Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 12/06/2012
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de klaverbladfinanciering en de toepassing ervan in Brussel
- 653 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, de financiering van de initiatieven in de lokale diensteneconomie verloopt volgens het principe van het klaverbladmodel. Het uitgangspunt hierbij is dat iedereen die baat heeft bij de aangeboden diensten, zijn of haar steentje bijdraagt om het geheel te betalen. Het model is flexibel opgevat. Er kunnen verschillende types klaverbladen ontstaan. Ik denk aan het beleidsdomein Sociale Economie, de federale tewerkstellingspremies, de financiering vanuit een bevoegd Vlaams beleidsdomein, klanteninkomsten en lokale cofinanciering.
Sociale Economie voorziet in een loonsubsidie voor de doelgroepwerknemers en een omkaderingspremie in functie van de opleiding en begeleiding. Daarnaast worden vanuit een bevoegd Vlaams beleidsdomein de buurt- en nabijheidsdiensten/initiatieven financieel ondersteund, bijvoorbeeld Welzijn voor buurtgerichte opvang, Sport voor buurtsportinitiatieven, Toerisme voor initiatieven rond sociaal toerisme enzovoort. Ook gewestbevoegdheden, zoals Wonen, komen hiervoor overigens in aanmerking. Hierbij moet iedere functionele minister zijn of haar verantwoordelijkheid opnemen.
Mijn vraag betreft vooral de toepassing van het decreet Lokale Diensteneconomie of projectoproepen die ermee te maken hebben in Brussel. Al vijf en een half jaar geleden werd het decreet besproken in de plenaire vergadering. Toen al wees mijn fractie op de problematische toepassing ervan in Brussel. De heer Laurys bracht het punt aan. Dit decreet levert namelijk problemen op voor de buurt- en nabijheidsdiensten in Brussel die uitsluitend of hoofdzakelijk actief zijn in het kader van gemeenschapsbevoegdheden.
Zo kan men in de toepassing van het actieplan flexibele en occasionele kinderopvang via de buurt- en nabijheidsdiensten bijkomende opvang organiseren. Alleen kan dit niet in Brussel, want het decreet regelt een gewestaangelegenheid. Eenzelfde probleem doet zich ook voor op andere welzijnsdomeinen zoals hulp aan huis voor bejaarden, zieken of gehandicapten.
Mijn fractie kaartte dit aan bij de toenmalige minister voor Sociale Economie, Kathleen Van Brempt. Zij antwoordde op de vraag van de heer Laurys: Wat Brussel betreft, heb ik ook in de commissie gezegd dat in artikel 1 staat dat het decreet een gewestbevoegdheid regelt. Dat is meteen een antwoord op de vraag waarom ik via dit decreet het probleem van Brussel niet kan oplossen. Ik ga in ieder geval de mensen samenbrengen, om na te gaan hoe we het kunnen oplossen. In het actieplan voor occasionele en flexibele kinderopvang hebben we dat niet gedaan via de weg van de sociale economie, want dat is een gewestbevoegdheid, maar minister Vervotte zal 5 percent van de middelen expliciet in Brussel investeren. ( ) Maar ik engageer me wel om het probleem nader te bekijken, om na te gaan hoe we kunnen trancheren. Op die manier is het actieplan voor occasionele en flexibele kinderopvang toch van toepassing geworden in Brussel.
Minister, kunt u een kort overzicht geven van de projecten binnen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die via dit decreet Lokale Diensteneconomie en dus via klaverbladfinanciering worden gefinancierd? Een voorbeeld is die occasionele en flexibele kinderopvang. Hoe worden de middelen hiervoor verdeeld? Wie kon hierop intekenen? Hoe werden deze projecten bekendgemaakt?
Bent u op de hoogte van bepaalde problemen rond de indiening van projectoproepen in het kader van klaverbladfinanciering vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Zijn er projecten die geen ingang hebben gevonden, zoals wel het geval was voor occasionele en flexibele kinderopvang? Hebt u hierover al contact gehad met uw administratie en met de VGC? Welke knelpunten stelt men hierbij vast? Welke oplossing wordt er geboden?
De voormalige minister van Sociale Economie ging mensen samenbrengen, om na te kijken hoe we dit kunnen oplossen. Ze had zich geëngageerd om het probleem nader te bekijken. Welke stappen zijn hier gezet? Kunt u aangeven wat hieruit is voortgekomen? Wordt er gedacht aan een oplossing om het decreet Lokale Diensteneconomie zo veel mogelijk toe te passen binnen Brussel?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche: Ik benadruk net als mijn voorganger Kathleen Van Brempt dat de lokale diensteneconomie een gewestbevoegdheid is. Dat heeft als zeer logisch gevolg dat er geen projecten Lokale Diensteneconomie in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in aanmerking komen voor steun vanuit het Vlaamse beleidsdomein Sociale Economie. Dat is eenvoudigweg zo. Daarnaast werden mij geen problemen gesignaleerd met betrekking tot de klaverbladfinanciering. Mocht u op de hoogte zijn van mensen met problemen, dan kunt u die aanmoedigen om mij een brief of e-mail te sturen. Ik ben er zeker niet van op de hoogte.
Inzake uw vraag naar een integrale oplossing, is er decretaal geen ruimte om buiten de gewestelijke grenzen te handelen. Vanuit mijn bevoegdheid kan ik dat voor Brussel niet financieren. De stappen naar overleg waar u naar verwijst en vraagt, aangekondigd door mevrouw Van Brempt, hebben wellicht betrekking op het actieplan flexibele en occasionele kinderopvang. Dat heeft een oplossing gevonden doordat de toepassing van de dienstverlening in het Brusselse is opgevangen binnen de gemeenschapsbevoegdheid kinderopvang. Dat is een oplossing die men altijd kan voorstaan. Ikzelf kan vanuit Sociale Economie een gewestbevoegdheid niet zomaar uitbreiden tot een ander gewest. Er is in Brussel namelijk ook iemand bevoegd voor dat domein, aan wie u zou kunnen voorstellen om daar het mooie voorbeeld van Vlaanderen te volgen.
Wat u wel altijd kunt doen, is aan de bevoegde ministers voorstellen om voor specifieke beleidsdomeinen, waarvoor het zinvol is dat in Brussel iets wordt opgestart dat gelijkaardig is aan wat in Vlaanderen is gebeurd, met Brussel te overleggen om een oplossing op maat te vinden zoals dat voor kinderopvang is gebeurd , al dan niet in samenwerking met Sociale Economie vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ik ben er voorstander van dat zo veel mogelijk mensen kunnen genieten van goed beleid, maar vanuit mijn bevoegdheid voor sociale economie kan ik daar niet voor zorgen.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, u weet ook dat sociale economie in de bijzondere wet niet als een gewestbevoegdheid wordt gedefinieerd. Men gaat er altijd van uit dat dat zo is, men stelt dat het zo is in decreten, maar de bijzonderde wet piept daar niet over. Sociale Economie is een soort instrumentele bevoegdheid en wordt ook niet onderverdeeld bij gemeenschapsbevoegdheden. Het zit tussen beide. We moeten project per project bekijken of er aan het domein Sociale Economie een gemeenschapsluik moet worden gekoppeld of niet.
Ik geef een concreet voorbeeld. In Brussel, Sint-Lambrechts-Woluwe, wordt een beschutte werkplaats, Kanunnik Triest, gefinancierd vanuit Sociale Economie. Dat is het mooiste bewijs dat Sociale Economie voor een deel gewestelijk is, maar ook deels een gemeenschapsbevoegdheid. Anders kunt u als minister van Sociale Economie Kanunnik Triest als beschutte werkplaats onmogelijk financieren. Dat gaat niet.
Ik heb het er altijd moeilijk mee dat Sociale Economie automatisch wordt gedefinieerd als een gewestmaterie. Dat klopt niet, de bijzondere wet zegt dat niet, het is een instrumentele bevoegdheid. Dit wil zeggen dat we geval per geval moeten bekijken of bepaalde aspecten in de regelgeving van Sociale Economie betrekking hebben op gewest- of gemeenschapsmaterie. Dat is een eerste belangrijk punt.
Ik heb gehoord dat er een heel interessante projectoproep preventieve gezinsondersteuning is geweest in een klaverbladfinanciering vanuit vijf beleidsdomeinen: Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Armoedebestrijding, Onderwijs en Sociale Economie. Het is een projectoproep die is gelanceerd voor initiatieven die een aanbod doen in het kader van integrale en laagdrempelige preventieve gezinsondersteuning. Van de beleidsdomeinen die ik opsomde, zijn er vier overduidelijk gemeenschapsgerelateerd, en de vijfde, Sociale Economie, wordt gemakshalve een gewestbevoegdheid genoemd, maar in mijn ogen zou elke keer moeten worden nagegaan of er geen gemeenschapsaangelegenheden aan gekoppeld zijn.
Die heel interessante projectoproep kan niet van toepassing worden gebracht in Brussel omdat een van de vijf beleidsdomeinen, Sociale Economie, van zichzelf zegt dat het een gewestbevoegdheid regelt. Dat is bijzonder jammer. We hebben een klaverbladfinanciering met vijf bevoegdheden, vier zijn probleemloos van toepassing binnen Brussel en van eentje moet worden nagegaan hoe het zit.
Dit is een voorbeeld van een klaverbladfinanciering die jammer genoeg niet heeft geleid tot de invulling van een bepaalde programmatie in Brussel omdat een van de vijf beleidsdomeinen een gewestmaterie is of van zichzelf zegt dat het zo is. Minister, ik verwijt u dat niet, dat wordt hier al jaren naar voren geschoven als een gewestmaterie, maar ik vind daar geen spoor van. Ik begrijp niet waarop men dat taxeert. Dat is wel belangrijk voor een aantal domeinen.
Klaverbladfinanciering inzake wonen en welzijn is helemaal anders. Wonen is een zuivere gewestbevoegdheid. Ik begrijp dat dat moeilijk van toepassing is in Brussel. Ik maak daar ook geen punt van, maar met sociale economie heb ik het altijd veel moeilijker, omdat het gaat over kwetsbare mensen. We weten dat die in Brussel massaal aanwezig zijn. Als er zulke interessante Vlaamse initiatieven worden gelanceerd ik steun die dan betreur ik dat ze in Brussel niet van toepassing zijn, terwijl we volgens mij in een grijze zone zitten van gewest- of gemeenschapbevoegdheid.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Ik zeg niet zomaar van mezelf dat het een gewestbevoegdheid is. De heer Cerexhe zegt in Brussel ook dat het een gewestbevoegdheid is, en dat hij bevoegd is. Hij doet er niet bijster veel mee, maar hij is wel bevoegd, en dat vindt hij zelf ook. De Raad van State vindt dat ook. De Raad van State heeft naar aanleiding van het nieuwe Ondersteuningsdecreet recent een advies geformuleerd, zeggende dat het gaat om een gewestbevoegdheid.
Ik begrijp dat u dat niet leuk vindt. Als het een gemeenschapsbevoegdheid was geweest, had ik meer middelen in Brussel kunnen investeren. Het is niet omdat de consequenties niet leuk zijn, dat u moet denken dat de waarheid anders is dan ze is. Het gaat om een gewestbevoegdheid. Het feit trouwens dat men bij de volgende staatshervorming allerlei zaken die op het federale niveau zitten, verder regionaliseert, wijst er toch op dat men ervan uitgaat dat die bevoegdheden zich bij de gewesten bevinden. Wat mij betreft, is de Raad van State het meest gezaghebbende orgaan om daar een uitspraak over te doen. Ik zeg dat niet van mezelf, anderen zeggen dat over mij.
In Brussel worden een aantal instellingen ondersteund vanuit Vlaanderen, door Sociale Economie. De reden daarvoor is eenvoudig: onder het oude decreet kregen die steun van Welzijn, en uiteindelijk is Sociale Economie bevoegd geworden. De steun voor die instellingen is niet zomaar geschrapt. Dat lijkt me ook logisch en billijk. Dat neemt echter niet weg dat Sociale Economie een gewestbevoegdheid is, en datgene wat nu daaronder ressorteert ook. Het is echter passend om niet van vandaag op morgen met een financiering te stoppen van initiatieven die eerder door Welzijn werden gefinancierd en die zijn overgeheveld. Dat is de exacte historische volgorde.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal het arrest van de Raad van State eens opzoeken en grondig lezen. Ik begrijp uw antwoord natuurlijk. Vandaag financiert u echter wel die beschutte werkplaatsen. Dat komt vanuit Welzijn, maar u financiert die wel. Vanuit uw bevoegdheid Wonen kunt u onmogelijk een aantal projecten in Brussel financieren. Dat gaat niet. Dat is ondenkbaar. Is dat dan geen aanwijzing dat die grens veel vager is dan bij andere beleidsdomeinen?
Minister Freya Van den Bossche : Als ik de grens exact zou bewaken, dan hebt u gelijk. Dan zou ik van vandaag op morgen moeten stoppen met het financieren van die initiatieven. Dat lijkt me niet wenselijk, maar dat neemt niet weg dat de bevoegdheden wel duidelijk zijn. Het is niet omdat dit is overgeheveld vanuit Welzijn, en wij deze kost blijven dragen omdat Vlaanderen die historisch financierde, dat mijn bevoegdheid van aard is veranderd.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.