Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 19/01/2012
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over het busvervoer in het licht van de maximumfactuur in het onderwijs
- 697 (2011-2012)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, om de kosteloosheid van het basisonderwijs te garanderen is in het Vlaams onderwijs een maximumfactuur ingevoerd. Daardoor is er een plafond op het totaal aan financiële bijdragen dat de school aan ouders kan vragen.
Bij de evaluatie van dat systeem is duidelijk gebleken dat het voor scholen zeer moeilijk is om hun pedagogisch aanbod op peil te houden zonder het bedrag van de maximumfactuur te overschrijden. Dat blijkt duidelijk uit het verslag van het Rekenhof over de kostenbeheersing in het basisonderwijs, maar ook bijvoorbeeld uit het rapport van de focusgroepen met ouders.
Om die reden heeft het Vlaams Parlement eind december 2011 een decretale aanpassing doorgevoerd voor deze maximumfactuur waardoor een kleine verhoging mogelijk is.
Een specifiek probleem, en dat is ook de aanleiding van mijn vraag in deze commissie, blijft het intern schoolvervoer, vooral dan in landelijke gebieden en de rand van stedelijke agglomeraties. Ik citeer even uit het tijdschrift Forum van januari, een gezaghebbend blad van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO) voor wat betreft het basisonderwijs: Landelijke scholen die ver gelegen zijn van sportinfrastructuur, culturele centra of openbaar vervoer, ondervinden dat de vervoerskosten zwaar op hun uitgaven drukken. Het Vlor-advies heeft die zorgen eveneens verwoord en vraagt dat de Vlaamse overheid voor het probleem van het intern busvervoer een oplossing zou zoeken.
Intern busvervoer is bijvoorbeeld het vervoer naar het zwembad en het vervoer voor kleine culturele uitstappen.
De minister van Onderwijs heeft heel specifiek voor dit probleem doorverwezen naar u. Dit is geen probleem voor een minister van Onderwijs maar voor een minister van Mobiliteit. Wanneer men me dat vijfmaal zegt in een bepaalde discussie, dan ben ik verplicht om me daar verder over te informeren en na te gaan of dat effectief het standpunt is van de Vlaamse Regering of veeleer een wensdroom van de minister van Onderwijs.
Minister, als de minister van Onderwijs zegt dat er overleg is met de minister van Mobiliteit, dan zou ik aan u willen vragen wat de stand van zaken is. Heeft dat overleg al plaatsgevonden? Zijn er intussen afspraken gemaakt over deze materie? Met welke resultaten? Wanneer kunnen die resultaten geïmplementeerd worden? Of gaat het hier om een gedachtegang van enkel de minister van Onderwijs?
Indien dat overleg nog niet heeft plaatsgevonden, zou ik toch graag uw standpunt kennen. Ziet u heil in de suggestie van uw collega om De Lijn schools busvervoer tegen kostprijs te laten aanbieden? Of ziet u andere mogelijkheden met De Lijn om dit intern vervoersprobleem van vooral het basisonderwijs in landelijke scholen op te lossen?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mijnheer De Meyer, u hebt het over een terecht probleem. Zes of zeven jaar geleden hebben we daar in de commissie Ruimtelijke Ordening al gezamenlijk initiatieven over genomen naar aanleiding van het schoolzwemmen. Het spreekt in uw voordeel dat u de problematiek niet bent vergeten en die in deze commissie opnieuw ter sprake brengt.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Mijnheer De Meyer, er is overleg geweest met minister Smet. Het eerste overleg heeft plaatsgevonden op maandag 12 december 2011. We hebben toen afgesproken dat we samen zouden bekijken op welke manier de Lijn een antwoord kan bieden op die vraag om busvervoer tegen kostprijs uit te voeren van en naar het zwembad en ook voor kleine, niet-meerdaagse culturele uitstappen.
Op 13 december 2011 heb ik aan De Lijn gevraagd om alle nodige informatie te verschaffen, onder andere over het aantal uitgevoerde ritten, de kostprijs en de werkwijze. De Lijn is momenteel bezig met het verzamelen van die informatie. Over vier weken zou dat materiaal beschikbaar zijn. Eind februari zouden we dus een precies zicht hebben op de omvang van de operatie. Ik plan eind februari dan ook een nieuw overleg met minister Smet. Dit is iets waarin we samen tot een oplossing moeten proberen te komen.
Ik kan u vandaag nog niet zeggen wat die oplossing zal zijn. Ik heb uit de teneur van uw vraag echter begrepen dat u wilde weten of we daar effectief mee bezig zijn. Mijn antwoord daarop is positief, maar ik wil toch een precies zicht krijgen op wat dat nu betekent. Het gaat om een vervoer tegen kostprijs. Dan moeten we ook weten wat de juiste kostprijs is en hoe daar mensen en materiaal voor vrijgemaakt kunnen worden.
Dit wordt dus vervolgd, maar niet zonder datum.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de stappen die u intussen hebt gezet. De teneur van mijn vraag is uiteraard oplossingsgericht. Ik hoop dat we een oplossing kunnen vinden voor de basisscholen tegen 1 september van dit jaar. Ik heb begrepen dat u eind februari of begin maart over meer gegevens zult beschikken. Het zou vriendelijk zijn indien u ons die gegevens of een samenvatting daarvan ter beschikking zou kunnen stellen.
Voorzitter, ik zal hier na Pasen opnieuw een vraag over stellen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.