen nu per toeval in dit soort van beleid en dat is eigen aan het federale België. Het heeft uiteraard politieke consequenties. Je kunt niet wegsteken dat je het beleid, bekeken vanuit Vlaanderen, eerder in beperkende mate moet opvatten als je naar Brussel kijkt, dan als een kans naar uitbreiding. Dat lijkt me toch de evidentie zelf.
Ik deel de mening van een aantal collegas die zich afvragen wat Brussel doet in dit verhaal. Het is evident dat voor ons daar de belangrijkste knoop ligt. Ik zeg er onmiddellijk bij dat er voor de Vlaamse gemeenten ook een belangrijke rol is weggelegd. Gemeentebesturen moeten meer en bewuster omgaan met deze problematiek. Ik denk aan de woningen in eigen streek en andere aspecten, zoals onderwijs en noem maar op. Ik zeg niet dat zij zich daar nu niet bewust van zijn, maar er moet een meer gecoördineerde aanpak zijn, een die bij voorkeur een beetje minder partijpolitiek maar veeleer Vlaams-politiek georiënteerd moet zijn, zoals het totale beleid van de minister het voorstelt. Dan zetten we stappen in de goede richting. Niet elke gemeente moet zelf het warm water uitvinden. We moeten proberen een zo gemeenschappelijk mogelijke visie te ontwikkelen.
De heer Mark Demesmaeker : Mevrouw Brusseel, ik moet er toch even op wijzen dat wij in de loop van dit hele proces niet voor niets de benaming van het VSGB hebben veranderd. Het VSGB stond oorspronkelijk voor het Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel. De heren Van Hauthem, Van Rompuy en nog andere collegas hebben in de vorige legislatuur een hele weg afgelegd. Ik herinner aan de discussies bij het rapport Focusbepaling en de principes die toen naar voren kwamen. Het is de verdienste van dit parlement dat door herhaalde interpellaties en vragen de principes die in dat oorspronkelijke Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel stonden ingeschreven, gaandeweg zijn geëvolueerd. Wij hebben uiteindelijk de benaming veranderd in Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel. Er is, denk ik, een verschil in perceptie. Mevrouw Brusseel, u spreekt vanuit de Brusselse context. Maar in de Vlaamse Rand hebben wij de ervaring dat de verstedelijking vanuit Brussel een aantal negatieve effecten heeft op ons gemeenschapsleven en op het beleid inzake taal. Dat is een realiteit die leeft in de Vlaamse Rand. Die verstedelijking wordt gezien als een bedreiging. Of je dat nu graag hebt of niet, zo is het nu eenmaal. We hebben een hele weg afgelegd. Nu hebben wij een evenwicht gevonden.
Het incident is gesloten.