Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 10/01/2012
Vraag om uitleg van de heer Marc Hendrickx tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het interfederaal samenwerkingsakkoord inzake daklozen
- 711 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister, ik heb u vroeger al ondervraagd over de interfederale samenwerking inzake de noodopvang voor daklozen tijdens de wintermaanden. Over de begeleiding van daklozen in de kazernes stelde u toen het volgende: Vanuit het ministerie van Defensie werden tot op heden geen vragen gesteld met betrekking tot het begeleiden van daklozen naar en in de kazerneopvang. Ik voorzie zelf geen specifieke initiatieven hieromtrent.
Ik stel vast dat een gebrekkige coördinatie over de kazerneopvang de reden was dat vorig jaar kansen onbenut bleven. De federale overheid stelde toen onaangekondigd de kazernes open, maar vond dat de Vlaamse overheid moest voorzien in sociale en logistieke begeleiding. U liet echter weten dat daarvoor noch in een budget, noch in mankracht was voorzien, omdat die federale actie niet was doorgesproken met Vlaanderen.
Mijns inziens had u gelijk om niet mee te werken aan die cavalier seul-houding van de Federale Regering, maar het gevolg was er wel: heel wat kazernes bleven die winter nagenoeg onbezet, terwijl in andere opvangplaatsen mensen moesten worden geweigerd. Wat deze winter betreft, kondigde de Federale Regering op 18 november al aan opnieuw in opvang in kazernes te voorzien, maar blijkens uw antwoord heeft dat noch de Federale Regering, noch u tot enig initiatief aangezet. Opnieuw is er dus een Mexican standoff: Vlaanderen en de federale overheid zitten elkaar aan te kijken, zonder dat iemand als eerste de stap zet. Ik vind dat vreemd, zeker omdat we na vorig jaar toch de nodige lessen hebben kunnen trekken.
Met betrekking tot het interfederale coördinatieplatform voor daklozenbeleid, dat op initiatief van de interministeriële werkgroep Winteropvang tot stand komt, liet u weten dat de bal opnieuw in het federale kamp ligt. De nieuwe regering heeft immers in haar Ontwerpverklaring over het algemeen beleid van begin december verklaard dat een samenwerkingsakkoord zou worden gesloten. U zou wachten op dat federale initiatief. Alweer vind ik dat het Vlaams Gewest zich te afwachtend opstelt. Ik ga akkoord om te stellen dat wij niet zelf de hele zaak moeten trekken, maar waarom moeten wij het bord helemaal afvegen omdat de nieuwe Federale Regering het heeft over een vaag voornemen om tot een akkoord te komen? Indien het vandaag nog maar april zou zijn en wij alle tijd zouden hebben om een solide akkoord uit te werken, zou dat logisch zijn. Maar het is al begin januari. In normale omstandigheden was het nu al opnieuw crisistijd in de daklozenopvang.
Wij mogen dus van geluk spreken dat de winter tot nu toe is meegevallen. Als we de winter van vorig jaar hadden herbeleefd, zouden wij volgens mij nu al de gevolgen dragen van de gebrekkige interfederale afspraken. Zowel op het vlak van de kazerneopvang als van de structurele coördinatie tussen alle betrokken beleidsniveaus had de Vlaamse overheid mijns inziens proactiever moeten optreden.
Hebt u reeds overlegd met de federale overheid over de problemen met de kazerneopvang voor daklozen tijdens de vorige winter? Zo ja, werden er afspraken gemaakt voor deze winter? Waarom vraagt de federale overheid vandaag geen ondersteuning voor en begeleiding van de opgevangen daklozen in de kazernes? Hebt u reeds contact opgenomen met de nieuwe Federale Regering over haar voornemen om een interfederaal totaalakkoord inzake daklozenopvang af te sluiten? Zo ja, is op dat vlak vooruitgang geboekt? Zo neen, bent u van mening dat de huidige interfederale samenwerking volstaat om tijdens deze winter alle mogelijke problemen op te vangen?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, minister, collega's, vooreerst aan iedereen mijn beste wensen voor het nieuwe jaar.
Ik sluit mij graag aan, want de bekommernis van de heer Hendrickx is terecht. In het verleden is hier al verschillende keren het debat over de daklozenproblematiek gevoerd. Steeds opnieuw moesten wij vaststellen dat wij te laat, niet proactief optreden. Vorig jaar was inderdaad de belofte geformuleerd om een initiatief te nemen na de zeer zware winter van 2010-2011. Vandaag is het inderdaad gelukkig nog niet zo erg, maar de winter is nog niet voorbij.
Ik wil van deze vraag ook gebruik maken om erop te wijzen dat vorige Vlaamse regeringen meermaals beloofd hebben om niet alleen werk te maken van de problematiek van de dakloosheid, maar ook van de thuisloosheid. We zijn intussen meer dan twee jaar ver in deze legislatuur, minister, en ik moet vaststellen dat er op dat vlak relatief weinig ondernomen is.
We hebben in het verleden in deze commissie een zeer interessante studie besproken, waarin een aantal interessante voorstellen werden geformuleerd. Dat is destijds omgevormd in een voorstel van resolutie. Ik wil erop aandringen, minister, dat u daar eens werk van maakt en met voorstellen komt.
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Voorzitter, minister, collegas, we hebben het hier in het verleden inderdaad al vaak gehad over dak- en thuisloosheid. Een van de meer recente vragen ging over de beleidsaanbevelingen uit het onderzoek van LUCAS over dak- en thuislozenproblematiek in Vlaanderen en hoe de minister die zou omzetten in meer concrete beleidsmaatregelen. Er werd toen gezegd dat er gestreefd werd naar de ontwikkeling van een monitoringsysteem voor thuislozenzorg, om een betere kijk te krijgen op de vraag en zo het aanbod beter te kunnen afstemmen op de vraag.
Minister, wat is de stand van zaken in de ontwikkeling van het monitoringinstrument voor de thuislozenzorg?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, de interministeriële conferentie Integratie in de samenleving actieplan dakloosheid heeft een laatste keer plaatsgevonden op 7 september 2011. Ondertussen werd op 30 november 2011, in opvolging van een beslissing van de vorige regering en op vraag van de toenmalige eerste minister, de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, een overleg opgestart over de opvangnetwerken in winteromstandigheden. Onder voorzitterschap van het crisiscentrum van Binnenlandse Zaken wordt de afstemming gecoördineerd tussen de vraag naar en het aanbod van nachtopvang en worden de mogelijkheden onderzocht om het aanbod van nachtopvang te verhogen op de ogenblikken dat de vraag en het aanbod niet meer corresponderen.
Tijdens de vergaderingen die tot op heden georganiseerd werden, werd er vanuit elk beleidsdomein een opsomming gegeven van de verschillende initiatieven die genomen worden en zullen worden genomen tijdens de winterperiode, van 1 december tot 31 maart. Tijdens dat overleg is vanuit het kabinet van de minister van Defensie nogmaals de beschikbaarheid van 237 bedden, verspreid over 8 kazernes, meegedeeld.
Het klopt dat er vanuit Defensie gesteld wordt dat de daklozen vergezeld moeten zijn van begeleiding en dat men vanuit Defensie niet kan instaan voor het vervoer van en naar de opvangplaats. In het geval er een acute nood aan nachtopvang ontstaat, verwacht ik dat hiervoor vanuit het crisiscentrum een oplossing wordt uitgewerkt.
Zoals weergegeven in de Ontwerpverklaring over het algemeen beleid, op bladzijde 157, werden er nog geen afspraken gemaakt met betrekking tot een samenwerkingsakkoord tussen de Federale Regering en de gemeenschappen en gewesten over de taken en verantwoordelijkheden van elk bevoegdheidsniveau inzake de opvang van daklozen. Ik verwacht hier inderdaad een initiatief van de Federale Regering binnen korte termijn. Mocht dat niet gebeuren, heb ik er uiteraard geen enkel probleem mee om zelf daarover te informeren. In die verklaring zult u lezen dat de Federale Regering aankondigt met de gemeenschappen en gewesten een samenwerkingsakkoord inzake daklozen te zullen afsluiten, teneinde de taken en de verantwoordelijkheden van elk bevoegdheidsniveau af te lijnen.
Ik neem aan dat u het ermee eens bent dat we geen voorstander moeten zijn van een Mexican standoff-principe. Dat is een situatie of conflict waarbij de kans klein is dat een van de betrokkenen aan het langste eind trekt. Het betreft vaak een confrontatie die voor alle betrokkenen gevaarlijk is en slecht kan aflopen.
Ik heb daarom zelf een aantal initiatieven genomen. Ik schets ze kort. In navolging van de brief die ik eind 2010 samen met mijn collegas Lieten, Bourgeois en Van den Bossche gericht heb aan de provincies, heb ik eind 2011 een overleg gehad met alle verschillende gedeputeerden van Welzijn. Vlaanderen kent immers een zeer breed en uitgebreid pallet aan opvang- en begeleidingsmogelijkheden voor dak- en thuislozen. Ik heb toen, met het oog op de winter, aan de gedeputeerden gevraagd om de verschillende initiatieven die in de provincie worden genomen naar aanleiding van de extreme weersomstandigheden, te inventariseren en om, indien dat aanbod niet zou volstaan, een overleg te organiseren met de betrokken organisatoren. Het is immers belangrijk dat er op gemeentelijk en intergemeentelijk niveau initiatieven worden genomen die de samenwerking ondersteunen en stimuleren tussen enerzijds lokale overheden en anderzijds lokale en regionale hulpverleningsorganisaties die actief zijn op het terrein van de dienst- en hulpverlening voor daklozen, huisvestingsactoren en vrijwilligersverenigingen.
Uit de eerste resultaten van die rondvraag blijkt dat er in zeer veel steden en gemeenten extra initiatieven genomen worden, zoals de organisatie van één centraal meldpunt, bijkomende nacht- en dagopvang, noodwoningen, materiële hulpverlening, bedeling van warme maaltijden, aandacht voor vereenzaamden en zwakke inwoners en noem maar op. We hebben daar dus een goed netwerk om dat op te volgen. De noden op het terrein kunnen worden beantwoord met een snelle reactie van de meest aangewezen actoren.
Bovendien subsidiëren we in Vlaanderen de centra voor algemeen welzijnswerk. Zij participeren actief aan de bijkomende initiatieven die deze winterperiode georganiseerd worden of kunnen worden. Daarnaast wordt er in veel steden, gemeenten en regios werk gemaakt van een lokale en regionale strategie in de aanpak van deze problematiek en beschikken heel wat OCMWs en gemeenten over verschillende opvanginitiatieven, zoals noodwoningen, transitwoningen enzovoort.
We hebben daar met de bevoegde gedeputeerden verschillende keren over vergaderd, en mijn inschatting is dat we alles moeten faciliteren opdat deze lokale actoren en samenwerkingsmodellen kansen krijgen. We mogen dat niet allemaal zomaar van bovenaf opleggen. De monitoring die wij daarvan doen, geeft op dit geval aan dat dat behoorlijk functioneert.
Binnen de Vlaamse Regering worden er ondertussen initiatieven ontwikkeld die in een breder beleidsperspectief passen en die in samenspraak met de betrokken ministers vorm krijgen. Het betreft hier onder andere de acties binnen het samenwerkingsprotocol Wonen-Welzijn. Ik werk samen met de sector dat wil zeggen: het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en de federatie, de VVSG en het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen al een tijdje aan een structurele oplossing voor de thuislozenproblematiek, zoals het onderzoek aanbodsverheldering thuislozenzorg en de ontwikkeling van een webapplicatie, een instrument om de integrale thuislozenzorg in kaart te brengen. We spreken ook over de afstemming tussen beschut, begeleid wonen in jongerenwelzijn, de gehandicaptensector en het algemeen welzijnswerk, de inventaris van good practices in de samenwerking tussen sectoren in de aanpak van de thuislozenproblematiek enzovoort.
Ik zal navragen hoe het concreet zit met het onderzoek rond aanbodsverheldering. U mag ervan uitgaan dat we met die partners gestaag voortgang proberen te maken in de ontwikkeling van het globale thuislozenbeleid.
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik noteer dat u verdere initiatieven verwacht van de Federale Regering. Als die er niet komen, wilt u zelf nog initiatieven nemen, naast het aantal initiatieven waarvan u al een uitgebreid overzicht hebt gegeven.
De voorzitter : Het incident is gesloten.