Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 10/01/2012
Vraag om uitleg van mevrouw Ulla Werbrouck tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de uitgaven op het vlak van drugsbeleid
- 687 (2011-2012)
Vraag om uitleg van de heer Peter Gysbrechts tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het rapport Drugs in cijfers III en het Vlaamse preventiebeleid
- 707 (2011-2012)
De voorzitter : Minister, collegas, ik wens iedereen een gelukkig nieuwjaar en vooral een goede gezondheid, voor u en heel uw gezin.
Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Voorzitter, minister, collegas, ook ik wil iedereen een gelukkig nieuwjaar en een heel goede gezondheid toewensen.
Ik wil even ingaan op de problematiek die recent nog aan bod is gekomen in deze commissie. Er werd toen ook gevraagd om er nog eens van gedachten over te wisselen zodra het rapport Drugs in Cijfers III definitief was.
In dat recente onderzoek van de UGent duiden de onderzoekers de totale overheidsuitgave ten aanzien van het Belgische drugsbeleid. Volgens het onderzoek bedroeg de totale uitgave voor 2008 een klein miljard euro, 975.085.793 euro om precies te zijn. Een zeer opvallende vaststelling in het onderzoek is dat meer dan de helft van die totale uitgave besteed wordt aan de behandeling van alcoholmisbruik en -verslaving. Dat is opmerkelijk, wetende dat alcohol een sociaal aanvaarde drug is.
Minister, een andere vaststelling die voor Vlaanderen heel belangrijk is, is dat minder dan 1,5 procent van de totale overheidsuitgave aangewend wordt voor de preventie van drugsmisbruik. De preventie is een Vlaamse bevoegdheid. Met betrekking tot de preventie van alcohol, en drugs in het algemeen, vermeldde u in antwoord op mijn schriftelijke vraag een aantal specifieke websites die een divers spectrum aan preventieve acties inherent aan deze problematiek bundelen, zoals www.vad.be, www.druglijn.be en nog enkele andere.
Daarnaast beschikken we in Vlaanderen ook over een specifieke Gezondheidsdoelstelling Middelengebruik. Daartoe werd het Vlaams actieplan inzake tabak, alcohol en drugs 2009-2015 opgemaakt, met het oog op de preventie van gezondheidsschade door middelengebruik. Bovendien stelde u in uw recente beleidsbrief Welzijn, Volksgezondheid en Gezin dat op het vlak van preventief gezondheidsbeleid het tabak-, alcohol- en drugsbeleid een van de prioriteiten is.
Die initiatieven geven aan dat in Vlaanderen zeker een aantal preventieve maatregelen ingericht zijn ter preventie van tabak-, alcohol- of drugsmisbruik. Zoals onderzoekster Freya Vander Laenen stelde, zou het te ver gaan om te zeggen dat het huidige beleid slecht of onbestaande is, maar het onderzoek moet wel een aanzet zijn om te bekijken of we wel voldoende aan preventie doen en of er zodoende geen extra middelen aan besteed dienen te worden.
Het is nu eenmaal algemeen geweten dat preventie een aantal voordelen oplevert. Normaal gezien is preventie goedkoper dan repressieve zorg, en tevens zorgt het in deze specifieke context voor bijkomende voordelen in de zin van gezondheids- en economische winsten. In die context mogen we dan ook niet blind blijven voor de constatering van de onderzoekers van de UGent.
Minister, ik had van u graag wat meer duiding gekregen over de evolutie van het budget ter preventie van alcohol-, tabak- en drugsgebruik van de laatste jaren in Vlaanderen. Kunt u deze evolutie duiden en het verloop ervan verklaren?
Bent u van mening dat er op dit ogenblik voldoende Vlaamse middelen geïnvesteerd worden ter preventie van het middelengebruik? Acht u zodoende bijkomende middelen en bijkomende maatregelen, specifiek ten aanzien van het alcoholmisbruik, niet wenselijk, nu blijkt dat deze drug voor dergelijke hoge kosten zorgt? Welke zienswijze hanteert u hierin?
In hoeverre spelen de activiteiten in het kader van het Vlaams actieplan inzake tabak, alcohol en drugs concreet in op deze problematiek? Werden deze activiteiten reeds tussentijds geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd? Werd er reeds werk gemaakt van de structurele inbedding van een aantal activiteiten?
In hoeverre speelt de oproep voor projecten die zich richten op de doelgroep gezinnen, in op deze specifieke problematiek? Werden de proefprojecten voor preventie bij allochtone jongeren reeds opgestart? Werden er extra middelen uitgetrokken voor de ondersteuning van het rookstopaanbod? Zo ja, om hoeveel extra middelen gaat het?
Welke stappen werden er reeds gezet om in het kader van een preventief gezondheidsbeleid een samenwerking op te zetten voor tabak-, alcohol- en drugspreventie? Wanneer verwacht u hierin een samenwerking te kunnen voltooien?
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Voorzitter, minister, collegas, ook ik verwijs naar de onderzoeksgroep van de vakgroep Strafrecht en Criminologie en het rapport Drugs in Cijfers III. Mevrouw Werbrouck heeft al uitgelegd wat het rapport wou doen: men wou naar een draaiboek gaan dat de verschillende overheden in ons land in staat moet stellen om hun overheidsuitgaven inzake het drugsbeleid te meten.
Het leverde boeiende, maar ook ontgoochelende resultaten op. Een eerste vaststelling is de kleinere rol die illegale drugs spelen in het geheel van alle drugs. Van de 975 miljoen euro die in 2008 op alle verschillende overheidsniveaus uitgegeven werd aan drugsbeleid, was slechts 392 miljoen euro bestemd voor illegale drugs. Ondanks het feit dat de maatschappelijke kost van legale drugs hoger ligt, kunnen we niet ontkennen dat vooral de illegale drugs meer aandacht krijgen op beleidsniveau.
De cijfers die hier naar buiten kwamen op het vlak van preventie, lagen naar mijn mening wel in het verlengde van wat we al langer weten, namelijk dat slechts een zeer beperkt deel van alle ingeschakelde middelen naar preventie gaat, ondanks het feit dat verschillende actoren de afgelopen jaren vragen om daar meer op in te zetten. Jaarlijks wordt er per Belg 91,41 euro uitgegeven aan drugsbeleid. Slecht 1,24 euro, of minder dan 2 procent, gaat naar preventie.
De Vlaamse minister van Welzijn is volgens ons een zeer goed geplaatst figuur als het over preventie gaat. Het rapport maakt duidelijk dat de overheid nog veel werk heeft om een grondig en coherent preventiebeleid uit te werken. Niet alleen op Vlaams niveau, ook op de andere niveaus kan het absoluut beter. Het draaiboek als uitloop van dit onderzoek kan hier eventueel een goed instrument zijn als aanzet om dat preventiebeleid te herzien.
Minister, welke conclusies trekt u uit het rapport op vlak van preventiebeleid? Zult u hier gevolg aan geven?
Wanneer wilt u zelf de oefening maken en het nieuwe meetinstrument toepassen? Wanneer mogen we daar resultaten van verwachten?
In hoeverre zal er wat veranderen aan de samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus na het rapport? Welke stappen zullen er worden ondernomen? Komt er een nieuw of aangepast drugsbeleid? Welke rol zal Vlaanderen daarin opnemen?
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Mevrouw Werbrouck en de heer Gysbrechts hebben zeker een punt. Wij wensen een betere samenwerking tussen de bevoegdheidsniveaus. Dat is echter het minimum. Drugspreventie- en bestrijding zou een homogeen bevoegdheidspakket moeten zijn.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, Vlaanderen geeft elk jaar zon 4,8 miljoen euro uit aan terugkerende subsidies voor de preventie van tabak, alcohol en drugs. Daar zitten de convenanten van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD), het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ), althans voor het aandeel over tabak, de alcohol- en drugpreventiewerkers in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cggs) en de loco-regionale gezondheidsoverleg en -organisaties (Logos), eveneens voor het aandeel over tabak, de convenanten voor spuitruil, en het aandeel van een aantal andere organisaties die werken op meerdere themas, bijvoorbeeld Domus Medica.
Bovenop dat bedrag investeren we sinds 2008 extra in de uitvoering van de krachtlijnen van het Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs 2009-2015. Dat plan is de uitvoering van een van onze gezondheidsdoelstellingen.
Van 2008 tot en met 2011 ging het om een totaal bijkomend bedrag van 3.875.000 euro aan vastleggingskredieten. Dat deze toch wel aanzienlijke extra inspanning in het kader van het actieplan niet zichtbaar is in Drugs in Cijfers III is logisch, aangezien daar wordt gewerkt met de effectieve betalingen die gebeurd zijn in 2008. Het actieplan is slechts van start gegaan in 2009.
Ik heb ook een overzicht van alle uitgaven die gebeurd zijn in het kader van dat actieplan. Dat overzicht wordt als bijlage aan dit verslag toegevoegd.
Ik ga er uiteraard ook mee akkoord dat er meer middelen moeten worden ingezet op preventie. Dat wordt ook zo bepaald in het Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs 2009-2015. De capaciteit voor uitvoering op het terrein wordt tussen 2009 en 2015 stapsgewijs uitgebreid. In de komende jaren wil ik dit plan, dat werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering, verder uitbouwen. Ik zal daarbij uiteraard rekening moeten houden met de budgettair moeilijke tijden.
Alle activiteiten in het kader van het actieplan zijn gericht op het behalen van de Vlaamse gezondheidsdoelstelling, namelijk het doen dalen van de gezondheidsschade door het gebruik van tabak, alcohol en drugs op bevolkingsniveau te doen dalen. De uitvoering van dat plan wordt begeleid door een Vlaamse werkgroep, waarin de voornaamste actoren uit het veld zijn vertegenwoordigd.
Het zou me te ver leiden om alle activiteiten die al gebeurd zijn in het kader van het actieplan te bespreken. Ik zal u er een aantal belangrijke opsommen.
Het project to Empower the Community in response to Alcohol Threats (ECAT), voor VAD en cgg, ondersteunt steden en gemeenten om een lokaal alcoholbeleid te ontwikkelen. Sinds 2008 werd dat drie keer projectmatig gefinancierd voor een totaal van 530.000 euro. De werking werd positief geëvalueerd.
De extra ondersteuning van bedrijven om een alcoholbeleid te ontwikkelen, in het kader van de cao 100, door VAD en ccg, werd sinds 2009 voor 290.000 euro gefinancierd. Ook die werking werd positief geëvalueerd.
Het project Lifeskills van De Sleutel, dat schoolteams traint om leerlingen weerbaarder te maken tegen tabak, alcohol en drugs, werd sinds 2008 voor in totaal 520.000 euro gefinan cierd. De werking kreeg positieve evaluaties. Eind vorig jaar werd een oproep gelanceerd voor een organisatie met terreinwerking. Het dossier van De Sleutel kwam als beste uit de procedure.
Het project rookstopregisseurs bij de Logos werd sinds 2008 gefinancierd voor in totaal 400.000 euro en had de bedoeling om het rookstopaanbod te coördineren en te promoten. Ook dat werd positief geëvalueerd.
Daarnaast wil ik er ook aan herinneren dat we de capaciteit van de alcohol- en drugpreventiewerkers in de ccgs structureel hebben uitgebreid met 250.000 euro per jaar.
In het kader van de oproep konden projecten worden ingediend die zich richten op het thema voeding en beweging, op het thema tabak, alcohol en drugs of op een combinatie van beide themas.
Rond tabak, alcohol en drugs werden uiteindelijk drie projecten geselecteerd: een rond het ontwikkelen van interactieve opvoedingsondersteuning rond deze themas voor 199.000 euro, een campagne in verband met tabak, alcohol en drugs en zwangerschap voor 76.000 euro en een project dat kinderen van ouders met een alcohol- of drugprobleem wil sensibiliseren om hulp te zoeken voor 56.000 euro. Er werd ook een project van 200.000 euro goedgekeurd dat de beide themas combineert: de ontwikkeling van een portaalsite waar ouders en intermediairen terechtkunnen met al hun opvoedingsvragen rond alcohol, tabak, drugs, voeding en beweging.
De proefprojecten voor preventie bij allochtone jongeren zijn, zoals gepland, opgestart in september 2011. Het project loopt tot februari 2013. Het budget bedraagt 227.000 euro. Voor de extra ondersteuning van rookstop op lokaal niveau werd in 2011 een bedrag van 145.000 euro vastgelegd. Er is ook een herhaling gepland van de actie 24 uur niet roken, voor een bedrag van 325.000 euro, dat lokale acties combineert met een Vlaamse campagne.
Een betere taakverdeling en samenwerking op het terrein is ook een van de krachtlijnen van het actieplan. In 2011 werd de taakafbakening geregeld tussen de Vlaamse actoren, de partnerorganisaties VIGeZ en VAD, de Logos en de preventiewerkers in de cggs. Het schema ziet er nu als volgt uit: in de nieuwe regeling worden de Logos verantwoordelijk voor de verspreiding van alle methodieken, niet alleen die van tabak, maar ook die van alcohol en drugs. Ze informeren en sensibiliseren de organisaties op het terrein om met die preventiemethodieken aan de slag te gaan. Is er voor de uitvoering van die methodiek specifieke ondersteuning nodig training, opleiding, advies op maat dan wordt dit voor alle middelen, dus ook voor tabak, opgenomen door de preventiewerkers in de cggs.
Wat de ondersteuning van de lokale besturen betreft, blijven de Logos verantwoordelijk voor de ondersteuning van het globale preventieve gezondheidsbeleid. Als er ondersteuning nodig is specifiek voor een beleid rond tabak, alcohol en drugs, dan verwijzen ze door naar de cgg-preventiewerkers. We hebben dus vrij duidelijke structuren aangebracht. Het heeft wat voeten in de aarde gehad, voor het zover was, maar uiteindelijk hebben we dan maar zelf de beslissing genomen.
Ik ben ervan overtuigd dat samenwerking op het vlak van de partnerorganisaties inzake middelengebruik beter kan en heb recent zowel VAD als VIGeZ uitgenodigd voor een gesprek. Er kunnen nog efficiëntiewinsten geboekt worden.
De conclusies van het rapport zijn voor mij geen verrassing. Ze bevestigen wat internationaal al lang geweten is. We wisten al lang dat alcoholgebruik veel meer kost aan de maatschappij dan illegale drugs en ook dat er een serieuze scheeftrekking is qua investering tussen de verschillende dimensies van de aanpak. Bij de gezondheidsconferentie van 2006 en het Vlaams actieplan 2009-2015 werd hiervan ook uitgegaan. Het is natuurlijk wel een meerwaarde dat we nu over een instrument kunnen beschikken dat ons specifieke cijfers geeft in de Belgische en Vlaamse context, maar ik zie op zich geen reden om iets fundamenteels te veranderen aan de krachtlijnen van het beleid die zijn opgenomen in het actieplan.
Een van die krachtlijnen is dat de structurele investering in preventie stapsgewijs moet worden opgetrokken, en dat er op het einde van de rit in 2015 een betekenisvolle extra investering moet zijn. Mijn eerste ambitie is om dit groeipad te kunnen aanhouden, maar mogelijk zal ik hierbij rekening moeten houden met de zeer moeilijke budgettaire context. Dat is een gegeven, maar we proberen het groeipad waar te maken.
De Vlaamse overheid heeft al gezegd bereid te zijn om mee te stappen in het gebruik van het meetinstrument. Er zijn wel nog enkele methodologische kwesties die we willen uitklaren met de onderzoekers. Zo wordt er volgens ons momenteel te weinig rekening gehouden met de investeringen in geïntegreerde preventie. Daarmee bedoel ik bijvoorbeeld de investeringen in een gezondheidsbeleid op school, dat verschillende themas opneemt en dus ruimer is dan enkel tabak, alcohol of drugs. Je kunt niet aan de ene kant heel de tijd pleiten voor een meer geïntegreerde aanpak, en dan aan de andere kant in je meetinstrument vooral de nadruk leggen op heel specifieke kosten en tijdelijke projecten.
Ik heb begrepen dat er op het niveau van de Algemene Cel Drugs zal worden afgesproken hoe en wanneer het nieuwe meetinstrument operationeel wordt. Inhoudelijk moet dat in principe snel kunnen, maar we mogen niet vergeten dat dit soort van activiteiten ook een tijdsinvestering vraagt van heel wat mensen en dat moet ook ingecalculeerd worden.
In het kader van de staatshervorming is afgesproken dat het federaal Fonds ter Bestrijding van Verslavingen, en de gespecialiseerde drughulpverlening met een RIZIV-conventie, naar de deelstaten worden overgeheveld. De principes die nu in het actieplan staan, zullen we niet overboord gooien. Er zal nog altijd meer en beter moeten worden samengewerkt. Ik ga er ook van uit dat het financieel groeipad voor preventie moet worden gehandhaafd.
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben ervan overtuigd dat het uitgebrachte rapport een aanzet moet zijn om een discussie te voeren en het niet te negeren. Er zijn goede initiatieven bezig, zoals bijvoorbeeld De Sleutel. Ik heb het al bezocht en het is inderdaad een heel mooi project.
Preventie is voor mij heel belangrijk, want dat is voor mij genezen: het niet nemen van alcohol of drugs. De mensen die het wel nemen de zieke mensen zal ik maar zeggen , willen niet genezen. Ze hebben een soort comfortabel genot van een ziekte. We moeten daar zwaar op inzetten. Preventie moet dus zeker gehandhaafd of zelfs vermeerderd worden.
Mensen uit de sector zeggen mij dat er te weinig preventief wordt opgetreden. Het budget is sinds 2005 meer dan gehalveerd. U hebt daarover een toelichting gegeven waaruit ik afleid dat die mensen het verkeerd hebben begrepen en appelen met peren hebben vergeleken.
Enkele jaren geleden schatte men het aantal mensen met een zwaar alcoholprobleem op 200.000. Vandaag zouden dat er driemaal meer zijn. Zou het kunnen dat ook het drugsprobleem is onderschat? Enkele jaren geleden waren er volgens een schatting 20.000 problematische drugsgebruikers. Moet dat cijfer ook met drie worden vermenigvuldigd, of bleef het constant? Ik ben ten slotte erg blij dat u sterk inzet op de aanpak van problemen bij allochtone jongeren. Doelgerichte preventie is erg nodig, dat moet in het beleid centraal staan.
De heer Peter Gysbrechts : Ik dank de minister voor het antwoord. In het antwoord op de eerste vraag zegt u dat u de krachtlijnen van het rapport zelf niet zult wijzigen. Ik heb daar geen problemen mee, want dat lijkt mij niet nodig. Het is wel nuttig om u te horen zeggen dat eraan werd gedacht om de middelen voor preventie te verhogen, uiteraard rekening houdend met de mogelijkheden.
Ik ben benieuwd wat de oefening met het nieuwe meetinstrument oplevert. Ik hoop dat de zaken die nog moeten worden uitgeklaard, snel worden weggewerkt en dat wij spoedig resultaten kunnen verwachten. Wij zullen dat blijven opvolgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.