Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 12/01/2012
Vraag om uitleg van de heer Matthias Diependaele tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over door waterstof aangedreven wagens
- 694 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, ik wil mijn vraag om uitleg eerst even situeren. We weten allemaal dat innovatie per definitie een voortschrijdend fenomeen is. Dat is logisch. Indien dat niet het geval zou zijn, zouden we dat geld bijvoorbeeld evengoed aan cultuur kunnen besteden. We zouden het dan immers niet voor het innovatiebeleid nodig hebben.
We moeten er echter voor zorgen dat dit geld steeds op de juiste manier wordt ingezet. Ik houd hier geen pleidooi om in andere zaken te investeren. Ik vind enkel dat we voelsprieten moeten gebruiken om na te gaan of we eventueel op nieuwe ontwikkelingen en fenomenen in de wetenschappelijke wereld kunnen inspelen. We moeten nagaan wat waardevol voor Vlaanderen zou kunnen zijn en wat een maatschappelijk-economische meerwaarde zou kunnen hebben.
Mijn vraag om uitleg gaat over autos die door waterstof worden aangedreven en over het gebruik van waterstof voor bewegingsmotoren voor autos en andere voertuigen. De autoconstructeurs spelen steeds vaker in op de nood om een milieuvriendelijk voertuig te ontwerpen. Ze experimenteren, naast de elektrische wagen, onder meer ook met waterstof.
Het grootste voordeel van wagens die door waterstof worden aangedreven, is het feit dat enkel waterdamp wordt uitgestoten. Daarnaast is waterstof haast onuitputtelijk. Het probleem van de beperkte voorraden van fossiele brandstoffen is dan ook niet van toepassing. Aangezien een waterstofwagen door een elektromotor wordt aangedreven, is dit voertuig, net als een elektrische wagen, enorm stil.
Een gevolg hiervan is dat beide soorten voertuigen complementair zijn. De aandrijflijn van waterstofaangedreven voertuigen is volledig elektrisch. Ik neem aan dat een combinatie tussen elektrische voertuigen met een oplaadplug-in en voertuigen met een motor op waterstof ook mogelijk is.
Aan deze technologie zijn echter ook nadelen verbonden. Indien de waterstof niet wordt gecomprimeerd, zou in de wagens een enorme waterstoftank moeten worden geïnstalleerd. Het gecomprimeerde gas is echter niet risicovrij. Onderzoekers ontwikkelen momenteel nog veilige technieken om, bijvoorbeeld, het ontploffingsgevaar bij ongevallen te vermijden. LPG had hetzelfde probleem. Er is heel hard gewerkt om dat veiliger te maken.
Ten tweede zijn er op dit moment nog weinig of geen publieke tankstations waar waterstof getankt kan worden. Dat is ongeveer hetzelfde probleem als de laadpalen, waarvoor we aan een oplossing werken.
Het Vlaams Parlement vestigde ook al aandacht op deze energiebron. In het voorstel van resolutie nummer 964 van 11 februari 2011 betreffende het promoten van slimme en groene voertuigen en een slimme en groene voertuigenindustrie in Vlaanderen, stond bijvoorbeeld: Ook andere technologieën mogen echter niet over het hoofd worden gezien, denken we bijvoorbeeld maar aan waterstof.
Momenteel slaan verschillende projectpartners de handen in elkaar om de Grensregio Vlaanderen-Nederland uit te bouwen tot een Europese topregio op het vlak van waterstof. Zo is er bijvoorbeeld WaterstofNet, met onder andere het project Waterstofregio Vlaanderen-Zuid-Nederland, dat werd goedgekeurd binnen het Interreg IV-programma. Met een budget van 14 miljoen euro richt dit platform zich op resultaten in de vorm van concrete projecten zoals de uitbouw van waterstofinfrastructuur.
Ook op de private markt is een en ander in beweging. Zo zijn er onder meer initiatieven ontstaan rond het produceren, comprimeren, opslaan en verdelen van waterstofgas. Enkel voertuigen die speciaal ontworpen zijn voor het gebruik van waterstofgas als energiedrager kunnen hier gebruik van maken. Momenteel is er nog geen commercialisering van dit fenomeen.
Minister, u bezorgde mij een stand van zaken over de ontwikkelingen van deze technologie in Vlaanderen in uw antwoord nummer 20 van 10 oktober 2011. Ik wil u echter nog een paar bijkomende vragen stellen.
Minister, ziet u waterstof als een potentieel valabel alternatief voor aandrijving? Dat is dan op de lange termijn natuurlijk. Het is meer een aanvoelen van hoe we moeten reageren met de informatie die we op dit moment hebben. Denkt u dat het een goede keuze zou zijn op basis van de huidige gegevens om hier middelen op in te zetten? Een vraag die hieraan voorafgaat, is: hebben we al voldoende gegevens om er überhaupt over te oordelen? Zoals gezegd plaats ik mijn vraag in dit kader.
Voor de markt van personenvoertuigen op waterstof vinden in Vlaanderen momenteel geen ontwikkelingen plaats. Volgens de studie van McKinsey, waar u ook naar hebt verwezen in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, wordt commercialisering van dit type voertuig reeds in 2015 verwacht, na de intrede van elektrische voertuigen die nu op til is. Vlaanderen bezit nu al de nodige kennis en produceert al enkele kerncomponenten die in de toekomst aan belang zullen winnen. Welke maatregelen kunnen er worden genomen om ook op de trein van het personenvervoer op basis van waterstof te springen?
Via onder andere WaterstofNet kan Vlaanderen samen met Nederland en met hulp van Europa, een voortrekkersrol vervullen. Hoe verloopt het overleg met de Nederlandse regering? Wat zijn de mogelijkheden binnen deze samenwerking? Welke steun kan er vanuit Europa komen?
Worden private initiatieven vanuit de Vlaamse overheid ondersteund? Op welke manier kan dit in de toekomst uitgebreid en verbeterd worden?
Zoals gesteld zijn elektrisch en waterstofaangedreven voertuigen op zich complementair. Zo wordt er bijvoorbeeld in het kader van de proeftuin voor elektrische voertuigen onderzoek gedaan naar een range extender op basis van waterstoftechnologie, waarmee de actieradius van elektrische voertuigen kan worden uitgebreid. We hebben het over de range extender ook al gehad, waarbij de consument nog het grootste voorbehoud maakt bij elektrische wagens, waar we iets aan moeten doen. Welke andere initiatieven kunnen worden onderzocht en aangemoedigd door de Vlaamse overheid om deze kruisbestuiving te bewerkstelligen?
Minister, laat duidelijk zijn dat het vooral mijn bezorgdheid is dat ik het gevoelen heb dat we bij de elektrische wagen al een beetje achterophinken. Ik weet dat er inspanningen worden gedaan en ik ondersteun die, maar ik vrees dat we daarbij net iets achterlopen. Ik heb ook al gezegd dat het ons de kans geeft om te leren van buitenlandse voorbeelden en om niet dezelfde fouten te maken en het geld twee keer uit te geven.
Ik wil met deze vraag aangeven dat we ervoor moeten zorgen dat als die technologie bepaalde toekomstkansen heeft, we daar op tijd moeten op inpikken. Dat is vooral mijn bezorgdheid.
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Diependaele, en wel om de volgende reden. Wij investeren op dit moment heel veel in windenergie, net als alle Europese landen, want er zijn doelstellingen vooropgezet. Er is een Nederlandse studie verschenen die daar kritische kanttekeningen bij maakt omdat men backupcapaciteit nodig heeft van elektriciteit die anders wordt opgewekt omdat windenergie niet op constante wijze wordt geproduceerd en de elektriciteit die eruit voortkomt, niet kan worden opgeslagen.
Men kan wel waterstof opslaan. Wanneer men een stuk van die windenergie zou gebruiken om waterstof te produceren en dan verder zou gaan met een waterstofaangedreven wagen, dan heeft men deels een win-winsituatie.
Een flink aantal jaren geleden is er een conferentie georganiseerd met mensen uit het werkveld waarbij de automobielsector zelf stelde dat men in de komende jaren het naast elkaar bestaan van verschillende technologieën zou zien. Ik denk inderdaad dat we niet op één bepaald alternatief moeten inzetten, maar de kans moeten geven aan bepaalde alternatieven. Er zijn door bepaalde constructeurs reeds waterstofaangedreven wagens ontwikkeld. Ik ga de namen niet noemen, ik ken ze wel, maar het is niet de bedoeling dat wij als parlementsleden ons voor deze of gene kar laten spannen. Ik had ook graag de mening van de minister ter zake gehoord.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, minister, ik verwijs naar de discussie die we al gevoerd hebben rond de resolutie die ikzelf had ingediend over de bevordering van elektrische voertuigen en de resolutie die opgemaakt is met alle partijen over de promotie van groene voertuigen. In die discussie hebben we een grote inventaris gemaakt van de verschillende mogelijkheden. Er zijn niet alleen de puur elektrische voertuigen, maar ook de voertuigen die aangedreven worden door waterstof. Ook Compressed Natural Gas (CNG) is een alternatief. Er zijn op verschillende vlakken zaken bezig.
Het is belangrijk om een keuze te maken en er een lijn in te trekken. Een van de interessantste pistes is de piste van voertuigen op basis van waterstof. Er zijn al een aantal initiatieven genomen. Ik dacht dat ook De Lijn waterstofbussen heeft. Ik krijg ook signalen van mensen die daarmee bezig zijn, dat er onduidelijkheid is over waar men naartoe wil. Men wil zekerheid over ondersteuning. Mijn fractie vraagt ook welke weg u op wilt met de waterstofaangedreven voertuigen.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, collegas, ik was eerst niet van plan om het woord te voeren, maar ik voel me toch aangesproken door de bijgevoegde vragen.
Net zoals mevrouw Moerman denk ik dat waterstoftechnologie een heel belangrijk sluitstuk zou kunnen zijn van het smart grid-verhaal. In de mate dat je afstapt van heel gecentraliseerde en lineaire productie grote centrales van fossiele of nucleaire brandstof en je meer gaat naar minder voorspelbare gedecentraliseerde productie, zou het kunnen dat je op een bepaald moment op een bepaalde plaats een piekproductie hebt die je niet kunt wegmoffelen zoals je olie of gas wel kunt affakkelen. Waterstoftechnologie zou een sluitstuk kunnen zijn in het smart grid-verhaal.
Ik denk dat het belangrijk is en ik heb het ook tussen de lijnen bij mevrouw Moerman gehoord om een soort technologische neutraliteit na te streven. In de eerste fase waar verschillende ontwikkelingen bezig zijn, mogen we niet kiezen voor één bepaald model, net zoals je voor die concrete toepassing, collega Diependaele, misschien niet alleen moet focussen op de elektrische wagen. U koppelt die twee. Een van de nadelen van de bestaande technologie in zijn huidige situatie, is de omvang, wat maakt dat de brandstofcellen vrij moeilijk te implementeren zijn in zijn wagens. Daarom is ook de toepassing in bussen bijvoorbeeld verder gevorderd: het volume van een bus is groter en laat ook toe om grotere cellen op te nemen.
Een van de dingen die onderbelicht zijn, is de binnenvaart waar je wel een groot volume hebt. Binnenvaart is de meer duurzame vorm van goederentransport. Sommigen zien er zelfs toepassingen voor personentransport in. Binnenvaart is natuurlijk ook wel vervuilend. De zware fuel is niet echt CO2-neutraal. Ik vraag me af of er hier ook geen mogelijkheid ligt. De schepen liggen ook vaak langere tijd aan een kade. Er zijn kruisbestuivingen mogelijk.
Ik vraag dus aandacht voor andere toepassingen dan alleen maar nagaan hoe we zo snel mogelijk brandstofcellen krijgen in een al dan niet hybride auto.
Mevrouw Patricia Ceysens : Destijds heb ik het regionet Waterstof opgericht waarin toch belangrijke bedrijven zoals Solvay geïnteresseerd waren en die projecten hebben gedaan. Misschien zit het in uw antwoord. Het is een uitgelezen consortium van bedrijven in Vlaanderen dat bezig is met waterstof.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, collegas, ik wil u zeker de stand van zaken geven voor zover wij die kennen en ook meteen zeggen dat ik zelf heel sterk die ontwikkelingen ondersteun. Het is geen keuze tussen of-of, integendeel. We hebben in Vlaanderen op technologisch en industrieel vlak een aantal belangrijke partners die wereldwijd heel wat competenties hebben en samen kunnen innoveren en elkaar aanvullen.
Er zijn heel wat projecten bezig die we via de verschillende kanalen ondersteunen. Ik geef een overzicht. In de proeftuin Elektrische voertuigen maken we zeker geen keuze voor de ene of de andere technologie. Heel wat open vragen over consumenten, batterijen, businessmodellen die voor elektrische voertuigen gelden, gelden ook voor voertuigen waar brandstofcellen zouden worden ingebouwd. In die zin is het complementair. Alles wat daar gebeurt, kan informatie aanreiken. Tegelijk sluit het gebruik van waterstof als range extender ook perfect aan. Het is niet dat de aandacht verslapt, integendeel. We zetten in op de verschillende fronten en de informatie van de verschillende fronten dient om elkaar te ondersteunen.
Wat de range extenders betreft, lopen er een aantal projecten. De technische haalbaarheid is intussen aangetoond via een aantal demonstratieprojecten. Wereldwijd zijn er een paar honderd brandstofcelautos die in demonstratieprojecten verder worden uitgetest. Recent is er in Europa via het Fuel cells and Hydrogen Joint Undertaking-programma een eerste brandstofcelauto van Hyundai geleased om in Brussel als demonstratieproject rond te rijden.
In Vlaanderen zelf bestaat er nog geen demonstratieproject voor brandstofcelautos, maar er wordt wel gewerkt aan de randvoorwaarden ervan. Ik vertel u daar straks meer over. Vlaanderen is wel heel actief op het vlak van Early Markets voor waterstof. Het INTERREG IV-project Waterstofregio Vlaanderen Zuid-Nederland krijgt Vlaamse overheidsmiddelen, naast middelen van de industrie, Nederland en Europa. Het project is goed gestart.
Wij hebben unieke troeven, want wij hebben industriële partners die sterk betrokken zijn. Zoals de heer Watteeuw verwijs ik dan naar mijn verleden bij De Lijn. Samen met Van Hool hebben wij de mogelijkheid gecreëerd om een eerste brandstofcelbus te laten proefrijden in Vlaanderen. Vlaanderen nam het voortouw opdat men die eerste bus kon financieren. Inmiddels heeft Van Hool meer dan twintig brandstofcelbussen gebouwd en geleverd die in de VS in het normale circuit in gebruik zijn.
Solvay is een belangrijke partner die in samenwerking met Umicore in de Antwerpse haven de grootste brandstofcel op restwaterstof bouwt. Bij de productie van Solvay komt waterstof vrij, en die wordt zo gerecupereerd. Hydrogenics in Oevel behoort tot de wereldtop inzake productie van waterstof uit groene elektriciteit. Het bedrijf levert installaties aan onder meer Canada, de VS en Duitsland. Via het IWT worden een aantal dossiers gefinancierd om het bedrijf de kans te bieden de technologie voort te ontwikkelen.
Binnenkort zal een waterstoftankstation, dat in opdracht van WaterstofNet door Hydrogenics is gebouwd, bij Colruyt in Halle worden geïnstalleerd. Men zal er testen uitvoeren over de energiebevoorrading van heftrucks op waterstof. Het station zal ook worden gebruikt om de personenwagen op waterstof te bevoorraden, want die zal er komen tanken. De ervaringen met dit alles worden samengebracht in WaterstofNet. Dat is een goed platform van waaruit de industrie en de ontwikkelaars van technologie nieuwe projecten kunnen genereren.
In het kader van de clusterwerking is Vlaanderen ook lid van de raad van bestuur van Hydrogen Fuel Cells and Electromobility for European Regions (HyER). Daarin zetelen ook Londen, Nordrhein-Westfalen, Hamburg en Scandinavië. De samenwerking met Nederland in WaterstofNet loopt goed. Zo is de bouw van die brandstofcel van Solvay ten dele het gevolg van die samenwerking. Die samenwerking gebeurt ook met de bedrijven Netstek en MTSA.
Ook het INTERREG IV-project Waterstofregio Vlaanderen Zuid-Nederland zit op kruissnelheid. WaterstofNet zal in 2012 een waterstoftank met componenten van Hydrogenics in de regio Eindhoven-Helmond in bedrijf nemen. Zo komt er een sterke verankering van de interregionale samenwerking. Ook in het kader van Europese programmas werken de Vlaamse en Nederlandse actoren samen. Er worden nieuwe projecten uitgewerkt die hopelijk miljoenen euros aan subsidies zullen opleveren.
Via het Milieu en Energietechnologie Innovatie Platform (MIP) heeft de Vlaamse overheid een haalbaarheidsstudie voor een waterstof smart grid goedgekeurd. Colruyt, Hydrogenics en WaterstofNet zijn daarbij partners. Samen onderzoeken zij de technische en economische haalbaarheid van dat opslagmedium voor waterstof. Men staat nog maar aan het begin van dat ontwikkelingsproces. Complementair daaraan is bij Europa het project Development of a New Qualitative Innovative Concept of Hydrogen-based on-offshore Turbine opgestart. In dat zogenaamde Don Quichotproject zullen de bevindingen van ons waterstof smart grid-platform worden geïntegreerd. Naast de eigen investeringen voor de uitbouw van dat platform nemen wij zo indirect ook deel aan dat Europese project, en staan wij op de eerste lijn van de ontwikkelingen.
Onlangs is een ander Europees project, met de naam High Velocity, goedgekeurd. Daarbij worden veertien bussen in San Remo, Antwerpen en Aberdeen ingezet. Aan het project nemen vanuit Vlaanderen Van Hool, Solvay, De Lijn en WaterstofNet deel. Zo zijn wij op verschillende fronten actief. Naast de rol van waterstof en de proefprojecten is ook de rol van waterstof als opslagmedium een belangrijke troef. Ook hier mag ik zeggen dat er sterke belangstelling is voor die technologie vanuit Duitsland. Er is ook vanuit WaterstofNet verdere dialoog met een aantal Duitse partners.
Dit is ook zeker een van de onderwerpen die via het Transformatie, Innovatie en Acceleratie Fonds (TINA-Fonds) extra investeringsmiddelen mogelijk zou kunnen maken, indien het consortium van die industriële bedrijven en technologiepartners, die de voorbije jaren al heel wat hebben opgezet, verder zou kunnen evolueren. Er is zeker een mogelijkheid om via TINA extra kapitaal beschikbaar te maken voor concrete investeringsprojecten die door de partners mee aangedragen worden. Dan kunnen we daar ook nog andere Europese hefboomfinanciering gebruiken.
Ik wil duidelijk maken dat wij waterstof zeker niet uit het oog verliezen, integendeel. Wij hebben in ons kleine Vlaanderen belangrijke industriële partners die internationale topkennis hebben en die elkaar gevonden hebben. Wij zullen dat verder blijven steunen op de verschillende fronten.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, minister, collegas, de opmerking van de heer Van Malderen was natuurlijk zeer pertinent. Het moet over alle vormen van aandrijving gaan, waar dan ook toepasbaar. Mevrouw Moerman verwees ook al naar de windmolens.
Minister, het is een goede zaak dat we dat van dichtbij opvolgen, zoals u blijkbaar ook doet. Zou het in die zin mogelijk zijn om uw schriftelijke voorbereiding te krijgen, voor de opsomming van de projecten?
Minister Ingrid Lieten : Geen probleem.
De voorzitter : Het incident is gesloten.